Ga naar hoofdinhoud

Wie zijn handicap, en elke mens heeft één of ander handicap, aanvaart en als handicap durft te zien, kan juist daardoor een intens nabije relatie met Christus opbouwen die bron van geloof wordt. Dan is je handicap geen handicap meer, dan kun je de weg gaan die eerst onbegaanbaar was en zien je wat je nooit eerder zag.

Eucharistieviering in de parochies te Poeldijk, Monster en Hoek van Holland, 25 en 26 oktober 2003, 19.00, 9.30 en 11.00 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: B2003DHJ30B

Lezingen

E.L.: Jer. 31, 7-9
Ev.: Mc. 10, 46-52

Homilie

Jan is in de schuur aan het sleutelen. Zijn hobby is oude auto’s. Zijn buurman komt even kijken, terwijl Jan in alle hoeken loopt te zoeken naar een stiftje uit de carburateur. Zo, Jan, iets kwijt. Ja, balen, ik kan hem niet in elkaar zetten en ik snap niet waar het kan liggen. Ik heb hem schoongemaakt, neergelegd, toen ben ik koffie gaan drinken en nou loop ik al een uur te zoeken. De buurman kijkt rond, bedoel je dit? Hij bukt en haalt uit een hoekje een klein stalen stiftje. Hoe kan dat nu? Gewoon, daar lag het. Nou, jij mag vaker komen.

Zoeken, niet vinden, kijken, niet zien. Ik denk dat u zelf genoeg van dit soort voorbeelden hebt. Dat kan met een som op school zijn. De juf of de meester legt het uit en ineens zeg je, o, zit het zo! Of de gids in het buitenland die je laat zien, wat je zelf niet zou zien.

Maar wij mensen zitten vreemd in elkaar. Aan de ene kant ben je blij, je hebt gevonden wat je zocht, maar soms heb je het gevoel dat je het liever zelf had gevonden. Je wilt niet afgaan. Het is niet leuk te moeten erkennen dat die ander de oplossing eerder doorhad. Op de één of andere manier sluipt er gemakkelijk een soort rivaliteit in ons hart, niet onder doen voor de ander, je hoofd hooghouden, rug recht, doen alsof er niets aan de hand is.

Er zijn wel verhalen bekend van mensen die te lang doorgingen met proberen, zonder bij anderen raad in te winnen. En dat komt in alle beroepen voor, in de bouw, bij kwekers, bij architecten, bij leerkrachten, dokters, pastoors, kunstenaars, overal. Je ziet het zelf niet, je ziet de oplossing niet, je krijgt het probleem niet in de vingers.

Vandaag een voorbeeld van een bijzonder mens, Bar Timeüs. Stel dat je blind bent of bijna blind. Als blinde in die tijd je boterham verdienen was niet simpel. Een blinde, met een blindenmantel. Vast beroep: bedelaar. De bedel-plaatsen zijn verdeeld als bij de ijscoman, ieder zijn wijkje, ieder zijn hoekje en Bar Timeüs zat op de uitgaande weg van Jericho.

Wat is Hij voor man? Hij is op zijn minst eigenwijs. Roept de één dit, dan roept hij niet zomaar met anderen mee. Hij is geen meeloper. Dat kan hij ook niet, want als je blind bent is lopen al niet gemakkelijk, zeker niet op wegen zonder bestrating. Hij kan zich hooguit laten leiden, maar dan word je nog afhankelijker dan je al bent. Ook Bar Timeüs heeft iets hoog te houden. Hij is een eerlijke bedelaar. Iedereen herkent hem aan zijn mantel, aan de plek waar hij zit, hij heeft zijn vaste gevers, zijn leven is gaandeweg ingekapseld, zo kan hij rond komen, met ups en downs. Zijn handicap is zijn broodwinning geworden. Zijn blindheid is een bron van inkomsten.

Eigenwijze Bar Timeüs; wat weet hij van Jezus? Dat is gissen, want er staat maar weinig over Jericho. Alleen dat Jezus er behoorlijk succes had. Hij had in Jericho heel wat meelopers gekregen. Hij ging met zijn leerlingen de stad in en komt met een flinke menigte de stad uit. Meelopers of volgelingen, dat is niet duidelijk. Hoe zien zij Jezus? Je komt het op het spoor door te horen hoe ze Hem noemen. Ze roepen: ‘Jezus van Nazaret is er. Jezus de Nazarener. Het klinkt als Jan uit Kwintsheul en Piet uit Naaldwijk. Wat is er dan met die eigenwijze Bar Timeüs, dat hij begint te roepen: Jezus, ‘Zoon van David’? Want dat is wel een verschil. De zoon van David komt uit Bethlehem, dat is niet iemand uit Nazareth. De zoon van David, daar zit een belofte aan vast, die komt als een redder, als iemand die God vertegenwoordigt, dan breekt de tijd aan dat God gaat regeren. Waar haalt die eigenwijze Bar Timeüs het vandaan om iets anders te roepen dan de anderen?

