Ga naar hoofdinhoud

De groten in Gods Kerk leven zo in Gods liefde dat zij een voortdurende krachtbron in zichzelf ervaren. Gods liefde die zichtbaar wordt in vergeving, in vertrouwen, geloof, hoop, geduld, trouw, in allerlei kleine dingen van het leven.

Eucharistieviering in de parochie van de H. Bartholomeus te Poeldijk, weekeinde van 9 en 10 mei 1998, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: C1998TMP05C

Lezingen

E.L.: Hand. 14, 21-27
EV: Joh. 13, 31-33a en 34-35

Homilie

Een nieuw gebod. Wij hebben in onze tijd iets tegen geboden lijkt het. Dat heeft waarschijnlijk te maken met een grotere gevoeligheid voor gezag. De organisatie-wetenschap maakt daar een studie van. Grote bedrijven, de overheid, scholen, maar ook kleine bedrijven en gezinnen worden onder de loep genomen. Men kijkt hoe gezag her en der functioneert. Het gaat niet meer zoals vroeger. We kennen allemaal nog wel voorbeelden van autoritaire vaders en soms ook autoritaire moeders, al lijkt het bij hen wat minder vaak voor te komen. Vader zei wat er moest gebeuren en daar was geen tegenspraak bij mogelijk. Zo was het ook in de regering, bij de politie of in het bedrijf. De directeur, de baas had het voor het zeggen. Dat is in zekere zin nog steeds zo, maar er is een toename van democratische ontwikkelingen, er zijn inspraakprocedures gekomen, medezeggenschapsraden, adviesorganen op tal van vlakken. Het woordje ‘jij moet dat doen’, valt niet meer goed. Het woord ‘moeten’ wordt steeds meer vermeden. Behalve misschien in uitspraken als: ‘je moet je tanden poetsen, je moet naar school, je moet op tijd naar bed’. Dingen die met je gezondheid te maken hebben, dat gaat dan nog, maar bij andere onderwerpen ligt het soms heel gevoelig.

Vandaag een ‘gebod’. Dat is zoiets als ‘moeten’. Geboden liggen dan ook niet goed in het gehoor en het is duidelijk dat dit niet alleen iets van onze tijd is. Geboden vielen eigenlijk nooit goed. En waar zit het nu in dat mensen een hekel aan geboden hebben?

Zit het in onze drang naar vrijheid en ongebondenheid? Maar we weten dat als een wetenschapper goed werk wil leveren, hij zich heel strak aan zijn methode moet houden, anders wordt het niets. Komt er toevallig toch wat uit, dan weet hij vaak niet meer hoe het kwam. Als een voetballer zich niet aan de regels houdt gaat hij het veld uit. Als een zangeres niet zingt wat er staat kan ze niet met het concert meedoen. Als een tuinder de regels van de teelt niet bijhoudt kan hij het wel vergeten.

Toch blijft er een drang naar ongebondenheid. In de kunst heb je dat goed kunnen zien. In de moderne tijd kwam er een sterke behoefte om kunst te maken zonder vaste regels, vrije expressie. Ook in de muziek, en naar het lijkt ook in de religie, in het geloof. Geloof zonder vaste regels, dat betekent je eigen regels maken. Dat is niet per se verkeerd, maar hoever kan het gaan? Elk land elke streek, elk gezin, elk individu zijn of haar eigen regels. Wanneer je dat in het verkeer zou doen, zou niemand meer de weg op kunnen, ook in het maatschappelijk verkeer, in regels van fatsoen, in het omgaan met elkaar. Er zijn grenzen aan wat wijzelf kunnen bepalen.

Dus toch geboden?! Nu is het aardig dat God ons steeds meer als volwassenen gaat behandelen. In het Evangelie hoorde u Jezus zeggen: “kindertjes”. Hij bedoelt daarmee te zeggen: Jullie zijn kinderen van God, kinderen van de hemelse Vader, maar jullie zijn nog onvolgroeid, klein in het geloof, klein in het vertrouwen, klein in durf. Dus niet kinderen, maar kindertjes. Kleine kinderen hebben allerlei regels nodig. Wie kinderen geen regels leert, maakt dat het kind later met een probleem zit. Maar hoe ouder je wordt, des te meer eigen verantwoording je moet dragen. Dan moet je voortbouwen op die regels en met de regels in je achterhoofd steeds vaker zelf beslissingen nemen. Om die reden geeft Jezus ons een “Nieuw Gebod”. De uitspraak in de Wet van Mozes (Ex. 21, 24) kent u natuurlijk. “Oog om oog – tand om tand”. Het boek Leviticus (19, 18) gaat een stap verder: “Bemin uw naaste als uzelf (zie ook Mc. 12, 33)”. En het boek Tobit (4, 15) maakt daarvan: “Wat jij niet wil dat jou geschiedt, doe dat ook een ander niet”.

