Ga naar hoofdinhoud

We moeten voeten zijn van vreugdeboden: wij moeten, net als Willibrord, vreugdeboden zijn die de Blijde Boodschap opnieuw verkondigen en opnieuw kijken naar deze tijd met de vraag: Wat heeft deze tijd nodig?

Eucharistieviering in de parochie van de H. Augustinus, in de kerk van de Sint Willibrordus (Wassenaar), 5 november 2017, om 09.30 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

(Van oorspong was er geen geschreven preek, maar dit is de conversie van de audio van de preek)

Preek: A2017HWILLA

Homilie

Toen Willibrord, na (hoeveel zijn het er inmiddels?) dertien eeuwen geleden, hier vlakbij ergens aan land kwam met zijn gezellen en hier in dit platte land het Evangelie kwam verkondigen. Wat trof hij daar aan? Die vraag stel ik, omdat ik graag een vergelijking wil trekken tussen zijn tijd en onze tijd. Er zijn grote verschillen. Maar misschien zijn er ook meer overeenkomsten dan we zo één, twee, drie, zouden denken.

Ik denk met name aan dit. Onze tijd wordt wel een postchristelijk tijdperk genoemd. Dat betekent dat de christelijke cultuur die hier eeuwen heeft geheerst en waar Willibrord een grote bijdrage aan heeft geleverd, dat die cultuur grotendeels voorbij is. Na die tijd krijgen we dus een postchristelijk tijdperk. Hoe was dat in de tijd van Willibrord?

Willibrord was niet de eerste missionaris in deze streken. Al in de vierde eeuw is in Limburg, in die omgeving, het christendom volop verkondigd en al volop aanwezig. Romeinse soldaten brachten het christendom reeds mee. Er waren ook hier al meerdere pogingen tot verkondiging geweest om het Evangelie te verkondigen in deze lage landen. Die waren min of meer succesvol. Ook hier waren dus gebieden in een soort postchristelijk tijdperk. Het Christendom was opgekomen en weer verdwenen en opnieuw opgekomen en opnieuw verdwenen.

Willibrord moest daar in een tijdperk, waarin het Christendom niet onbekend was maar werd afgewezen, opnieuw het geloof verkondigen. Willibrord besefte één ding heel goed: Als ik de leiders van ons volk niet mee krijg is het dweilen met de kraan open, dan kom ik niet verder. Zo heeft hij contact gezocht met de koning en met de heersers in dat gebied, met name Pepijn; met hem kon hij goed aan de slag. Ook zijn steun vanuit Rome was voor hem een enorme kracht. Hij zocht wegen in zijn tijd om de omgeving zo mee te krijgen dat het geloof kans van slagen had.

Kijken we nu naar onze tijd en manier van denken zoals bij de variatie op Psalm 96 van Oosterhuis, niet zo’n vrolijke toon, wel de antifoon die is vrolijk: “Zingen”. Hier klinkt een opdracht: Zingen moet je. Heel der aarde moet zingen. Wat moet je zingen? “Een nieuw lied”. Die antifoon slaat terug op de eerste lezing: Hoe lieflijk op de bergen de voeten van de vreugdebode die vrede meldt, goed nieuws verkondigt, die heil komt melden. Daar zit het woord Evangelie in verborgen, de Blijde Boodschap.

In onze tijd zou je meer naar de inhoud van die psalmvertaling kunnen kijken. Wat is er nog over van dat Christendom dat Willibrord heeft gebracht? Wij moeten opnieuw terug naar wat Willibrord heeft gedaan. We moeten voeten zijn van vreugdeboden, wij moeten vreugdeboden zijn die de Blijde Boodschap opnieuw verkondigen en opnieuw kijken naar deze tijd net als Willibrord, met de vraag: Wat heeft deze tijd nodig? Wat zijn de raakpunten, wat zijn de kansen, wat zijn de mogelijkheden? En ons niet laten weerhouden door wat de onmogelijkheden van deze tijd lijken te zijn en die zijn talloos. Het aantal krachten die een andere weg gaat is groot, maar dat was in zijn tijd ook zo, de oude goden leefden nog volop. Opnieuw voeten zijn van vreugdeboden, dragers van de Vreugdeboodschap.

