Ga naar hoofdinhoud

Broodvermenigvuldiging: Breng je eigen kleinheid bij Hem, breng je beperktheid, je tekort, je onmacht, je moedeloosheid, bij Hem. Maar breng ook dat wat je wel hebt, al is het nog zo weinig, breng die paar talenten die je hebt, breng je goede moed, breng je vertrouwen, ja, breng jezelf bij Hem. Als het zijn tijd is, doet Hij zijn teken, en dan sta je verbaasd, net als toen die menigte.

Eucharistieviering in de parochie van de H. Machutus te Monster en O.L.V. Tenhemelopneming te ‘s-Gravenzande, 26 en 27 juli 2003, 19.00, 09.30 en 11.00 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: B2003DHJ17B

Lezingen

E.L.: 2 Kon, 4, 42-44
Ev.: Joh. 6, 1-15

Homilie

Soms staan er van die kleine tussenzinnetjes in het Evangelie, waar je, als je niet oppast, overheen zou lezen. Maar ze zijn er door de schrijver van het Evangelie expres tussen gezet, zodat wij door dat zinnetje op het goede spoor komen. Ik bedoel deze zin: “Dit zei Hij om hen op de proef te stellen, want Zelf wist Hij wel wat Hij ging doen.“ Is dat niet vreemd? Jezus ziet de grote menigte, en zegt tegen Filippus: “Hoe moeten we brood kopen om deze mensen te laten eten?”. Maar Hij zegt het met een heel andere bedoeling. Het Evangelie is ons gegeven om Jezus beter te leren kennen en zo God beter te leren kennen. Blijkbaar stelt God ons op de proef, stelt God ons vragen, confronteert God ons met problemen, drukt Hij ons er met de neus bovenop om ons op de proef te stellen.

Vreemd toch. Waarom stelt God ons op de proef? Wat is daar de zin van? Waarom stelt Jezus zijn leerlingen op de proef, want Hij zegt het niet alleen tegen Filippus, maar tegen hen allemaal. En als Hij zijn leerlingen op de proef stelt, zou Hij dat dan met ons ook niet doen? Wat is het probleem in het Evangelie? Er is een gigantische menigte gekomen, alleen aan mannen zijn het er al vijfduizend. Tel daar hetzelfde aantal vrouwen bij, plus kinderen die rondlopen. Dan zit je al snel aan zo’n vijftienduizend bezoekers. Ter vergelijking, naar de landelijke katholiekendag in Utrecht, kwamen dit jaar zo’n tienduizend bezoekers. Een andere vergelijking: in Rome kwamen drie jaar geleden zo’n twee miljoen jongeren. Toen zag de stad Rome zich ook gesteld voor het probleem hoe je zoveel mensen te eten kunt geven, maar dat werd van tevoren geregeld. Blijkbaar heeft de Kerk van Jezus geleerd dat ze daar een bijzondere verantwoordelijkheid in heeft. Maar niet alleen voor het lichaam, vooral ook voor de geest. De organisatoren hadden ook kunnen zeggen: “Laten ze maar naar de winkels gaan, laten ze maar naar de restaurants gaan, dat is ook goed voor de middenstand, dan verdienen die er ook nog wat aan”.

Het eerste dat daarom opvalt is dat Jezus die verantwoordelijkheid naar zich toetrekt. Hij voelt zich verantwoordelijk voor deze mensen. Hij ziet hen aan als de Goede Herder die zorgt dat zijn kudde grazige weiden vindt en voldoende te eten krijgt, zodat ze gezond en sterk worden. Dan neemt de kudde toe, dan geven ze wol en melk. Hij is de Goede Herder, Hij is verantwoordelijk voor hen. Vreemd, hebben die mensen dan niet een eigen verantwoordelijkheid? Als je mee op pad gaat met een beroemde predikant, verwacht je toch niet dat Hij jou zomaar te eten geeft.

We hebben deze lezing al zó vaak gehoord, dat je alles logisch en vanzelfsprekend gaat vinden. Maar voor die mensen toen was er helemaal niets vanzelfsprekends aan. Waarom trokken ze met Jezus mee? Niet om gevoed te worden, maar voor hetzelfde als in onze tijd. Ze zagen wat Hij aan de zieken deed. Jezus was goed voor zieken, zijn goddelijke liefde was een bron van geneeskracht voor allen die tot Hem kwamen. Zijn Woord, zijn blik, zijn aanraking, zijn gebed, alles droeg ertoe bij dat zieken herstelden, kwalen genazen, blinden gingen zien, lammen gingen lopen, doven gingen horen.