We weten het niet, maar het heeft met geloof te maken. Jezus prijst hem niet om zijn eigenwijsheid, misschien was hij niet echt eigenwijs, maar vooral gelovig. Hoe komt hij aan zijn geloof dat deze Jezus de Zoon van David is? Is het hoop in alle wanhoop? Is het geloof ondanks alles? Of heeft hij daar, zittend langs de kant van de weg, luisterend naar al die voeten die zelfstandig hun weg gaan, de flarden van verhalen gehoord, de opmerkingen, de vragen? Heeft hij daar zittend als een bedelaar andere dingen ontvangen dan alleen een paar munten? Bar Timeüs is een man van geloof, en het is geen doorsnee geloof. Als wij in onze tijd zouden roepen: ‘Jezus is gewoon een mens’, dan zou hij zeggen: ‘Jezus is de Zoon van God’. Als een doorsnee meeloper in de Kerk zou zeggen: ‘Jezus’ wonderen moet je niet letterlijk verstaan’, dan zou hij roepen: ‘honderd procent zeker van wel’: Hij doet lammen lopen, laat doven horen, stommen spreken en blinden zien. Als de krantentheologen roepen: ‘Jezus is niet echt verrezen uit de dood’, dan zou hij roepen: ‘Jezus is verrezen, Hij leeft, zo waar als ik hier sta’.

Is hij dan eigenwijs, of alleen overtuigd en sterk in zijn geloof? We kunnen in ieder geval iets van hem leren. Laten we daarom eerst meemaken wat hij meemaakt. Bar Timeüs heeft alleen maar over Jezus gehoord, maar hij heeft zijn eigen conclusie getrokken. Bar Timeüs groeit in korte tijd in zijn relatie met Jezus. In zijn geloof komen we drie stappen tegen, die je herkent aan de drie namen waarmee Jezus wordt begroet. Eerst Jezus van Nazareth, daarna Jezus, Zoon van David. Maar uiteindelijk zegt Bar Timeüs tegen Hem: ‘Rabboenie’, En dat betekent: ‘mijn Meester’. Van een onbekende rabbi uit Nazaret, wordt Jezus in zijn geloof ‘een gezant van God’ en uiteindelijk richt hij zich tot Jezus als ‘mijn Meester’. Van ver weg naar dichtbij, van onbekend tot persoonlijk, van horen zeggen tot ontmoeten, tot toewijding in ‘mijn Meester’. Als laatste hoor je dat hij zich bij Hem aansloot op zijn tocht. Jezus is echt zijn Meester, zijn Leraar, zijn Heer, geworden.

Met Bar Timeüs meemaken wat hij meemaakt. In de menigte staan en iets anders durven zeggen dan wat de anderen roepen, woorden van geloof durven spreken. Dat is niet leuk, dan gaan mensen snauwen, afbekken. Dat verandert pas als Jezus hem roept. Het lijkt op die situatie van Jezus en de kinderen. De leerlingen proberen de kinderen tegen te houden en wijzen ze bars af. Dan zegt Jezus: ‘Houd ze niet tegen’. Daarna omhelst Hij hen en zegent hen, want aan hen die zijn als kinderen, behoort het Rijk Gods. Hier horen we Jezus zeggen: ‘Roep Hem eens hier’.

Eigenlijk is dit alles ook een roepingsverhaal, de roeping van een blinde. Is zijn handicap eerst een gevangenis, die een levenswijze wordt en een bron van inkomsten. Zijn handicap wordt ook de polsstok van zijn geloof, waardoor hij een stap kan zetten die anderen niet konden zetten. Door zijn handicap ziet hij wie Jezus is en kan hij zijn weg gaan in het voetspoor van Jezus. Wie zijn handicap, en elke mens heeft één of ander handicap, aanvaardt en als handicap durft te zien, kan juist daardoor een intens nabije relatie met Christus opbouwen die bron van geloof wordt. Dan is je handicap geen handicap meer, dan kun je de weg gaan die eerst onbegaanbaar was en zien je wat je nooit eerder zag.

We hebben aan Bar Timeüs heel wat te danken. Amen.

Back To Top