Ga naar hoofdinhoud

“Zal mijn geloof als een licht blijven branden en zal de Heer mij aan zijn feestmaal uitnodigen?” Hij heeft het geloof tot het einde toe bewaard, het is als een licht blijven branden.

Preek bij de uitvaart van Frederik Ambrosius Maria Somerwil, Ferry, op 29 december 2012 in de parochie van de H. Augustinus in de kerk van Sint Jozef te Wassenaar.

Van harte welkom, Wilma, familie, genodigden uit de gemeente en uit de andere kerken, vrienden, bekenden, parochianen, vandaag bij dit afscheid van Frederik Ambrosius Maria Somerwil, Ferry, emeritus pastoor Somerwil.

We waren hoopvol, misschien wat naïef, want de kanker kon geopereerd worden en er was mogelijk een geschikte chemo. Maar in het kerstnummer van de Gaffel schreef Ferry: Hoe zal ik advent en kerst mogen beleven? Op maandag 26 november moest de oncoloog mij vertellen dat de kanker in een aantal lymfeklieren is uitgezaaid en dat de lever zwaar is aangetast. Bij gevolg is de chemotherapie stop gezet. Ik moet rekenen met maanden en niet in jaren. Bij zijn ziekenzalving ontstaken we de derde kaars van de adventskrans. In de nacht van de vierde zondag van de Advent is Ferry overleden.

De Chemotherapie heeft hem niet gebaat, hij was veel zieker dan we dachten. Maar de vraag waarmee hij zijn artikel in de Gaffel eindigde kunnen we positief beantwoorden: “Zal mijn geloof als een licht blijven branden en zal de Heer mij aan zijn feestmaal uitnodigen?” Hij heeft het geloof tot het einde toe bewaard, het is als een licht blijven branden.

De paaskaars symboliseert dat licht van ons geloof, het licht van Christus die in de donkere paasnacht de boeien van de dood verbreekt. Het licht van de doopkaars waarmee zijn leven in de Kerk van Christus begon. Met dat licht willen we de kaarsen rond zijn baar aansteken. Daarbij zingen wij het lied aan het Licht.

Lezingen

Allerzielen
Jesaja 25,6a.7-9
Uit de profeet Jesaja:

Op die dag zal de HEER van de hemelse machten op deze berg een gastmaal aanrichten voor alle volkeren. Op deze berg zal Hij de sluier verscheuren die ligt over de volkeren en de doek die alle naties bedekt. God de HEER zal voor altijd de dood vernietigen; Hij zal de tranen van alle gezichten afwissen, en de schande van zijn volk wegnemen van heel de aarde. Want zo heeft de HEER besloten. Op die dag zal men zeggen: Dat is onze God. Wij hoopten op Hem en Hij heeft ons gered. Dit is de HEER op wie wij ons vertrouwen hadden gesteld: laat ons blij zijn en juichen om de redding die Hij ons heeft gebracht.

Psalm: GvL 130-I
Alleluia: GvL 258
Evangelie: Dood en verrijzenis van de Heer (Lc. 23,44-49. 24,1-6a).

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas:

Het was omtrent het zesde uur, er viel duisternis over heel de streek tot aan het negende uur toe doordat de zon geen licht meer gaf. Het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. Toen riep Jezus met luider stem: “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.” Nadat Hij dit gezegd had gaf Hij de geest. Op het zien van wat er gebeurd was, loofde de honderdman God en hij zei: “Deze mens was waarlijk een rechtvaardige.” Al het volk dat voor dat schouwspel samengestroomd was, keerde terug toen zij aanschouwd hadden wat er gebeurd was, en zij sloegen zich op de borst. Al zijn bekenden stonden op een afstand toe te zien; ook de vrouwen die Hem vanuit Galilea gevolgd waren. Op de eerste dag van de week gingen de vrouwen zeer vroeg in de morgen naar het graf, met de welriekende kruiden die zij klaar gemaakt hadden. Zij vonden de steen weggerold van het graf, gingen er binnen maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. Terwijl zij niet wisten wat daarvan te denken, stonden er plotseling twee mannen voor hen in een stralend wit kleed. Toen zij van schrik bevangen het hoofd naar de grond bogen, vroegen de mannen haar: “Waarom zoekt ge de levende onder de doden? Hij is niet hier, Hij is verrezen.”