Dat zagen de mensen, en daarom trokken ze met hem mee als een kudde. Ze trekken mee en er is daar veel gras. Het lijkt een romantische picknick, maar de woorden staan hier om ons eraan te doen denken dat hier het beeld wordt geschetst van de herder met zijn kudde. Dat bijvoorbeeld alleen die mannen worden genoemd, terwijl elders in het Evangelie ook veel wordt gesproken over de vrouwen, heeft dezelfde bedoeling. Johannes kende dat verhaal van de profeet Elisa in de eerste lezing. Elisa stond voor een soortgelijk probleem. Honderd man te eten geven met twintig gerstenbroden. Nu staat Jezus voor zo’n probleem, maar dan vijfduizend man voeden met vijf gerstebroden. Bij Elisa gaat het om een vijfvoudige overvloed, daarmee heeft iedereen een brood. Bij Jezus gaat het om een duizendvoudige overvloed. Zo weet iedereen dat met Jezus werkelijk de definitieve profeet gekomen is.

Maar waarom doet Jezus nu alsof Hij tobt met dit probleem? Hij legt het probleem voor aan zijn leerlingen. Wat zullen zij doen? Zullen ze zeggen: “Ach Heer, dat is toch niet onze verantwoordelijkheid, die mensen gaan toch uit vrije wil mee, die moeten zelf maar voor hun voedsel zorgen”. Nee, dat zeggen ze niet. Ze begrijpen dat Jezus zich verantwoordelijk voelt voor die menigte. Als Hij daar niet heen was gegaan, waren die mensen ook niet gevolgd. Zijn zending brengt verantwoordelijkheid mee.

Wat hadden de leerlingen nog meer kunnen zeggen: “Heer, zullen we vragen of de mensen met elkaar willen delen. Misschien zijn er nog wat mensen die iets te eten bij zich hebben”. Nee, dat zeggen de leerlingen ook niet. Als dat de oplossing was geweest, dan was er helemaal geen probleem geweest, dan had Jezus ook die vraag niet hoeven stellen en was Hij niet begonnen over brood kopen. Waar het om gaat is dat er gewoon geen brood meer is, op de handelaren na, die natuurlijk ook op zo’n menigte afkomen, zoals dat jongetje met nog vijf gerstebroden en twee vissen. Maar daarmee is het plaatje kompleet. De menigte is de kudde die neerzit in het gras. Er zijn de gerstebroden net als bij de profeet Elisa. Jezus herkent het moment, Hij weet wat God door Hem gaat doen. God openbaart hier in tekenen dat Jezus de Goede Herder is, de ware herder namens God, de definitieve profeet.

Waarom wil Jezus hen dan op de proef stellen? De leerlingen zijn léérlingen, zij zijn in een leerfase, een leertijd. Zo zou je ons hele leven kunnen zien. Denk daarbij aan het volk in de woestijn, alle mensen die toen met Moses meetrokken waren leerlingen, die in de woestijn moesten leren op God vertrouwen. Deze keer moeten de leerlingen ontdekken dat zij zich niet moeten onttrekken aan hun verantwoordelijkheid, als zij gezonden worden, maar ook niet laten vangen door de grootte van het probleem en niet vastlopen in de eigen beperktheid. Wat zijn nu die vijf broden en twee vissen voor zo’n aantal? Maar Andreas doet precies wat hij moet doen. Hij noemt wat hij wél heeft. Hij beseft hoe weinig dat is, maar hij brengt het bij Jezus. Dat stukje vertrouwen is voldoende om Jezus te laten doen wat Hij moet doen. Had Jezus nu die broden en vissen nodig? Welnee, maar Hij gebruikt ze voor het teken. Hij neemt op wat de leerlingen aandragen. Hij wil het doen met wat wij inbrengen.

Wij proberen vaak dat wonder op een min of meer wetenschappelijk acceptabele manier te verklaren. Maar het gaat om de betekenis. Staat u voor een onmogelijke opdracht, maar ervaart u dat het toch uw opdracht is. Ziet u problemen op uw weg, maar weet u zeker dat het de goede weg is. Doe dan wat de leerlingen bij Jezus doen. Breng je eigen kleinheid bij Hem, breng je beperktheid, je tekort, je onmacht, je moedeloosheid, bij Hem. Maar breng ook dat wat je wel hebt, al is het nog zo weinig, breng die paar talenten die je hebt, breng je goede moed, breng je vertrouwen, ja, breng jezelf bij Hem. Als het zijn tijd is, doet Hij zijn teken, en dan sta je verbaasd, net als toen die menigte. Hij stelt je niet op de proef om je te pesten, maar opdat je groeit in geloof, hoop en liefde, opdat je groeit in vertrouwen, totdat je net zo vertrouwt als Hijzelf. Dan wordt het onmogelijke mogelijk: Gods Koninkrijk. Amen.

Back To Top