Ga naar hoofdinhoud

Dit is Kerstmis.

Eucharistieviering in de parochie van de H. Bartholomeus te Poeldijk, 24 december 1998, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S. De preek is een bewerking van ‘al doende wordt het licht’.

Preek: A1999KERSTNACHT1AGEZIN

Homilie

Het was kerstavond. Drie mensen stonden bij de kerststal. Een man, een vrouw en een kind. Maar alle drie in een ander land. De man stond in het land ‘oorlog en ruzie’. Hij zag de kerststal en zei: ‘ik wil naar het land van de vrede, want hier is geen toekomst’. Hij ging op weg, door de hete woestijn heen. Het enige dat hij meenam was een grote kruik water.

De vrouw stond in het land ‘eenzaamheid’. Ook zij stond bij de kerststal en dacht, in het land waar God leeft, daar zal ik niet eenzaam zijn. Daar hebben mensen aandacht voor elkaar. Ook zij ging op weg en nam drie broden mee.

Het kind stond in het land ‘honger en armoe’. Het zag het kindje in de kribbe en dacht, Jezus heeft de mensen brood gegeven en wijn. Ik zoek het land van Jezus. Het kind ging op reis en het enige dat het had was een kaars. Een kaars voor in de kerk, in het land van Jezus.

De man liep door de woestijn, de vrouw stond op de bus te wachten en het kind vertrok uit de stad.

Het kind zag onverwacht een bus. De chauffeur stopte. ‘Waar moet je naar toe?’ ‘Ik wil naar het land van Jezus’, zei het kind. ‘Rij maar mee’. En het kind stapte in. Bij de volgende halte stond de vrouw. ‘Waar moet u heen?’ ‘Ik wil naar het land waar God leeft’, zei de vrouw. De chauffeur zei: ‘stap maar in’. Toen ging de tocht door de woestijn. En de bus stopte bij de man. ‘Waar wilt u heen?’ ‘Ik wil naar het land waar vrede heerst en mensen een toekomst hebben’, zei de man. De chauffeur sprak: ‘stap maar in’.

In de bus zaten nog veel meer mensen. Een donkere moeder, met een jongen met een gitaar, een jonge moeder met een paar kinderen, een man in een overal, en een oude oma.

In de bus is het heet. De man denkt: ik neem een slok water. Maar als ik de kruik pak, dan ziet iedereen het. Dan is de kruik zo leeg. Daarna denkt hij. Maar waarom zou ik het niet doen. In mijn land maken ze juist oorlog om water. Hier zal ik het uitdelen. Toen de mensen de kruik water zagen zeiden ze: geweldig, heerlijk, precies wat we nodig hebben. Iedereen nam een slok, er werd geen druppel geknoeid, de werkman gaf een knipoog, het omaatje zei: ‘dank u wel’.

Maar na een uur zei het kleinste kind van het gezin: ‘mam, ik heb zo’n honger’. ‘Nog even wachten, want we zijn er nog niet en in de bus hebben we niets.’ Toen dacht de vrouw aan haar drie broden. Zal ik het uitdelen, maar dan blijft er niets over. Daarna dacht ze aan het land waar ze vandaan kwam, waar nooit iemand iets deelde, waar niemand aandacht had als een ander honger had. Ze zei tegen het kind: ‘hier, een boterham’. ‘Heeft er nog iemand honger?’ Al snel waren de drie broden op en de honger was gestild.

Toen stopte plotseling de bus. de motor deed het niet meer. Het was al donker en de man in de overal zei: ‘heeft iemand licht? Anders kan ik de motor niet maken’. Toen dacht het meisje aan haar kaars en aan de kerk van Jezus waar ze hem wilde opbranden. Maar als zij hem nu niet gaf, zouden ze er misschien nooit komen. Ze zegt: ‘is zo’n klein kaarsje ook genoeg?’ Ze gaf haar kaars en deze brandde net lang genoeg om de motor te repareren. ‘Zo we gaan weer.’

Dan pakt de jongen zijn gitaar, de donkere vrouw zingt een mooi kerstlied, het kleinste kind valt in slaap, de vrouw vertelt haar verhaal aan de oma, en het kind vraagt aan de chauffeur: ‘zijn we er al?’.

De chauffeur kijkt haar aan en zegt: ‘kijk eens goed rond, hier is het begonnen, met de kruik water, het brood en jouw licht. Dit is waar het land van Jezus begint, dit is Kerstmis’.
Amen.

Back To Top