Ga naar hoofdinhoud

Sterven maakt eenzaam, zelfs al zijn er mensen om je heen. Er is een deel dat je alleen moet verwerken. Zoals de stervende zijn of haar eenzaamheid heeft, dat stuk waar niemand bij kan, zo heeft degene die achterblijft dat ook. Die eenzaamheid krijgt een plaats hier waar wij samen zijn, in Gods huis, want God is de Enige die daar wel bij kan.

Preek in de parochie van de H. Bartholomeus te Poeldijk, 2 november 2001, 19.00 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: C2001ALLZC

Lezingen

E.L: Jes. 25, 6a. 7-9
T.L.: Apok. 21, 1-5a. 6b-7
EV: Lc. 23, 44-46. 50. 52-53; 24, 1-6a

Homilie

Het was omtrent het zesde uur. Er viel duisternis over heel de streek, tot aan het negende uur toe. Het zesde uur. De leerlingen wisten het nog precies. Zo gaat dat, als een dierbare overlijdt. Wanneer ik u zou vragen, weet u nog hoe laat het was? Dan zouden meteen de verhalen komen. Zoveel verschillende verhalen. Bij de een was het plotseling, bij de ander na een uitputtende ziekte, bij nog anderen in een korte tijd. Maar ergens was er dat uur van overlijden. Dan eindigt het voor de zieke. Maar het begint in zekere zin ook. Wat begint er? Drukte, hoe onverwachter, hoe meer te regelen. Hoe gecompliceerder het overlijden, des te meer mensen over de vloer. Hoe jonger of bekender, hoe meer handen en kaarten en nasleep.

Wat begint er na het overlijden? Soms ben je verrast hoe snel het gewone leven weer de draad oppakt, hoe je soms gewoon mee kunt doen met zoveel dingen. En soms word je je pijnlijk bewust dat het nog helemaal niet gewoon is, dat die drukke tijd voorbij is, dat de bezoekjes minder worden en de stiltes langer. Het proces van verwerken begint.

Wat begint er nog meer? Je moet opnieuw je draai vinden. Is vader overleden, of opa, of oma, of moeder, of je man, je vrouw, je kind, je vriend of vriendin, je oom of je tante, je kameraad of collega. Je moet altijd opnieuw je draai vinden, want als iemand sterft, dan sterft er ook iets in jou. Het leven vraagt tijd om te herstellen.

Wat begint er, voor wie? Op Allerzielen hoef je hier in de kerk maar rond te zien en even naar die gezichten te kijken, en je wordt je bewust hoezeer het sterven midden in het leven staat.

Het is goed om hier samen te zijn. Want terugdenkend aan dat uur, dat moment, dat bericht, maakt je bewust van een stuk eenzaamheid. Sterven maakt eenzaam, zelfs al zijn er mensen om je heen. Er is een deel dat je alleen moet verwerken. Zoals de stervende zijn of haar eenzaamheid heeft, dat stuk waar niemand bij kan, zo heeft degene die achterblijft dat ook. Die eenzaamheid krijgt een plaats hier waar wij samen zijn, in Gods huis, want God is de Enige die daar wel bij kan.

Als ik rondkijk en uw gezichten zie, en als ik straks de namen lees, dan zijn er veel herinneringen, teveel om op te noemen. Ik denk dan vooral terug aan de gesprekken, vaak met hele gezinnen, met een grote kring van familie en vrienden, waarin iedereen zo zijn of haar eigen herinneringen noemde. Gesprekken waarin je soms van elkaar dingen hoorde die je nog niet wist, gesprekken die je verrijkten en die de verwerking van het verlies al een stukje op weg hielpen. Gesprekken waarin we ook vaak spraken over het geloof van uw dierbare, en dan soms ook over uw eigen geloof.

Dat alles heeft ons vanavond weer bij elkaar gebracht. Voor iedereen is het anders, voor sommigen een jaar geleden, voor anderen amper en maand. Het zijn verschillende fasen van verwerking, maar dit hebben we gemeenschappelijk, dat gevoel dat er iets is, dat het met onze dierbare niet afgelopen is. Sommigen geloven dat heel stellig, anderen meer wijfelend en zoekend. Sommigen geloven duidelijk op de wijze van de Kerk, anderen waren een stuk van die Kerk verwijderd geraakt. Maar we hebben iets gemeenschappelijk, dat vertrouwen dat het niet is afgelopen met onze geliefde, onze dierbare, onze overledene.

