Ga naar hoofdinhoud

Jezus heeft zich laten vernederen om ons een voorbeeld te geven. Als God in zijn Zoon de zwaarste vernedering draagt. Dan kunnen wij ons nergens meer achter verschuilen.

Eucharistieviering in de parochiekerk van de H. Bartholomeus te Poeldijk, donderdag 1 april 1999, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: A1999QDRWDA

Lezingen

E.L: Ex. 12, 1-8. 11-14.
T.L: 1 Kor. 11, 23-26
EV: Jo. 13, 1-15

Homilie

We vieren het wekelijks, soms bijna dagelijks, een maaltijd van Brood en Wijn. Een maaltijd, omgeven met lezingen en gebeden, met psalmen en gezangen. Een maaltijd die vooral in symbolische zin een maaltijd is, want je honger wordt niet gestild, je dorst wordt niet gelest. Toch een maaltijd en een die al bijna twee millennia lang gelovigen bijeen brengt.

Wat is er met die maaltijd? Wat is haar geheim? Waarin zit haar mysterieuze kracht, dat ze nog steeds niet uitgeput is, dat mensen er niet over raken uitgedacht, dat ook wij steeds weer samenkomen om Eucharistie te vieren!?

We hebben gelezen uit het Evangelie van Johannes, de visionair, de denker, die schouwt en die ziet wat anderen niet ziet. Alle evangelisten hebben Jezus Laatste Avondmaal uitvoerig beschreven, maar alleen Johannes beschrijft de voetwassing. Waarom? Omdat Johannes heeft begrepen dat die voetwassing iets zegt over deze maaltijd, iets dat je al te gemakkelijk vergeet. We gaan dus van de maaltijd naar de voetwassing. Daarna keren we weer naar de maaltijd terug.

Een vraag: Hebt u wel eens een zware vernedering ondergaan? Mensen kunnen daar een heel leven aan lijden. Een baas die in het verleden de gewoonte had om je te laten voelen dat jij niets bent. Een pastoor die je buiten laat staan, met je pet in de hand, of als kind in de klas, je hebt het in je broek gedaan en ze lachen je uit. De juf neemt het niet voor je op maar zegt: eigen schuld, je bent oud genoeg, moet je het maar niet in je broek doen. Of die keer dat je als eerste de hand uitstak, terwijl het niet eens echt jouw schuld was, maar de ander liet jou staan. Je voelde je afgewezen, genegeerd, gekleineerd, vernederd.

Daartegenover: Hoe goed voelde u zich die keer dat u voor het oog van de hele groep een compliment kreeg? Dat ze hoog van u opgaven, dat ze zeiden dat je een kanjer was. Je voelde je groeien, je hebt het thuis wel honderd keer verteld en nog word je blij wanneer je eraan terugdenkt.

Vandaag denken we aan een teken dat Jezus stelde: de voetwassing. Vroeger werd dat ook in de liturgie gedaan. Twaalf vertegenwoordigers uit de parochie werden dan door de priester de voeten gewassen, eenvoudig, ook hier vooral symbolisch. Het kazuifel afgelegd, een doek om het middel, een kan water en neerknielen om de voeten te wassen. We doen het niet meer, we zoeken naar iets anders sinds de tijd dat heilige zaken lacherig werden behandeld, sinds Fons Jansen een grap maakte over de voetwassing, sinds de tijd dat we ons geen houding meer weten te geven bij dit soort zaken. We voelen ons al snel te vroom, we willen niet ouderwets lijken, dit zijn toch geen dingen voor een modern mens.

Maar toch blijft het jammer en ik ben een beetje jaloers op de parochies waar ze nog wel de voetwassing doen, waar mensen de ernst bewaren en aandachtig kijken naar dat symbool, tegelijk terugdenkend aan die handeling van Jezus; hoe Hij zijn bovenkleed aflegde, hoe Hij, de Meester, de Rabbi, de Messias, een doek om het middel deed en rondging bij zijn leerlingen.

