Ga naar hoofdinhoud

Kruisdragen en hindernissenbaan.

Eucharistieviering in de parochie van de H. Bartholomeus te Poeldijk, 21 juni 1998, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: C1998DHJ12C

Lezingen

E.L: Zach. 12, 10-11
Ev: Lc. 6, 27-38

Homilie

Twee zinnen wil ik vandaag uit het Evangelie lichten om nader te bekijken. Twee zinnen die in deze tijd actueel zijn. De eerste zin vindt u ook op de voorkant van de orde van dienst. “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?”. De andere zin is deze: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen ……. door elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen”.

“Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” Wat zal Jezus met die vraag bedoelen? Zou Jezus willen weten wat er over Hem gezegd wordt, zoiets als Story en Privé”, maar dan 2000 jaar geleden? Is hij gretig naar publiciteit, weten wat er over Hem gezegd wordt? Nee! Dat is Hij niet, dat blijkt uit het vervolg en uit het hele Evangelie. Dat kan Hem voor Zichzelf eigenlijk niets schelen. Het kan Hem wél iets schelen voor anderen. Jezus is geïnteresseerd in ons als Hij vraagt: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” want daarna vraagt hij aan zijn leerlingen: “Maar wie zeggen jullie dat Ik ben?”.

We hebben verleden week al kort een vergelijking gemaakt met 50 jaar geleden. Veel dingen zijn ten goede veranderd, maar veel dingen zijn ook achteruit gegaan. Helaas, want dan is er geen vooruitgang meer, dan blijf je op dezelfde plaats staan of zelfs minder dan dat. Vooruitgang is er alleen als je op het ene punt vooruit gaat en op het andere minstens niet achteruit gaat. Als je vooruitgaat in techniek maar verliest in het milieu, is er geen vooruitgang. Als je wint in bezit, maar inlevert in mentaliteit en geloof, is er geen vooruitgang. Ook met het oog hierop probeer ik wat onderzoek tussendoor te doen. Als u die vraag op straat zou stellen in deze tijd. Bijvoorbeeld: “Wat betekent Jezus voor jou?”. Wat zal men dan antwoorden? Als ik vraag wat betekent je vrouw of je kind voor jou, dan komen er al snel antwoorden als: “heel veel” en “alles”. Dezelfde vraag over Jezus is voor veel mensen in onze dagen veel moeilijker. Jezus is ‘een goed voorbeeld’, ‘iemand van lang geleden die goede dingen deed en mooie dingen heeft gezegd’. Als je vraagt: “Is Hij God?”, dan luiden de meeste antwoorden. “Nee, dat niet, Hij is een mens, net als wij.” “En is Hij de Zoon van God?” Daarop komt wat vaker “Ja”, maar met dit toegevoegd: “Dat zijn wij toch allemaal, kinderen van God?”.

Als ik dat nog verder uitdiep door te vragen: “Voel je iets voor Jezus?”, dan is dat nog moeilijker. Voor man, vrouw en kinderen, voor vriend of vriendin voelen ze liefde, genegenheid, waardering, sympathie. Voor iemand die bij iets belangrijks en moeilijks geholpen heeft, voelen ze dankbaarheid en bewondering. Voor iemand die een bepaald gezag uitstraalt voelen ze respect. Maar voor Jezus voelen ze niet altijd iets speciaals, of toch wel, soms bewondering voor wat Hij gedaan heeft, maar dat is wel heel lang geleden.

Voelt u hoe actueel dit Evangelie is. “Wat zeggen de mensen dat Ik ben?” “Ze zeggen dat U Elia bent, of een van de profeten.” Zo klonk het antwoord toen. En wat zeggen jullie? “Dat vraagt Jezus aan zijn Kerk, aan ons. Dan antwoordt Petrus: “U bent de Gezalfde van God”. In het Hebreeuws: “U bent de Messias van God”. In het Grieks: “U bent de Christus van God”. Dat is het antwoord van de Kerk. Twee verschillende groepen, twee verschillende antwoorden: Wat zeggen de mensen dat Jezus is: wat zeggen de kranten, de TV programma’s, de theologische artikelen, de wetenschappers, wat zeggen ze? En wat zeggen wij, zijn volgelingen, zijn geroepenen, genodigden, zijn vrienden, zijn Kerk? Wij mogen, ja wij moeten ons onderscheiden in wat wij over Jezus zeggen, in ons hart kan niet dezelfde onverschilligheid liggen als tegenover een dode historische figuur. Wij worden uitgenodigd om te leven in een diepe persoonlijke relatie met de levende Jezus, Hij is uit de dood verrezen, Hij is onze redder en verlosser, herder en leidsman, meester en leraar, de Gezalfde, de Messias, de Christus van God. Hij nodigt ons uit om Hem te volgen, in alle landen, Palestina of Nederland, in alle tijden, rond het jaar dertig en het jaar tweeduizend, in alle culturen en onder alle omstandigheden.