Psalm 16 (GvL 16 II refrein 1)
Absoute: Vriendelijk licht dat heel de dag (GvL 645)

Preek

Een paar weken geleden vroeg Ferry mij om langs te komen en met hem een en ander door te spreken over zijn uitvaart. Het werd een ontspannen gesprek, want zoals altijd had hij alles nauwkeurig voorbereid. Hij had in zijn testament de lezingen voor de uitvaart, een enkel lied en wat psalmen laten vastleggen met de wens deze in de liturgie van de uitvaart op te nemen.

Hij had ook een paar boeken die hij me wilde nalaten en hij wilde graag een afspraak maken voor de ziekenzalving. Toen we zo spraken, voelde hij zich wel moe en had hij weinig eetlust, maar zoals hij deze maand in de Gaffel schreef; hij en wij dachten nog in maanden. Samen pratend leek het een goed idee om broers en zussen uit te nodigen bij de ziekenzalving. En we zijn allemaal dankbaar dat het zo ook gegaan is. In de kring van het gezin, ontspannen en toch ernstig, gelovig als mens en als priester, stond hij op uit zijn stoel om de handoplegging en de zalving te ontvangen.

(Daarbij konden we aan de familieleden uitleggen dat bij hem niet de handpalmen werden gezalfd, zoals normaal gebruikelijk, maar de rug van zijn handen, omdat zijn handenpalmen reeds gezalfd zijn bij de wijding. Een oud gebruik dat respectvol verwijst naar zijn priesterschap. Zo ziet u hier in de kerk ook het oude gebruik dat de priester wel op dezelfde plek en toch iets anders staat opgesteld, namelijk in de positie zoals hij ook normaal in de kerk staat, met het gezicht naar de gelovigen toe. Als priester ben je aan de ene kant gewoon gelovige met de gelovigen, en tegelijk uit de gemeenschap van de gelovigen apart gezet, eruit genomen om voor te gaan in de eredienst en de bediening van Gods Woord en de Sacramenten. Vergelijkbaar met wat Augustinus zei: Ik ben gelovige met u en bisschop voor u.)

Ferry is geboren in 1938 in Den Haag. Het was een redelijk onverwachte geboorte; zijn moeder stond nog achter de strijkplank toen de bevalling begon. Het zat het gezin in de eerste jaren niet mee, want toen Ferry een jaar of zes was en zijn jongere broer Jac een jaar of vier, stierf hun vader. Het was rond 1944, in de hongerwinter. Moeder kon hen niet thuis verzorgen en zocht haar toevlucht bij de nonnen van het weeshuis. Zelf was ze in het weeshuis opgegroeid en blijkbaar had ze vertrouwen in de nonnen. In dat weeshuis woonden ook kinderen van het gezin Nolden, hun moeder was overleden. Blijkbaar zag moeder overste deze vader en moeder wel bij elkaar passen en bovendien zouden er in een klap vijf kinderen minder in het weeshuis zijn. Het plan slaagde en na de oorlog was Ferry plotseling de op een na jongste in een gezin van vijf en had hij er een grotere broer bij en twee grotere zussen.

De eerste jaren waren zeker niet gemakkelijk, vader Henk Nolden moest zijn rol als huisvader hervinden, hetzelfde gold voor moeder Jeanne die, nog geen 30 jaar oud, meteen een gezin van vijf kinderen had. Ook de kinderen moesten erg wennen aan de nieuwe setting, maar gaandeweg vond ieder toch een eigen plek in het gezin. Een ding was wel duidelijk, er was ineens veel meer vrijheid, het vaste regime van het weeshuis viel van hen af.

Ferry had twee heerooms, behalve pater Ambroos Verheul die Mieke reeds noemde was er ook pastoor Frans Verheul en het ligt voor de hand dat we in het voorbeeld van zijn heerooms ook aanzetten mogen zoeken voor de priesterroeping van Ferry. Als jonge knul vertrekt hij naar het Klein Seminarie Hageveld.

Als Ferry in de vakantieperiodes thuis komt, is hij niet echt de prins van het gezin, maar een beetje speciaal wordt hij toch ook wel ontvangen. Dat is niet vreemd als je steeds zolang weg bent, maar voor zijn broers was het wel soms wennen. Wekelijks kwam er natuurlijk een pakketje was naar huis en wekelijks ging er weer een pakketje terug naar het seminarie.

