Ga naar hoofdinhoud

God als goede vader die een oogje in het zeil houdt. Moge wij ervaren dat God zijn oog direct op jou gevestigd heeft, dat Hij bij je is, als je redder, als je Broeder, als je Vader. Dat hij ziet hoe ook jij je door het leven worstelt, dat Hij je op tijd dat steuntje in de rug geeft.

Eucharistievieringen in de parochie van de H. Bartholomeus te Poeldijk, weekeinde van 22 en 23 augustus 1998, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: C1998DHJ21C-HBart

Lezingen

E.L: Jer. 1, 4-9
T.L: Jak. 1, 2-4. 12
EV: Joh. 1, 45-51

Homilie

Als kleine kinderen intensief spelen, kun je daar als grote van genieten. Vader en moeders kunnen, als ze er de tijd voor krijgen, tijdenlang, met genoegen alleen maar kijken naar hun spelende kinderen. Dat begint al in de wieg, gewoon kijken naar zo’n gezichtje dat steeds weer een andere uitdrukking krijgt. Als de kinderen dan opgroeien, beginnen ze de wereld te verkennen. Dat begint in de huiskamer. Moeder is bezig en let met een half oog op de kleine. Die gaat helemaal op in de autootjes, de poppen, de lego, de knex, de puzzel, de tekening, het kleurboek, of wat dan ook. Dat kind voelt zich veilig; in huis, in de vertrouwde omgeving, met dat wakende oog van vader of moeder, vanaf de bank, of vanuit de keuken.

U hebt misschien tijdens een reis, of in een documentaire, ergens een afbeelding gezien van een driehoek met een oog erin, zoals bovenaan op ons boekje. Dat zijn twee symbolen ineen. God die drievuldig God is, Vader, Zoon en Geest, dat is de driehoek en het oog als een symbool van de Vader, die als een goede Vader een oogje in het zeil houdt.

Misschien dat Nathanaël, mijmerend onder de vijgenboom, mijmerend over het Land van God, het beloofde Land, het Land van Melk en Honing zich even comfortabel voelde als dat spelende kind. Veilig onder Gods oog. Of zoals we zongen in de tussenpsalm: zingt en speelt voor de Heer van ganser harte.

Nu kan het zijn dat sommigen mensen, je komt dat soms in artikelen tegen, ook ingezonden brieven in de krant gaan er soms over, dat mensen zich niet prettig voelen onder dat wakende oog van God. Ze ervaren God dan niet als een behoedende herder, als een zorgzame vader, maar als een controleur, een die je gangen nagaat, het schrikbeeld van Big Brother Is Watching You.
Als mensen zo hun geloof beleven is dat een ramp. Dat is als in het oude verhaal van Adam en Eva die van zichzelf geschrokken, zich voor God proberen te verstoppen. Wat dan overblijft is alleen nog Gods stem. Als mensen zich voor God verbergen zal God toch blijven roepen.

Bij Bartholomeüs, onze Nathanaël is het zo waarschijnlijk niet. Hij wordt door Jezus op waarde geschat. Eerlijk en oprecht, “een Israëliet in wie geen bedrog is”, zo typeert Jezus hem. Als Jezus dat ook van ons kan zeggen zijn we al een heel eind. En Bartholomeüs heeft een heel bijzondere ervaring als Jezus tot hem spreekt. Als Jezus zegt dat Hij hem gezien heeft, zittend onder de vijgenboom, nog voor Philippus hem riep. Zegt hij: “Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël”. Dan moet er toch wel wat gebeuren voordat je zoiets uitspreekt. Jezus zei: “voordat Philippus je riep, zag Ik je”. Ik zag jou. Jezus kijkt met het oog van zijn Vader. Hij ziet ons, met het oog van de goede broeder, de goede Herder, Hij die ons roept.

Je kunt daar makkelijk overheen lezen, over deze gebeurtenis, maar het heeft het leven van onze patroon volkomen op zijn kop gezet. Vanaf dat moment is hij in Jezus dienst getreden. Wat hij had, wat hij kon, zijn talenten zijn energie, zijn hele bestaan, zou vanaf dat moment in dienst van de Koning van Israël zijn. Opdat Gods Koninkrijk werkelijkheid worde.

Het is zoiets als in de eerste lezing. Die eerste ervaring van , toen hij zich zijn roeping bewust werd. Ik ben veel te jong, ik kan nog niet spreken. Bedoelt hij dat ze niet naar hem zullen luisteren, dat zijn woord geen gezag heeft. Blijkbaar maakt dat voor God niet uit. Gods stem klinkt door de woorden die Jeremia spreekt en zij die naar Gods Woord luisteren zullen het verstaan. Jeremia, de jonge profeet leeft onder Gods wakende oog. God zegt het zo: “Ik ben bij u om u te redden”.

