Ga naar hoofdinhoud

De kaars is niet weg te denken uit onze kerken of uit onze omgeving. In Katholieke kerken, Oosters Orthodoxe kerken en steeds vaker ook in protestantse kerken, treffen we kaarsen aan. Maar ook in huiskamers en in restaurants zijn kaarsen volop te vinden.

Voordat de kaars werd uitgevonden gebruikte mensen olielampen. In de tempel van Jeruzalem kreeg de olielamp een bijzondere betekenis, we vinden dit bijvoorbeeld in 1 Samuel 3, 3: “De lamp van God was nog niet gedoofd en Samuël lag te slapen in het heiligdom van De Heer, waar de ark van God stond”. Zo brandt in de katholieke kerken bij het tabernakel de Godslamp-kaars als teken van Gods aanwezigheid in het Eucharistisch Brood.

Licht is in de Bijbel al aanwezig in de eerste verzen. Als God begint zegt Hij: “Er moet licht zijn” (Genesis 1, 3). Kaarsen hebben direct met licht te maken, het licht van de olielamp of de kaars moet de duisternis verdrijven. Dat verdrijven van de duisternis is de meest eigenlijke taak van de olielamp of de kaars. In de vieringen gaat het echter niet meer alleen om de duisternis in de ruimte, maar wordt het licht vooral een symbool; we hebben Gods licht nodig hebben om de duisternis in ons hart, in onze ziel, of nog breder, de duisternis in het leven, in de wereld, te verdrijven. Dat is ook de onderliggende betekenis wanneer mensen bij een stille tocht een kaarsje aansteken. Zo willen ze zich symbolisch verzetten tegen de duisternis die ze op dat moment ervaren.

In de liturgie is er nog een andere betekenis bijgekomen, de waakzaamheid. De brandende kaars staat symbool voor onze waakzaamheid, wanneer wij biddend waken bij de Heer. Zo komen we dichterbij een andere manier waarop in onze tijd de kaars wordt gebruikt. Veel mensen steken in de katholieke kerken een kaarsje aan bij Maria of Jozef of Antonius. Die kaars staat daar als symbool van ons gebed. We kunnen niet zelf heel lang daar blijven. De kaars blijft daar wel een uur of langer branden. Die kaars staat tegelijk ook symbolisch voor een klein offer, het worden dan ook wel offerkaarsen genoemd. Je geeft iets prijs (een klein bedrag) om God duidelijk te maken dat je gebed serieus is, dat je echt je dankbaarheid wilt tonen of vragen dat de heiligen voor ons bidden.

De grootste kaars in de kerken is de Paaskaars. Die wordt in de paasnacht ontstoken en staat symbool voor Christus. De verrezen Christus verdrijft de duisternis waarin de mensheid gevangen bleef. De paaskaars brandt in alle vieringen van de Paastijd. De gelovigen krijgen een kleine paaskaars die aan het vuur van de paaskaars wordt ontstoken. Het betekent dat zij zelf verrezen mensen moeten zijn, licht in de wereld. Dat komt terug tijdens het doopsel, dan wordt de doopkaars van de dopeling aan de paaskaars ontstoken. Bruidsparen ontsteken ook vaak een trouwkaars aan de paaskaars, als symbool dat zij het licht van Christus in hun huwelijk brandend willen houden. Zo staat de kaars uiteindelijk symbool voor onszelf.

Pastoor Michel Hagen
Oecumenisch blad OKe, Oegstgeest, december 2017.

Back To Top