Jezus neemt deze traditie met dit soort uitspraken op in zijn onderricht maar Hij keert de laatste uitspraak om: “Wat jij wilt dat anderen voor jou doen doe dat zelf eerst voor hen (mt. 7, 12)”. In de Evangelie-lezing van vandaag zet hij de laatste stap, de definitieve stap, waarin de wet van Mozes wordt opgenomen in de wet van het Nieuwe Verbond, de Wet van de liefde. Vandaag zegt Jezus: Jullie moeten elkaar liefhebben, zoals Ik jullie heb liefgehad. Hij gebruikt dus voor onze tijd twee lastige woorden: ‘gebod’ en ‘moeten’. Maar hij verbindt het aan iets anders; Hij verbindt het aan ‘liefhebben’. Nu zijn echter niet alle soorten beminnen of liefhebben hetzelfde. Wat de een beminnen noemt, is voor de ander hartstocht. Wat de een vanzelfsprekende moederzorg noemt, vat een ander al onder liefde. Daarom moeten we precies weten wat Jezus onder liefhebben verstaat. Het zijn bij Hem niet zozeer tekenen van genegenheid. Die zijn goed en horen erbij. Het is niet zozeer de lichamelijke uitdrukking van liefde. Ook dat is goed en hoort erbij. Maar daarvan keert er altijd iets naar jou terug. Daarom zeggen mensen ook: de liefde kan niet van één kant komen. Onze menselijke uitingen van liefde houden het alleen vol als we er iets bij terugontvangen, op zijn minst een gevoel van tevredenheid of voldoening.

Bij Jezus echter wél. Bij Jezus komt de liefde van één kant. Nog voor Hij enige liefde van ons ontvangt, schenkt Hij ons zijn liefde. Zo laat Hij zien hoe goed God is. God heeft ons lief nog voordat wij ook maar iets goeds hebben gedaan. Jezus vergeeft zijn moordenaars en bidt voor hen om vergeving. Terwijl bijna iedereen hem in de steek laat, geeft Hij zijn leven voor vriend en vijand. Hij geeft een voorbeeld van dát wat de Christenen later als de enige echte liefde zullen verstaan. Liefde die geeft, ook als zij niet terugontvangt.

Maar kan dat wel? Is dat niet frustrerend, onbegonnen werk, de mensenmaat te boven. Druk je daarmee niet allerlei mensen: vaders, moeders, kinderen, werkers in verzorgende beroepen, in een onhoudbare positie. Ja! Dat zou kunnen, want dit is meer dan wij uit onszelf kunnen. Dit lukt zolang bij mensen, als er niet méér wordt gevraagd dan zij op kunnen brengen. En toch zegt Jezus: “Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben”.

Gelukkig zien wij mensen die wel zo hebben geleefd of zo leven. Die alsmaar blijven uitdelen uit de overvloed van hun hart. Hun geheim ligt hierin, zij weten zich bemind door God, precies zoals Jezus. Hij leefde zó in Gods liefde, dat hij kon geven, ook als Hij van mensen geen liefde ontving. De groten in Gods Kerk leven zo in Gods liefde dat zij een voortdurende krachtbron in zichzelf ervaren. Gods liefde die zichtbaar wordt in vergeving, in vertrouwen, geloof, hoop, geduld, trouw, in allerlei kleine dingen van het leven. En zozeer zou die liefde onder ons moeten heersen, dat mensen in het dagelijks leven merken dat wij Jezus navolgen. Dat mensen onopvallend maar toch echt aan ons kunnen zien dat wij leven in Gods liefde; dat zij kunnen zien dat wij kinderen van God zijn omdat wij elkaar net zo liefhebben als Jezus ons heeft liefgehad.

Wat zou de wereld mooi zijn. Het zou Gods Koninkrijk zijn, hemel op aarde. Amen.

Back To Top