Maar waar zijn ze nu? Natuurlijk, ze zijn hier, in uw hart, in uw gedachten. Als straks hun namen worden genoemd. Natuurlijk ze zijn er nog, in de kinderen die leven, in het huis dat je bewoont, in de foto’s in de woonkamer of in de slaapkamer. Ze zijn er nog in de stem van je kinderen, in de vrienden of vriendinnen die je samen had. Maar je voelt, je weet, dat dat eens minder wordt. Daarom gaat die vraag verder, waar zijn ze zelf?

Het was omtrent het zesde uur. Er viel duisternis over heel de streek, tot aan het negende uur toe. Zo ging het bij Jezus. Duisternis. Zo mag je die tijd noemen die iedereen dan meemaakt. Iedere mens heeft in zijn leven een donkere nacht door te maken. Een donkere nacht, waarin je twijfelt, waarin je soms wanhoopt en waarin niets meer zeker lijkt. Soms vluchten we voor zo’n donkere nacht. Dan vluchten we naar iets dat licht lijkt. Maar die donkere nacht komt. Die komt hier op aarde of daarna. Je moet erdoorheen.

Af en toe hoor je over bijna-dood-ervaringen. Dan zagen mensen licht, een tunnel van licht, ze wilden ernaartoe, maar het kon nog niet. Dat is het spiegelbeeld, het visioen van de toekomst. Maar geen toekomst van licht zonder de donkere nacht.

Hoelang duurt de nacht? We hoorden in het Evangelie: “Er viel duisternis over heel de streek, tot aan het negende uur toe.” Dat duurde drie uur lang. En drie dagen lang heeft de donkere nacht voor Jezus geduurd. Hij die zelf het Licht was, ook Hij moest de donkere nacht van een zwaar lijden en een mensonwaardige dood doormaken.

Het is een oude overtuiging in de Kerk dat wie die donkere nacht hier op aarde al heeft doorgemaakt, en heeft overwonnen, door geloof, door liefde, door trouw, door tot het einde toe vol te houden, die heeft het grootste deel al achter zich. Wie het lijden heeft gedragen in een afmattende ziekte, met geduld, zonder een last te worden voor de omgeving, die heeft na de dood weinig duisternis meer door te gaan. Wie hier op aarde al met God leefde, met Jezus, en zo goed probeerde te zijn als God, als Jezus, die heeft een lichtbron in het hart die alle duisternis overwint.

Daarom ook die wonderlijke traditie om voor de overleden te bidden. Soms weet je, met zekerheid in je hart, dat hij of zij al bij God is. Maar soms ook twijfel je en dan is het goed om die twijfel om te zetten in gebed. Want ons gebed maakt hun donkere nacht korter, ons gebed is als een licht voor hen, ons gebed steunt hen in de laatste weg die ze moeten afleggen. Daarom straks die kaarsjes, hier bij de kruisjes met hun namen, en al die kaarsjes bij Maria, als een verzoek aan haar om hen met het licht van haar liefde te omringen. Het gaat dan uiteindelijk ook niet zozeer om het kaarsje, maar om ons gebed voor hen, waarvan het kaarsje het symbool is.

Maar ook andersom. Als zij daar al zijn, als zij die donkere nacht al zijn doorgegaan, dan zijn ze reeds in het licht, dan is hun leven voltooid, dan zijn ze eindelijk voorgoed bij God en mogen zelf een bron van licht worden voor ons.

Een wonderlijke avond, vanavond, Allerzielen. We nemen de kaarsjes straks mee. U kunt ze op het graf plaatsen, of thuis opbranden. Het kaarsje is het symbool, maar het echte licht gaat verder, ook als het kaarsje is opgebrand. Daarvoor zijn wij hier samen. Het licht gaat door. Hier op aarde, in uw hart, met geloof en liefde. En het gaat door bij God, oneindig licht, leven en liefde voor eeuwig. Amen.

Back To Top