Waarom stelde Jezus die vraag. Niet voor zichzelf, niet uit nieuwsgierigheid, maar als een opstapje om ons, zijn leerlingen te onderrichten. En zijn onderricht brengt ons bij de tweede zin: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen ……. door elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen”.

Ik kom geregeld bij mensen die ernstig ziek zijn, soms ongeneeslijk, of die onder ander leed gebukt gaan. Dan komt het gesprek inderdaad op het kruis dat zij voelen, dat zij moeten dragen, omdat het leven dat meebrengt. Een kruis dat vaak te zwaar is, dat ze kwijt willen: “Laat dan liever de dood maar komen, het kruis blijven dragen, dat kan ik niet meer aan”. In andere gesprekken hoor ik vaak een andere klacht: Ik kan God geen plek in mijn leven geven omdat ik eens een jonge vrouw, of een kind of een vader heb zien sterven; wat is daar nu de zin van, zoiets zou God toch niet doen?”. En dan klinkt deze zin van Jezus: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen ……. door elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen”.

U weet, ik ben tijdens militaire dienst Marinier geweest. De eerste maanden, met de trainingen, zijn het zwaarst. Een van de onderdelen daarin is de hindernisbaan, u kent het misschien zelf. Er zijn ook oefeningen bij om onder prikkeldraad door te tijgeren terwijl er met scherp geschoten wordt en de kogels dus over je hoofd fluiten.

Om een antwoord te zoeken op die vraag van het kruisdragen, gebruik ik dat beeld van die hindernisbaan graag als beeld voor ons leven. Iedere mens die op deze wereld wordt geplaatst, komt op zijn eigen hindernisbaan terecht en iedere baan is anders. Kijk je naar de baan van je buurman of buurvrouw, dan kun je vaak denken, dat is een gemakkelijk baantje. Maar je kunt, als je eerlijk bent, soms ook denken, die is veel zwaarder dan die van mij. Je hebt natuurlijk stukken die gemakkelijk gaan en je hebt zware stukken, je hebt lange en korte banen. Maar aan het einde van die baan wacht ons de overwinning. Maak je de baan af, dan is zogezegd de lauwerkrans voltooid, maak je hem niet af, ontwijk je de hindernissen, snij je hem af of kort je hem in, dan zal de beloning niet zijn wat hij had kunnen zijn.

Maar er is iets bijzonders met die baan. Tref jij een lichte baan, dan heb je tijd en energie over om de buurman of buurvrouw te helpen in de zware stukken. En dat is precies wat Jezus deed en wat Hij ons vraagt te doen. Hij laat zien dat onze hindernisbaan niet beperkt is tot dat ene stukje van ons, maar dat we samen de klus moeten klaren en alleen als ik de ander help, zal mijn lauwerkrans voltooid zijn, groter dan ik ooit had durven dromen.

Zal Oranje de WK-voetbal winnen? Als ze zo doorgaan wel. Maar ze moeten er dan wel staan als team, ze moeten dan voor elkaar door het vuur gaan, eigen roem vergeten en werken en knokken voor de gezamenlijke overwinning. De grootste overwinning zal trouwens niet de WK-beker zijn, maar de fair play prijs, de prijs voor het eerlijkste en aantrekkelijkste spel, met de minste overtredingen en de grootste solidariteit, niet alleen tussen de leden van het team, maar ook ten opzichte van je tegenstanders, de ‘vijand’. Voetbal als levensles; zou er dan toch zoiets bestaan als Christelijk voetbal?
Amen.

Back To Top