Ga naar hoofdinhoud

Een verhaal voor kinderen: De droom van Bartholomeus.

Eucharistieviering in de parochie van de H. Bartholomeus te Poeldijk, 23 augustus 2003, 19.00 uur (gezinsviering), door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: B2003DHJ21B-HBartgezin

Lezingen

E.L.: Deut. 4, 1-2. 6-8
T.L.: Jac. 1, 17-18. 21B-22. 27.
Ev.: Joh. 1, 45-51

Homilie

Wie van de kinderen wil hier komen zeggen waar hij of zij van droomt?

Vandaag wil ik het hebben over de droom van Bartholomeüs. Eerst vertel ik iets over hem zelf. Bartholomeüs had twee namen. Hij heette ook Nathanaël, die naam betekent: ‘Door God gegeven, ofwel geschenk van God’. Dat was de naam die zijn ouders hem hadden gegeven, en die ze het liefst gebruikten vanwege de mooie betekenis. Maar zijn opa en zijn vader waren ploeger geweest, zij ploegden het land, het waren sterke mannen, zoals Bartholomeus zelf ook was. Hij kon goed met de ossen en de ploeg overweg. Daarom noemden ze hem in het dorp meestal zoon van de ploeger: Bartholmai, later werd dat in de Latijnse taal Bartholomeüs.

Wij Nederlanders maken daar meestal een korte naam van en zeggen gewoon Bart. Misschien deden zijn vrienden dat ook wel, maar misschien noemden ze hem ook wel Natan, naar de mooie naam Natanael, die hij bij zijn geboorte had gekregen van zijn ouders, want zij vonden hem een echt geschenk van God.

Bart zat graag in de tuin van zijn vader achter het huis. Als hij gewerkt had en de zon begon al te zakken, dan ging hij het liefst in de tuin zitten. Zijn opa had daar vroeger allerlei bomen geplant. Er stonden olijfbomen, maar ook vijgenbomen. En aan de rand stonden nog verschillende druivenbomen, met genoeg druiven om na de oogst een paar flinke kruiken wijn van te maken. Daar was ook zijn lievelingsplekje, onder de grootste en de oudste van de vijgenbomen pal naast een paar mooie druivenbomen. Soms viel er zomaar een rijpe vijg in zijn schoot. En als de druiven rijp waren vond hij het heerlijk om zo wat te snoepen.

Zijn grote vriend Filippus kwam hem vaak opzoeken als hij daar zat. ‘Zo Bart, wat zit je weer te dromen?’ Dat vroeg Filippus wel eens als Bart met zijn ogen dicht van de avondzon zat te genieten. ‘Waar ik van droomde? Ik droomde van het beloofde land.’ ‘Hoezo beloofde land, daar wonen we toch al. Dit is toch het Beloofde Land, dat God aan onze Vader Abraham had beloofd?’ ‘Ja, dat weet ik wel, maar voor mij is dit pas echt het beloofde land als iedereen hier vrij kan leven. Het beloofde land is volgens mij niet alleen een stuk grond, dat je kunt ploegen of waar je bomen in kunt planten. De Romeinen zijn hier de baas. En we moeten soms meer vijgen en wijn aan hen afdragen, dan dat we zelf kunnen houden. Dan is dit volgens mij nog niet het Beloofde Land, zoals God het heeft bedoeld.’

‘Ik ben het met je eens’, zei Filippus, ‘Maar wees wel nuchter. Als de Romeinen ooit weg zijn, duurt het niet lang of we hebben weer oorlog met Samaria, of ze komen vanuit Perzië. Dat ideaal waar jij van droomt, is een droom. En dromen worden nooit waar’.

Die middag zat Bart weer onder zijn geliefde vijgenboom. Hij had de zaterdag ervoor in de synagoge uit de Bijbel horen lezen, een verhaal van de profeet Micha. Die profeet had ook een droom gehad en had die opgeschreven. Hij zei: ‘Eens zal God Zelf de leiding overnemen, net als eens in Egypte, God zal zorgen dat het rechtvaardig wordt in de wereld. Hij zal spreken tot koningen en Hij zal vrede brengen. Dan zal iedereen zitten onder zijn eigen druivenboom of zijn eigen vijgenboom. Niemand die hem meer laat schrikken, want God Zelf heeft dan zijn woord gesproken.’

