Ga naar hoofdinhoud

Het ambt van pastoor is buitengewoon. Hij is er speciaal voor u en gegeven door Christus. Bidt voor hem en houdt van hem om Christus’ wil. Verlang niet dat hij gewoon is, verlang dat hij uw dienaar is.

Eucharistieviering in de parochiekerk van de H. Bartholomeus te Poeldijk, weekeinde van 2 en 3 november 2002, 19.00 en 10.00 uur, door pastoor Marc Lindeijer S.J. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: A2002DHJ31A

Lezingen

E.L: Mal. 1-14b. – 2, 2b. 8-10
EV: Mt. 23, 1-12

Homilie

Zouden ze nog bestaan, de pastoors van weleer? Bisschoppen in hun eigen parochie, met alle grandeur vandien, maar ook met alle bazigheid en met een voorkeur voor de betere standen. Zouden ze nog bestaan? Ik denk het niet, evenmin als de betere standen trouwens, de burgemeesters en notarissen van toen. Wat nog bestaat zijn de titels en de rangen, maar de dragers laten zich er liever niet op voorstaan.

Het gaat er niet om wat je bent, maar hoe je het bent: je werk zo goed mogelijk doen en tegelijk zo gewoon mogelijk blijven. Denk maar aan prins Claus: een echte prins en toch ook een man met wie je helemaal mee kon voelen. Toen ik onlangs aan twee oudere dames vroeg naar het verdriet bij de dood van koningin Wilhelmina, na toch vijftig jaar regeren, riepen ze meteen dat het heel anders was geweest. Wilhelmina had immers zo ver weg gestaan van de mensen. Zelfs de oorlog winnen is niet genoeg, bij wijze van spreken. Je moet eerst en vooral jezelf blijven: “Doe maar gewoon…” Niet wat je bent, maar hoe je het bent: dat is wat telt, ook voor de pastoor.

Maar als je het nu niet bent? Als je geen prins bent, geen burgemeester of notaris, geen pastor, maar gewoon Claus, een Duitser die getrouwd is met een Nederlandse, of Michel, een gelovige die ’s zondags weleens naar de kerk komt? Van gewone Duitsers en gewone gelovigen wordt niet verwacht dat ze zich gewoon gedragen. Het is van mensen die niet gewoon zijn dat we dat verwachten. Maar verlangen we daar niet iets onmogelijks mee? Want evenmin als de prins een gewone Duitser was, is de pastoor een gewone gelovige. Wat de prins van de burger en de pastoor van de gelovige onderscheidt is zijn ambt, zijn rang en stand. Het is vanwege hun ambt dat we hen kennen, de een van de televisie, de ander van de zondagsmis. Publieke personen, personen van ons, het publiek. We vinden dat ze gewoon moeten zijn, maar we willen ook dat ze naar hun rang en titel leven, dat ze hun ambt vervullen, zo goed mogelijk, de een als prins, de ander als pastoor. Zo goed mogelijk werken en zo gewoon mogelijk zijn: verlangen we daar niet iets onmogelijks mee?

Het lijkt een pleidooi te worden om terug te gaan naar de pastoors van weleer, terug naar rangen, titels en betere standen, maar vrees niet. Ik denk niet dat het mogelijk is. Geen pastoor zou het willen. Waar ik wel voor zou willen pleiten, is om eens een moment stil te blijven staan bij dat ambt, het gewijde ambt, ‘de leerstoel van Mozes’, zoals Jezus zegt. Op die stoel zitten brengt verplichtingen met zich mee, zware verplichtingen; geen pastoor die zich daar niet van bewust is. ‘Veel is aan u toevertrouwd, veel zal van u gevraagd worden’, hoort hij de Heer steeds zeggen.

Publieke persoon, persoon van ons en voor ons, dienaar van ons, niet van betere of van lagere standen alleen, maar van allen. Dat is niet gewoon en is het ook nooit geweest; het is buitengewoon.

U hoeft heus niet, zoals vroeger, een speciale fles of schaaltje met bonbons klaar te zetten als de pastoor op bezoek komt, al mag dat natuurlijk wel… Nee, wat ik zou willen vragen is: denk eens aan hem en aan zijn ambt, dat heel bijzonder is, dat er speciaal voor u is, en bidt voor hem en houdt van hem om Christus’ wil, de ene Heer en Meester, die ons pastores geeft en ons aan hen toevertrouwt, zoals Hij hen toe-vertrouwt aan ons. Verlang niet dat hij gewoon is, verlang dat hij uw dienaar is, want wat je bent telt wel degelijk. Pas als we dat erkennen, kunnen we gewoon gaan doen, gewoon zijn wat we zijn: pastoor en gelovige, kinderen van één Vader.

Back To Top