Ga naar hoofdinhoud

God heeft andere normen en waarden dan wij mensen. En als wij op aarde iets dichter bij de hemel willen leven, dan zullen we die normen en waarden van God moeten leren.

Eucharistieviering in de parochiekerk van de H. Bartholomeus te Poeldijk, 22 september 2002, 10.00 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: A2002DHJ25A

Lezingen

E.L: Jes. 55, 6-9
EV: Mt. 20, 1-16a

Homilie

Ga ook naar mijn wijngaard; al is het maar voor een uurtje werk. De Evangelieverhalen van Jezus hebben dikwijls iets weerspannigs, ze strijken tegen de haren in en zijn ook niet zomaar simpel uit te leggen. Natuurlijk de Boodschap is helder: God heeft andere normen en waarden dan wij mensen. En als wij op aarde iets dichter bij de hemel willen leven, dan zullen we die normen en waarden van God moeten leren. Daar is Jezus al die jaren mee bezig geweest.

Dit zou dus een korte preek kunnen blijven, niet meer dan de kern aangeven. Maar dan zou je dikwijls ongeveer dezelfde preek kunnen houden. Het gaat er natuurlijk ook om hoe dat concreet in ons leven gestalte krijgt. Het leven is weerspannig, ons mensenhart is weerspannig. Daarom biedt Jezus ons vandaag waarschijnlijk ook zo’n weerspannig verhaal, waarmee Hij ons uitdaagt verder te kijken dan we gewend zijn.

Ik denk dat de meesten van u, volledig meevoelen met de mensen in dit Evangelieverhaal die van ‘s morgens zes uur tot ‘s avonds zes uur hebben gewerkt voor pakweg € 100,-. Zij zien dat degenen die de hele dag op de markt hebben gestaan, wachtend op een werkbaas die hen wil huren, die dan nog even van vijf tot zes een uurtje hebben meegedraaid, ook € 100,- krijgen. Dan denk je toch, ik kan beter morgen iets later komen, dan krijg ik hetzelfde. Ik kan beter van de bijstand trekken, dan heb je het ook goed. Ik kan beter de belasting ontduiken, dan houd ik meer geld over, ik kan beter …… De bekoring is duidelijk.

U kent natuurlijk het verhaal van de verloren zoon. Hij heeft zijn leven vergooid, zijn bezit verkwanseld, geleefd alsof er geen God bestaat, weg van huis, weg van de familie, zijn verantwoordelijkheden ontvlucht, alleen nog bezig met zijn eigen vrijheid en zijn eigen belangen. Alle leuke dingen gedaan die normaal niet mogelijk zijn. Dat alles ten koste van degenen die achter blijven. En dan krijgt hij bij terugkomst een feestkleed om, een nieuwe ring aan zijn vinger, de sandalen worden hem ondergebonden en het gemeste kalf wordt geslacht. Vader wil feest vieren vanwege zijn teruggekeerde zoon.

Verhalen van Jezus die aan de ene kant ontroerend zijn, maar die ook een angel in ons hart steken. Je voelt zo goed mee met die oudste zoon, die de hele dag werkt, er is tenslotte altijd iets te doen, van leuke dingen kun je alleen maar dromen. Misschien heimelijk jaloers op de jongere broer, want tja, zo af en toe hoor je verhalen wat hij allemaal uitgespookt heeft, wat dat aangaat is de wereld klein. En dan zie je dat ….

Of Martha en Maria. Als Martha loopt te sloven voor Jezus en zijn leerlingen en Maria zit lekker te luisteren. En dan neemt Jezus het nog voor Maria op ook. Jezus reageert dikwijls anders dan wij zouden doen. Hij hanteert normen en waarden die wij van nature niet hebben, Hij ziet dingen in een ander licht, vanuit een ander standpunt. Hij ziet van God uit en wij zien van de mensen uit. Hij ziet vanuit de eeuwigheid, wij vanuit de tijd. Hij ziet vanuit de liefde, wij vanuit het eigenbelang. Hij ziet vanuit vergeving, wij vanuit lik op stuk. Hij ziet met heel andere ogen.