Vanaf zijn seminarietijd heeft Ferry interesse in liturgie, net zoals zijn oom Ambroos. In het jaar waarin hij gewijd wordt, 1964, twee jaar nadat deze Jozefkerk was ingewijd door bisschop Jansen, is het Tweede Vaticaans Concilie nog in volle gang en een van de eerste documenten gaat over de liturgie en dat krijgt natuurlijk zijn aandacht.

Hiermee is tevens de tijd geschetst waarin Ferry priester werd, het duurde niet lang of er traden meer priesters uit dan dat er gewijd werden, het is de tijd waarin grote kerken ineens te groot werden, de tijd waarin alles anders moest, moderner en waarbij al het oude voorbij moest zijn. In de ogen van sommigen was Ferry conservatief. Toch past die term niet zomaar bij hem. Het is eerder zo dat als je kunst hebt leren kennen, je niet meer aan kitsch kunt wennen. Zo is het in het geloof en in de liturgie ook. Wanneer je de betekenis, de achtergrond en de geschiedenis van bepaalde gebruiken kent, zet je die niet zomaar aan de kant, alleen maar omdat er plotseling een nieuwe wind waait.

Ferry begon in 1964 als kapelaan in de parochie van de H. Hildegardis te Rotterdam. Een jaar later werd hij kapelaan in de St. Pancratius te Sassenheim en drie jaar later, in 1968 kwam hij in de St. Jozef, hier in Wassenaar. Pastoor de Bouvère was naar Canada vertrokken en opgevolgd door pastoor Nooy. Ferry is hier negen jaar kapelaan geweest. Toen pastoor Nooy, die met zijn gezondheid kampte in 1976 met emeritaat ging en vertrok, werd Ferry eerst deservitor en een jaar later in 1977 pastoor van de Sint Jozef Parochie. Wilma was eerder al huishoudster bij pastoor Nooy, toen Ferry kwam. Toen pastoor Nooy vertrok, bleef Wilma voor de nieuwe pastoor zorgen. Dat kwam goed uit, want beiden hielden ze van een goed verzorgde maaltijd.

De tijd van pastoor Nooy en later de tijd van Ferry als pastoor hier, is de tijd van grote veranderingen; splitsing van kerkbestuur en schoolbestuur, het begin met werkgroepen in liturgie, catechese, wijkcontactpersonen et cetera. Samen met Jos? Hoogenboom als pastoraal werker.

Vijf jaar, tot 1982, blijft Ferry pastoor in de Sint Jozef, tot aan zijn benoeming als pastoor van de parochie O.L.V. ten Hemelopneming in Voorburg. Daar zal hij de langste tijd als pastoor zijn, twaalf jaar, van 1 oktober 1982 tot 1 oktober 1994. Dan volgen nog twee korte periodes, vijf jaar in de Sacramentskerk aan de Sportlaan en vierenhalf jaar in Alphen aan den Rijn.

Als Ferry in 2005 met emeritaat gaat, is dat niet om zomaar te gaan niksen. Het blijkt mogelijk te zijn om in Wassenaar te komen wonen, iets dat met name Wilma erg fijn vindt. Wilma is immers steeds mee verhuisd. En ook bij de keuze van het laatste huis werd rekening gehouden met voldoende privé ruimte voor beiden. Ferry heeft altijd in verschillende commissies van het bisdom zitting gehad voor het werkveld liturgie. Dat heeft hij altijd met grote inzet en deskundigheid gedaan. Toen hij hier in Wassenaar kwam wonen heb ik hem gevraagd of hij de verantwoordelijkheid voor Duinstede op zich wilde nemen. Een taak waarvoor de bisschop hem een officiële zending gaf. Een andere taak die hij erbij nam was het bezoeken van zieke priesters. Een officiële taak die hij samen met enkele priesters in het bisdom uitoefende.

In die laatste jaren hier in Wassenaar kon ik steeds een beroep op hem doen. Zonder zijn inzet had ik het rooster voor Wassenaar, en later voor de hele Augustinus niet rond gekregen. Altijd was hij nauwgezet in zijn voorbereiding. Natuurlijk had hij ook eigen wensen, want als we een aantal liederen hadden uitgekozen, moest we niet vreemd kijken als hij later toch met een andere keuze aankwam. Toen ik in gesprek met zijn broers en zussen het woord eigenwijs liet vallen, volgde er duidelijke instemming. Toch was dat niet zomaar negatief bedoeld, hij had duidelijk een eigen visie en had veel kennis over liturgie, zodat hij niet zomaar eigenwijs was, hij had een eigen, veelal goed gefundeerde mening waar hij dan ook graag aan vast hield.