Gods wakend oog. Dat kan dus een heel veilig gevoel zijn. Maar ….. er is ook een maar …..

Hoe heeft dat wakende oog, dat vaderlijke oog van God gekeken, toen Jezus gegeseld werd, aan het kruis genageld, gedood. Hoe heeft Gods wakende oog gekeken, toen Bartholomeüs werd gevangen genomen, gevild en gekruisigd, zoals de oude heiligenlegenden ons verhalen. Hoe kijkt Gods vaderlijke oog bij de ellende waarin mensen verzeilen, soms door eigen schuld, soms door schuld van anderen, soms door een oorzaak die niet meer te achterhalen is.

Terug naar dat spelende kind. Soms komt de kleine plotseling naar moeder, huilend, het lukt niet met de tekening, de puzzel of wat dan ook. Een ander kind wordt misschien juist fanatiek, weer een ander kind boos en gooit de puzzel weg. Een opgroeiende jongere zit mokkend boven zijn proefwerk, of voor een hertentamen, het huilen staat nader dan het lachen. Wat doet moeder dan, kijkend naar haar kind dat zit te ploeteren. Ze geeft misschien een beker chocolademelk met iets lekkers erbij. Maar het kind blijft ploeteren, die spanning moet het kind zelf doormaken.

Ik denk weleens. Zoiets is het ook met alle tegenslagen in de wereld, zelfs bij dat wat wij lijden noemen, onbegrijpelijk lijden, mensonterend of mensonwaardig lijden. Wat is er mensonwaardiger dan gegeseld of gevild en aan een kruis geslagen te worden? De tweede lezing zegt het op een ongelooflijk directe manier: “Broeders en zusters, acht uzelf heel gelukkig wanneer u allerlei beproevingen overkomen”.

Is dat niet wat overdreven; jezelf gelukkig prijzen als je diep in de problemen zit, als je van ellende niet weet hoe te lopen, te zitten, te liggen of te staan, als je ziek bent of in wat voor misère dan ook. Kun je je dan gelukkig prijzen. Jakobus, een medeapostel van Bartholomeüs, een die zelf als eerste de marteldood onderging durft het zo te zeggen. Hij zegt het zó ongeveer: “probeer het anders te zien, zie het als een kans om te groeien in geloof, een kans om sterker te worden in je relatie met God, want zo wordt je geloof beproefd, daardoor wordt het standvastiger, daardoor word jij sterker”, totdat je net zo sterk staat als Bartholomeüs, of Jakobus, of Jezus Zelf.

“Zalig de mens die standhoudt in de beproeving. Heeft hij de toets doorstaan, dan zal hij de zegekrans van het leven ontvangen die God belooft heeft aan die Hem liefhebben.” Dat was de tweede lezing.

Zoiets belooft Jezus in het Evangelie ook aan Nathanaël: “Je zult de hemel open zien en de engelen van God zien opstijgen en neerdalen in dienst van de Mensenzoon”.

800 jaar geleden is het hier ooit begonnen als een klein kapelletje. Was het steen, zoals hier is uitgebeeld? De fundamenten zijn nog niet gevonden, er wordt ook niet echt naar gezocht. Was een houten kapelletje, eenvoudig met een Mariabeeld en een beeld van Bartholomeüs? Dit hier vooraan wil slechts een impressie zijn van zo’n restant, met inderdaad een Mariabeeld en de staf van Bartholomeüs. Maar deze geloofsgemeenschap en deze kerk waar we nu zijn is het echte restant, een levende Kerk. Dankzij het doorzettingsvermogen van zo velen die net als onze patroon de tegenslagen in het leven en in het geloof hebben gezien als iets om te overwinnen. Al 800 jaar doen Maria en Bartholomeüs mee met dat waakzame oog van God, opdat wij kunnen leven en werken, lijden en strijden en ook overwinnen. 800 jaar met kleine kinderen, pubers, volwassenen en oude van dagen.

Moge wij ook zo’n moment ervaren als Nathanaël, een moment dat je Gods oog direct op jou gevestigd weet, dat Hij bij je is, als je redder, als je Broeder, als je Vader. Dat hij ziet hoe ook jij je door het leven worstelt, dat Hij je op tijd dat steuntje in de rug geeft, zoals die moeder met haar glas chocomel, en dat Hij een grote zegepalm voor je gereed heeft. Net als Bartholomeüs die heeft ontvangen. Amen.

Back To Top