Dat vond Bart een mooie tekst, het leek een beetje op de droom die hij zelf had. Juist als hij dat zit te overdenken komt Filippus naar hem toe. ‘Bart, ga mee, we hebben iemand gevonden die volgens ons de beloofde Messias is.’ ‘Joh, doe eens gewoon, hoe weet je nu dat Hij de Messias is. Er zijn er zoveel die zich voor Messias uitgeven.’ ‘Nee, echt waar’, zei Filippus. ‘Ken Je Simon, de visser, de Zoon van Jona. Die heeft het gezegd, hij is met zijn broer Andreas naar Hem toe gegaan. En ken je Jacobus, die is met zijn jongere broer Johannes ook naar Hem toegegaan. Je moet echt mee gaan en die man leren kennen. Hij is anders dan alle anderen. Als Hij je aankijkt, dan lijkt het wel of Hij door je heen kijkt. Niet verkeerd of zo, maar juist heel goed. Je hoeft voor Hem niets te verbergen. Hij weet het toch wel.’

Bart is opgestaan. Hij loopt mee en zegt. ‘Ik laat me niet zo snel overtuigen. Ik zal hem echt wel even uitproberen. Als er ook maar een schijntje bedrog in het spel is, dan prik ik er doorheen. Een Messias moet volkomen eerlijk zijn, de Messias moet een zoon van God zijn, een koningszoon.’

Tegelijk dacht Bart aan de droom van Micha, over de vijgenboom en over de wijnrank. Over de redding die God zou brengen. Zou dit echt degene zijn waar de profeet Micha van gedroomd had? Voor hij er erg in heeft komen ze bij het huis van Jezus, en nog voor hij iets kon zeggen, hoort hij de stem van die onbekende man, die tegen de anderen zegt: ‘Dat is waarlijk een zoon van Israël, in wie geen bedrog is.’ Bart staat helemaal paf en zegt: ‘Hoe kent U mij?’ Jezus gaf hem als antwoord: ‘Voordat Filippus je riep, zag ik je al onder de vijgenboom zitten’.

Toen wist Bart even niet meer hoe hij het had. Zijn geliefde plekje, waar hij zoveel had nagedacht, waar hij heerlijk kon wegdromen en waar hij zo goed had kunnen bidden. En hij dacht aan de synagoge, met de droom van de profeet Micha over de vijgenboom en de wijnrank en de redder die zou komen. Jezus had geen beter woord kunnen zeggen dat dit ene zinnetje. ‘Voordat Filippus je riep, zag ik je al onder de vijgenboom zitten’. Bart keek Jezus aan en zei: ‘Rabbi, U bent de Zoon van God. U bent de koning van Israël.’

Het leek even of Jezus lachte, maar het klonk toch ook ernstig, toen Hij zei: ‘Geloof je nu, omdat Ik je zei, dat Ik je onder de vijgenboom zag zitten? Let op: dit is nog maar het begin. Je zult grotere dingen zien dan deze. Ja, werkelijk, je zult de hemel open zien en de engelen van God zien opstijgen en neerdalen in dienst van de Mensenzoon’.

Toen Bart die avond naar huis ging, was hij stil. Hij had niet alles helemaal begrepen wat Jezus zei, maar dat hinderde hem niets. Dat komt nog wel. Het was allemaal zo wonderlijk en schijnbaar zo toevallig. Hij wil nog maar één ding. Hij wil met die Jezus meegaan, net als Petrus en Andreas, net als Jacobus en zijn broer Johannes. Als zijn vriend Filippus ook ja zegt, dan weet hij het wel. Dan is hij morgen al bij Jezus om zijn leerling te worden. Amen.

Back To Top