Ferry was betrokken, trouw, gelovig en bij zijn neven en nichten een zeer geziene oom. Ik heb bewonderend gezien hoe hij zich in die laatste fase wist over te geven aan Gods genade. De ziekenzalving was daarin een heel kostbaar moment. Een ander kostbaar moment staat genoteerd voorin uw boekje. De laatste avond, waarvan wij niet wisten dat het zo snel zou gaan, waren Wilma en ik in het hospice. De zuster had gebeld dat het toch wel snel ging. We hebben toen de familie gewaarschuwd en Mieke. Die zaterdag had ik hem nog een paar maal gesproken, maar hij kon zijn aandacht niet lang meer vasthouden. Om kwart voor twaalf, Wilma was er bij en ook Mieke met haar man, hebben we toen de completen uit het brevier gebeden, het kerkelijk avondgebed voor de nachtrust, dat Ferry heel zijn priesterleven heeft gebeden. Hij was het bewust, al kon hij niet meer meebidden. Nooit eerder heb ik de tekst van de lofzang van Simeon zo toepasselijk ervaren. Het was werkelijk de bede om nu in vrede te mogen gaan. Om drie uur, die nacht, is hij overleden.

In de eerste lezing hoorden we Paulus zeggen: “Niemand van ons leeft voor zichzelf alleen, niemand sterft voor zichzelf alleen. Zolang wij leven, leven wij voor de Heer, en sterven wij, dan sterven wij voor de Heer.” Ferry heeft zijn leven in dienst gesteld van Christus en zijn Kerk, in dienst van God en de mensen. Of zoals we Jezus hoorden zeggen in het Evangelie: Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Dit heeft Ferry in de viering van de Eucharistie en de bediening van de sacramenten willen waarmaken. In een tijd dat veel van zijn collega’s een andere weg gingen, bleef hij de weg van zijn roeping gaan, zonder dat hij het de ander kwalijk nam dat deze een andere weg ging. Altijd heeft hij de band met studiegenoten vast gehouden.

Ferry heeft zijn talenten ingezet voor Gods koninkrijk. Tegelijk wist hij ook de band met de familie, met vrienden en kennissen vast te houden. Hij wist ook zijn grenzen aan te geven, daardoor kon hij zijn taken ook met grote precisie en nauwgezetheid vervullen. Ferry wist tegelijk ook te genieten van de mooie en goede dingen van de schepping, een goed glas wijn, een heerlijke maaltijd, een mooi kostuum. Geen grote of gekke dingen, gewoon tevreden met het eenvoudige goede van het leven, zoals God het je geeft.

We zij dankbaar dat Ferry geen lange lijdensweg heeft gehad. We zijn dankbaar dat Wilma zolang voor hem heeft kunnen zorgen. We hadden hem ook graag nog hier gehad, maar tegelijk mogen we hem nu toevertrouwen aan God, die hij heel zijn leven als priester heeft gediend. Amen.

Bijdrage van Ferry in het parochieblad, de Gaffel, december 2012

De advent is begonnen en het Kerstfeest nadert. Het is een tijd van uitzien en van nieuwe dingen verwachten: Gods komst in deze wereld, een komen dat alles zal voltooien en waarvan we de aanzet gezien hebben in de geboorte en het leven van Jezus van Nazareth. Jezus is Gods belofte van trouw en van liefde.

Uiteraard wens ik u allen een gezegende advent toe en een zalig kerstfeest. In een van de prefaties van de advent wordt ons uitzien naar de Heer zo mooi uitgedrukt: ‘Laat Hij ons vinden, waakzaam, biddend, vol van dat geheim, zingend van alle grote dingen die Hij heeft gedaan’. Ik hoop dat het dagen mogen zijn van geloof en blijdschap.

