Ga naar hoofdinhoud

In de Doop bevestigt de Vader in de hemel zijn kind op aarde. In Het doopsel, een schitterend sacrament, komt iets van de glans van Gods gelaat over de dopeling.

Eucharistieviering in de parochiekerk van de H. Bartholomeus te Poeldijk, weekeinde van 27 en 28 februari 1999, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: A1999QDR02A

Lezingen

E.L: Gen: 12, 1-4
EV: Mt. 17, 1-9

Homilie

We zijn op weg naar een nieuw millennium, het derde sinds de Christelijke jaartelling. In de laatste drie jaar hebben we in de Katholieke Kerk wereldwijd drie thema’s gevolgd: 1997 de Zoon, 1998 de Geest en 1999 hebben we extra aandacht voor de Vader. In het jaar tweeduizend zal God centraal staan in zijn onpeilbare mysterie, als de Drie-ene-God. U hebt er al iets over kunnen lezen in de Poeldijker. Vanwege onze jubileumjaren konden deze thema’s niet echt de aandacht krijgen. Daarom willen we nu een soort inhaalslag maken. Deze weken, rond Pasen, zullen we de Zoon centraal stellen. Rond Pinksteren gaat onze aandacht naar de heilige Geest en daarna, tot aan de Advent staat de Vader centraal.

Maar we hebben ook naar thema’s gekeken, nu dus vooral rond de Zoon. En een van de thema’s is: Sacramenten. Om de week komt een van de zeven sacramenten aan bod en vandaag is dat het Doopsel.

Het Doopsel. Misschien denkt u, hoe breng je dat nu in verband met de Evangelie-lezing? Dat valt mee, één zin springt eruit: De stem van de Vader klonk: “Dit is mijn Zoon, de welbeminde, in wie Ik mijn welbehagen heb gesteld; luistert naar Hem”. Weet u nog, wat er gebeurde toen Johannes de Doper Jezus onderdompelde in de Jordaan: “….. Een stem uit de hemel sprak: ‘Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb’.”

“Dit is mijn Zoon”. De Vader in de hemel zegt het zelf: “dit is mijn Zoon”. Het is trouwens een heel indrukwekkend moment daar op die berg, zo indrukwekkend dat de leerlingen met vrees zijn bevangen. Er komt een wolk over hen en een stem klinkt uit de wolk. Ze besterven het haast en er heerst verwarring; “Heer, komt dat even goed uit dat wij er zijn, laten we drie tenten bouwen, voor U een, voor Mozes een en voor Elia een”. Maar nog voor Petrus is uitgesproken wordt hij onderbroken door de stem uit de wolk, alsof de hemelse stem hem corrigeert. Ho Petrus, je zit ernaast, want Petrus durft nog niet te kiezen, geef ze dan alledrie maar hun eigen tent. Dus kiest de Vader voor hem. Dan, midden in de verwarring, als de stem weg is kijken ze op, wie van de drie is dan die zoon? Jezus, Mozes of Elia? Voor ons is het gemakkelijk, maar voor hen was het dat niet. Toen zij hun ogen opsloegen, zagen zij niemand meer dan alleen Jezus. De beslissing is gevallen, de Vader heeft de Zoon aangewezen en alle twijfel is voorbij.

Als we met dit in gedachten nu eens naar de doop kijken. Verreweg de meesten van u hebben al een of meerdere keren hier bij de doopvont gestaan, vroeger misschien dicht bij de ingang, bij de doopkamer, nu hier vooraan. De meter, of tegenwoordig de moeder zelf, hield het kindje vast en de priester zei: ‘Ik doop je in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest’. We kennen de rituelen, de symbolen, zoals de zalving, het doopkleed, de kaars, de gebaren en de gebeden, maar wat gebeurt er nu tussen dat kindje en God?

Een voorbeeld: Een pas getrouwd stel, het is oorlog en hij is op zee. Radiografisch- of briefcontact is onmogelijk. Zij is in verwachting maar hij weet het niet. Het kindje wordt geboren. Zodra het kan stuurt moeder een bericht: ‘een zoon’. Één woord komt terug: ‘fantastisch’.

Hij ziet het kind niet, heeft het nog niet in zijn armen, maar aan de bar geeft hij een rondje en ’s nachts slaapt hij niet; we hebben een kind, ik ben vader geworden. Zijn liefde voor z’n vrouw wordt nog sterker, zijn zorgzaamheid en zijn verlangen naar huis nog groter.