De tweede lezing is voor ons als ambtsdragers wel een hele aardige, met name dat slot, dat is wel een opsteker voor ons natuurlijk: “Gehoorzaamt uw leiders en voegt u naar hen. Ze zijn dag en nacht in de weer voor uw heil.” (Nou ja … soms wel.) “Ze zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid. Zorg ervoor dat ze hun taak met voldoening kunnen vervullen. Als zij moeten zuchten en klagen zou dat voor u niet voordelig zijn”. Ik moest daar natuurlijk bij glimlachen. Maar de gedachte die daarachter schuilt is anders: Willen de geloofsverkondigers hun werk goed doen zodat hun werk een zegen is voor de gemeenschap dan vraagt dat die saamhorigheid waarmee ze samen voor hetzelfde staan, de neuzen in dezelfde richting wijzen. Hoe meer spanningen, hoe meer conflicten, des te stroever het wordt, des te meer tijd nodig je hebt voor dat soort zaken. Dan kom je eigenlijk niet meer toe aan datgene waar het om gaat. Mensen bij Christus brengen.

Wat we hier vandaag doen is letterlijk waar die tweede lezing mee begint: Gedenk uw leiders die u het eerste het Woord van God verkondigd hebben. Haal u weer hun leven en de afloop van hun leven voor de geest. Vandaag is dat Willibrord. Kunnen wij bij hem opnieuw in de leer gaan? Dat betekent niet dat we precies dezelfde methode gebruiken. Hij bracht ook een zekere kennis agrarische kennis mee. Ze deden goede dingen waarmee ze vertrouwen wekten bij de bevolking. Ze waren gesprekspartners voor de politiek van die dagen en ze brachten zinnige dingen in. Als wij dat vertalen naar onze tijd dan durf ik de vraag te stellen hoeveel van ons zijn nog werkelijk vanuit een Christelijke houding actief in de politiek? Stimuleren we jonge mensen nog om in de politiek actief te zijn? Want het is een terrein van de maatschappij waar veel van afhangt.

Wat kunnen we leren van Willibrord? Misschien de eerste regel van de eerste lezing: Vreugdeboden zijn als kenmerk. Wat onze kerken zouden moeten zijn; dat wij vriendelijke mensen zijn. Dat we zo met elkaar omgaan dat conflicten geen kans krijgen, of dat we die altijd opnieuw overwinnen, door de boel bij elkaar te houden in een sfeer van gemeenschappelijkheid die aanstekelijk werkt naar buiten. Maar bijzonder ook dat het een plek is waar wij God ontmoeten.

Als de buitenwereld de kern zoekt en alleen een sociale kerk ziet, dan bewonderen ze dat en dan kan het aantrekkelijk zijn voor hen die sociaal zijn ingesteld. Maar dat is niet het enige wat ze bij de kerk zoeken, ze willen dat een Kerk ook een geloofsgemeenschap is van mensen die weten wat ze geloven en waar ze voor staan. Die een getuigenis geeft van God, een getuigenis dat in onze tijd te weinig heeft geklonken.

Maar hoe doe je dat zonder drammerig te zijn, zonder iets te willen opleggen? Hoe doe je dat zo dat het vooral uitnodigend is, inspirerend, voedend, sterkend? We moeten steeds weer in de leer gaan bij Willibrord en de andere heiligen.

Als we naar het komende jaar kijken met een belangrijk proces van samenvoeging, een samen op weg gaan van de drie kerken hier in Wassenaar, de drie katholieke kerken, dan moet ook die belangrijke boodschap klinken. Dat we die saamhorigheid zo versterken zo voeden dat het meer en meer één gemeenschap wordt, een vitale aantrekkelijke gemeenschap voor heel de geloofsgemeenschap hier in Wassenaar waar ook nog altijd veel zoekers zijn. Dan mogen wij de voeten van vreugdeboden zijn die de zoekers de weg wijzen naar Gods kerk. Amen.

Back To Top