Hoe zal ik advent en kerst mogen beleven? Op maandag 26 november moest de oncoloog mij vertellen dat de kanker in een aantal lymfeklieren is uitgezaaid en dat de lever zwaar is aangetast. Bij gevolg is de chemotherapie stop gezet. Ik moet rekenen met maanden en niet in jaren. Die laatste periode is voor mij een en al advent: wachten op de Heer die mij komt roepen. Zal mijn geloof als een licht blijven branden en zal de Heer mij aan zijn feestmaal uitnodigen? Graag uw gebed. Van mijn kant voor u allen een hartelijke groet,

Pastor F. Somerwil.

Persoonlijk woord in de avondwake door Mieke Speckens gepensioneerd PW

Avondwake Ferry Somerwil, 28 december 2012

Persoonlijk woord.

Ik ben Mieke Speckens, pastoraal werker. Van 1987 tot 2005 heb ik gewerkt in de Nicolaasparochie in Zoetermeer. Het is in het begin van die tijd, dat ik Ferry leerde kennen.

Hij was pastoor van de Maria Hemelvaart in Voorburg. We ontmoeten elkaar op de regelmatig terugkerende dekenale vergaderingen. We lagen elkaar en dan was er altijd wel een gelegenheid voor een praatje. Ook op de jaarlijkse bezinningsdagen was er altijd ruim tijd voor ontmoeting. Hij was een liefhebber van goede liturgie. Hij had liefde voor de eredienst.

Hij vond het belangrijk om mensen aan te spreken en als het ware feeling te laten krijgen voor de aanwezigheid van God, daar waar mensen samen zijn in zijn naam. Hij zette zijn deskundigheid in om kritisch ontwikkelingen te volgen en daar zijn reactie op te geven.

Nog niet zo lang geleden vertelde hij me de scharnierpunten, zo noemde hij ze, die zijn liefde voor de liturgie hadden gedragen, of noem het maar tot ontwikkeling hadden gebracht.

Het was het besluit van de kerkvergadering van Vaticanum II om de viering van de Witte Donderdag van de morgen naar de avond te verplaatsen, zodat het werkelijk een gedachtenis werd van het Laatste Avondmaal. Dat had hem diep getroffen.

Het tweede scharnierpunt was een studiedag op het groot seminarie, waar Huub Oosterhuis en Bernard Huijbers kwamen praten over het belang van het lied in de liturgie. De lofzang voor onze God. De zang, die ons dichter bij God brengt en God dichter naar ons toe. Dat had hem geraakt en geïnspireerd tot op de dag, dat hij het vertelde.
Het derde punt, dat hij toen niet noemde, maar wat ik al eerder van hem gehoord had was de invloed van zijn oom: Dom Ambroos Verheul, een benedictijn, die grote verdiensten had, ook op het gebied van liturgie en liturgie vernieuwing. Hij woonde lange tijd in de benedictijner abdij van Leuven.

Als je Ferry zegt, is de liturgie niet weg te denken. Dat was echt een belangrijk deel van zijn leven. Hij leefde ervan. Hij leefde ervoor.

Ik bezocht hem tijdens zijn ziekte in de periode, dat de chemo gestopt was, omdat het geen resultaat had gegeven. Ik vroeg hem, hoe hij het had beleefd, om zo’n slecht nieuws bericht te krijgen. Hij zei eigenlijk vrij rustig. Ik had er al rekening mee gehouden. Zijn ziekte was letterlijk slopend. Hij kon geen voedsel meer verdragen, was misselijk, was gewoon doodziek. Hij klaagde nooit.

Op 9 december vierden mijn man en ik ons gouden huwelijksfeest. Ferry en Wilma zouden komen. Zo was het afgesproken. Het ging niet door. De dag voor het feest kregen we een felicitatie van hem, die ik als een kostbare parel bewaar: Er stond geschreven: Vijftig jaar getrouwd. Van harte proficiat. Zo’n mijlpaal kun je alleen maar bereiken als je een hart van goud hebt voor elkaar!

11 december bezochten we hem met het kerstgeschenk van de bisschop. Hij waardeerde de goede wijnen, die hem werden gegeven. Hij was een wijnkenner.

Een goede week later ging hij naar het hospice. Ik belde hem daar op vrijdag 21 december, tussen de middag. Het was ons laatste gesprek. Ik zei hem:”Ferry een goede reis naar de hemel en een mooie aankomst daar.”
Dankjewel Mieke dankjewel, was zijn antwoord.

Ik zei, toen hij gestorven was tegen Huub Flohr, een collega van ons samen: “Met kerstmis is er een engel meer in de hemel.”

Back To Top