Als u daar had gezeten, tussen de andere apostelen, had u dan ook als Petrus gereageerd: Heer, nee, dit kan ik niet toelaten, dat U mij de voeten wast, ik zou U de voeten moeten wassen.

Misschien zijn we niet meer zo gevoelig voor de nederigheid van dit gebaar. Maar Petrus voelde het absoluut heel nadrukkelijk. Jezus vernederde zich ten aanschouwen van zijn leerlingen. Hij de Heer, toonde zich de Dienaar. Hij de Meester toonde zich de Knecht. Hij, de Grootste, maakte zich de kleinste. Om ons een voorbeeld te geven.

Dat deed Hij tijdens de maaltijd. Om ons het wezen van die maaltijd uit te leggen. De diepste vernedering zou nog komen. Vals beschuldigd worden, veroordeeld worden. Ze zullen Hem door het stof laten kruipen en bespotten. Zijn Lichaam aantasten met geselslagen en een doornenkroon. Zijn eer aantasten door de spotmantel en de schijnverhoren. De grootste vernedering komt nog, zijn dood aan het kruis en zijn graflegging. Dieper vernederd dan dat kan niet. En Jezus zei: “Ik heb u een voorbeeld gegeven opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb”.

Herkent U de woorden: bijna hetzelfde zei Hij – en zeggen wij – na de woorden over brood en wijn: “Blijf dit doen om Mij te gedenken”, “Doe dit tot mijn gedachtenis”, “Ik heb u een voorbeeld gegeven opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb”.

Tijdens de laatste weekendviering heb ik u aan het slot een vraag genoemd om over na te denken: “Waarom heeft de Vader zijn Zoon in de handen van de mensen gelaten, in handen van zondaars? Waarom heeft de Vader Hem niet beschermd? Waarom liet de Vader toe dat Judas Hem verraadde, Petrus Hem verloochende, de anderen Hem in de steek lieten?”

In de voetwassing geeft Jezus Zelf ons het antwoord: “Ik heb u een voorbeeld gegeven opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb”. Aan de Zoon heeft de Vader gevraagd om vrijwillig de vernedering te dragen, omdat de mensen uit zichzelf die weg niet meer vonden. Als God ons dient in zijn Zoon, als God in zijn Zoon de zwaarste vernedering draagt. Dan kunnen wij ons nergens meer achter verschuilen, niet achter onze eigen eer, niet achter onze eigen pijn, niet achter onze eigen belangen. Hij heeft heel zijn eer en al zijn belangen voor ons prijsgegeven, alle pijn voor ons verduurd. Hij, die ons nodigt aan zijn maaltijd.

Als straks enkele medewerkers u de hand reiken als een vredeshand, aanvaard die dan niet alleen als een hand van een medegelovige, een medeparochiaan, een medemens, maar aanvaard hem als de hand van Jezus die ons de vrede reikt, die ons als eerste de hand reikt, die altijd de kleinste is om ons weer op te richten.

Als u straks het Brood en de Beker krijgt aangereikt, aanvaard die dan niet alleen als brood om te delen, een symbool van saamhorigheid. Aanvaard brood en wijn als zijn tranenbrood en zijn lijdenskelk die Hij gedronken heeft tot de bodem van het graf, om onze honger naar God op te roepen en te stillen, om onze dorst naar liefde te lessen.

Hijzelf nodigt u aan zijn maaltijd, Hij wast ons de voeten en wenst ons zijn vrede. Opdat wij elkaar de voeten wassen, ook als eerste de hand reiken, elkaar de schuld niet inwrijven, onze eer niet willen redden, maar dat aan God overlaten.

Dan zal deze maaltijd die we wekelijks, soms bijna dagelijks vieren, die maaltijd van Brood en Wijn, omgeven met lezingen en gebeden, met psalmen en gezangen, die méér dan een symbolische maaltijd is, onze honger stillen, onze dorst lessen. Omdat Hijzelf ons dan bedient en tot ons komt. Zo zal deze maaltijd ons als gelovigen ook in het volgende millennium bijeen brengen. Amen.

Back To Top