Werkers in de wijngaard. Dat gaat natuurlijk over ons, over u en mij. Waarover zou Jezus de parabel hebben gesproken als Hij in deze tijd geleefd had. Over asielzoekers? Of over werklozen, over mensen in de WAO, over hen die het schijnbaar gemakkelijker doen of het ervan nemen?

Jezus sprak zijn parabel voor de Joodse toehoorders in zijn dagen. Daarin klinken ook heel gewone geloofsvragen door. Bijvoorbeeld; Als je nu heel je leven goed hebt geleefd, kom je dan hoger in de hemel? Als je de wet hebt onderhouden, heel punctueel en netjes hebt geleefd, trouw in je huwelijk bent geweest en steeds hebt geprobeerd te doen wat God je leert; is je beloning in de hemel dan groter dan van anderen die dat zo niet hebben gedaan?

Wanneer twee leerlingen Hem vragen, mag een van ons aan uw linker en de ander aan uw rechterzijde zitten, en zo dus de beste plaatsen willen reserveren, dan zegt Hij niet: ‘Probeer maar, wie de meeste goede daden doet, wie het hardst zijn best heeft gedaan, wie de wet het trouwst onderhoudt, dat zal er komen’. Nee, Hij zegt: ‘Dit is alleen bestemd voor degene voor wie de Vader dat heeft bereid’. Dat zijn de mensen die de meeste liefde tonen, die Gods Liefdesverbond trouw onderhouden. Dat iemand aan Jezus’ rechterhand zit, is niet zomaar loon voor werk, het blijft eerst een gave, maar als iemand aan die gave heeft beantwoord, dan is er zo iets nieuws ontstaan. Wat ons loon ook zal zijn, het is al bijzonder genoeg. Net als die leerlingen die tegen Jezus zeggen: ‘Kijk, wij hebben alles achtergelaten om U te volgen, wat zullen we dan krijgen?’ Dan antwoordt Jezus: ‘Voorwaar ik zeg u, je zult het honderdvoudige aan broers en zussen, aan moeders en kinderen en akkers terugontvangen en in de hemel het eeuwige leven.’

Werkers in de wijngaard. Je blijft er waarschijnlijk een onrechtvaardig gevoel bij houden. En dat is ook de bedoeling. Een goed sociaal stelsel kan altijd misbruikt worden. Liefde kan altijd misbruikt worden. Maar wat ben je gezegend als je gewoon een dag mag werken, met je eigen handen de kost verdienen, een rechtvaardig loon ontvangen. Wat ben je gezegend als je gezond bent en een baan hebt. Wat ben je gezegend dat mensen met je willen samenwerken omdat je een prettige collega bent. Wat ben je gezegend als je bent gegroeid in je geloof, als je gaandeweg God hebt leren kennen, als Jezus een leidsman en gids in je leven is geworden. Wat ben je gezegend als je als oudste zoon kunt hopen op de terugkeer van de jongste. Als je als Martha kunt dienen en niet jaloers bent omdat je jongere zus aan de voeten van Jezus zit. Als je niet de beste plek opzoekt, maar tevreden bent met de plaats waar je leeft en dat aan God durft over te laten.

Wie zo leeft, heeft al een plek aan Gods rechterhand, die leeft al in Gods koninkrijk, die weegt zijn eigen goede daden niet meer, die ziet naar de ander met ogen van liefde, met een hart vol geduld, met hoop en vertrouwen dat het goed komt. Die zegt niet: ‘Die zoon van U heeft slecht geleefd’, maar ‘die broer van mij is weer levend geworden’. Die gebruikt zijn ellebogen niet, maar leeft in Gods hand. Die werkt, wordt moe, draagt zijn zorgen, in het vertrouwen dat God er zijn zegen aangeeft. Die bemint en die wordt bemind. Die is Gods Koninkrijk al binnengegaan. Amen.

Back To Top