Als wij dan beseffen dat het mysterie van het leven, van alle leven, begint in God, dan kunnen we misschien vermoeden hoe groot de vreugde van God is bij de geboorte van een mensenkind, van elk mensenkind. Maar het is alsof Hij ver weg is, over zee. Alsof Hij wacht op een bericht van ons, een teken, je hebt er een kind bij, je bent weer vader geworden.

We zien uit naar het moment dat de Vader in de hemel zijn kind op aarde bevestigt, aanvaart, aanneemt als zijn kind, het als het ware in zijn handen neemt, aan zijn hart drukt en zegt: jij bent mijn kind. Natuurlijk, de man op zee was al vader voor hij het wist, God is ook vader, ook voor het doopsel, maar dat doopsel maakt toch heel wat uit.

Het is overigens nog niet alles. Misschien denkt u: “dat is mooi, maar ik hoor niets over de erfzonde, die is zeker afgeschaft, daar praten ze zeker niet meer over?” Weet u, de erfzonde is een ander verhaal. Het verhaal van de zondeval, waarvan de Kerk de betekenis heel serieus neemt. Het geeft aan dat er tussen God en ons iets scheef zit. Alsof de vrouw haar man heeft verlaten en ze juist in scheiding liggen als het kind geboren wordt. Als dan dat bericht over zee aankomt, zijn er plotseling gemengde gevoelens; als de scheiding van haar uitging en hij nog van haar houdt, dan zal dit bericht, wat zo vreugdevol had moeten zijn, nu juist de pijn nog groter maken. Stel dat zij vlak voor zijn vertrek de echtscheidingspapieren heeft ondertekend en nu een berichtje stuurt: ‘je hebt een zoon’, wat roept dat op als er niet bij staat: “het is weer goed, ik houd van je”, en daarna: “je hebt een zoon”?

De erfzonde is ook zoiets, de mensheid in haar totaal is als een vrouw die de liefdesband heeft verbroken. Kan dat kind daar iets aan doen, nee, en toch maakt ook het kind deel uit van dat probleem, het draagt de last mee van het staan in een verbroken relatie.

De Kerk is als diezelfde vrouw, maar dan een die het weer heeft goedgemaakt, die opnieuw trouw heeft beloofd aan God en zo ook probeert te leven. De verbindende schakel daarin is Jezus. Hij wordt daarom ook de bruidegom genoemd, Hij heeft in zijn leven laten zien, dat God, ondanks alles, trouw is gebleven, dat Gods liefde nooit is geëindigd en nooit zal eindigen, dat God van ons houdt en altijd van ons zal blijven houden. Dat alles weten wij door Jezus en alleen door Hem. Zonder Jezus kennen wij God niet als Vader. En er is ook niemand anders dan alleen Jezus die ons bij de Vader kan brengen.

Tot slot. Ik vraag wel eens aan jonge ouders wat zij zouden willen vragen voor hun kind: het eerste is dikwijls gezondheid. Dat is dan de moeite waard is om over na te denken en samen te praten. Is gezondheid het belangrijkste of moeten we beginnen met de gezondheid van de geest, van de ziel, een goede band met God en de ouders, een liefdevolle omgeving en een goed karakter. Als het zo was dat het doopsel ons zou behoeden voor ziekte en ongeval, dan liet de hele wereld zich meteen dopen.

Het is net als die leerlingen aan het eind van het Evangelie: “Spreek met niemand over wat je gezien hebt, voordat de Mensenzoon uit de doden is opgestaan”. Ook Jezus als veelgeliefde Zoon zal door lijden en dood heen moeten gaan. Zo juist zal Hij ons de weg tonen, de weg in trouw aan God, in liefde en overgave. En dat ligt ook in de doop opgesloten. Met Jezus de weg gaan, door alles heen. Als je daaraan denkt, besef je des te meer hoe hard je het nodig hebt dat de Vader tegen je zegt: “Jij bent mijn veelgeliefd kind, op jou zie ik met veel liefde neer. Het helpt je door te gaan waar anderen afhaken.”

Het doopsel, een schitterend sacrament, zo mooi als de verheerlijking op de berg, iets van de glans van Gods gelaat komt over de dopeling. Dan is het extra goed en vreugdevol om te beseffen dat ook wij gedoopt zijn. Amen.

Back To Top