Misschien kunnen we van Bartimeüs leren om los van wat de omgeving zegt, toch te blijven getuigen. Wel vermoed ik dat we pas net zo vrijmoedig worden als ook wij ervaren hoe hard we Jezus nodig hebben. Als wij onze eigen handicaps onder ogen zien, kunnen we hem aanroepen als onze Heer, wat de omgeving ook zegt.
Echte naastenliefde heeft haar bron in God. Daarom is naastenliefde onlosmakelijk verbonden met liefde voor God. Wij mogen ruim zijn in onze liefde en er vol op vertrouwen dat Hij onze inzet in de juiste proporties houdt.
In het Evangelie zien we hoe de blinde Bartimeüs een groot geloof heeft. Mogen onze ogen open gaan, zodat wij Hem herkennen bij het breken van het Brood.
Als Hubertus, op Goede Vrijdag in het jaar 683, hij is dan ongeveer 28 jaar oud op jacht gaat, gebeurt hem hetzelfde als wat de apostel Paulus overkomt bij Damascus. Hij wil een hert neerschieten, maar op dat moment ziet hij een lichtend kruis en hoort een stem. Die stem zegt dat hij naar Lambertus moet gaan, de bisschop van Maastricht, later bekend als de heilige Lambertus.
In dit Evangelie zien we het verschil tussen praten óver Jezus - zonder dat dit gevolgen heeft voor je leven - of spreken vanuit geloof, Jezus aanroepen, bidden, smeken.
Wie zijn handicap, en elke mens heeft één of ander handicap, aanvaart en als handicap durft te zien, kan juist daardoor een intens nabije relatie met Christus opbouwen die bron van geloof wordt. Dan is je handicap geen handicap meer, dan kun je de weg gaan die eerst onbegaanbaar was en zien je wat je nooit eerder zag.
Jezus zegt: God én de naaste zijn allebei het belangrijkst. Zonder naastenliefde wordt Godsdienst koud en hard. Zonder God wordt menselijke liefde doelloos en dikwijls egoïstisch met soms een schijn van naastenliefde.
Alleen wijzelf kunnen ons hart in de juiste gesteldheid brengen. Een werkelijk zondebewustzijn is noodzakelijk. Want ieder die zich verheft, zal vernederd worden, maar wie zich vernedert, zal verheven worden'.