Dode sta op, Lazarus kom uit je graf. Jezus brengt mensen tot leven. Dat gaat echter niet vanzelf. De dood heeft vele vermommingen. Het graf is niet alleen op een begraafplaats.
De volmaaktheid van Jezus is: de ander nabij zijn, met de ander op weg gaan, de fouten van de ander te verdragen en door alles heen te blijven beminnen. Die volmaaktheid hebben we niet uit onszelf.
Het oog van de wereld is de televisie of YouTube. Soms moet je dat uitrukken. De hand van de wereld is de drang tot bezit. Soms moet je die afhakken. Jezus houdt ons een radicaliteit voor ogen die nodig is om tegen de stroom van de tijd in te gaan.
Alles wat op nederigheid duidt, op dienstbaarheid, op mildheid, op volgzaamheid of inschikkelijkheid, dat vinden we eigenlijk wel fijn, als een andere dat heeft. Als een ander meegaand is en toegeeflijk, zacht van karakter en vriendelijk, dan vinden we dat wel fijn. Maar de vraag is of we het ambiëren voor onszelf.
Waarom roept Jezus leerlingen? Had Hij niet een legioen engelen tot zijn beschikking die Hij uit kon zenden? Hoeft Jezus niet gewoon te zeggen wat Hij wil en het gebeurt?
Als je open wil staan voor Gods Openbaring, als je op zoek wilt gaan naar wat werkelijk belangrijk is, dan moet je in beweging komen en het Licht volgen. Blijf je luisteren, blijf je je ogen richten op het licht, dan zal je uitkomen bij het Licht met een hoofdletter.
De gebeurtenissen in de geschiedenis en Gods Voorzienigheid lopen dwars door elkaar heen. God is erbij, zonder dat Hij de wetten van de natuur en de wetten van de psychologie of de sociologie of wat dan ook opzij hoeft te zetten. God is in en door, onder en boven, bij en voor en achter alles aanwezig.
De woestijn in onze tijd: een samenleving waar God geen ruimte meer krijgt, waar Gods liefde niet in tel is, waar Gods trouw onbelangrijk is en waar Gods wijsheid als achterhaald wordt gezien.