Ga naar hoofdinhoud

Vandaag hulde aan de heiligen. Zij wisten het; die bekoorlijke wereld haalt het niet bij God. Zij kozen totaal voor Hem.

Preek in de parochiekerk van de Heilige Bartholomeus te Poeldijk, 1 november 1999, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: A1999ALLHA

Lezingen

EL: Apoc. 7, 2-4. 9-14
TL: 1 Joh. 3, 1-3
EV: Mt. 5, 1-12a

Homilie

Zoete woorden. Als honing in de mond. Maar wat kan de werkelijkheid zwaar op de maag liggen. Mooie woorden: een menigte, met palmtakken in de hand, gekleed in witte gewaden. Woorden over de grote liefde van God, zaligsprekingen voor allen die troost nodig hebben. Je zou weg kunnen zwijmelen in een droom over zo’n heerlijke toekomst, over een eeuwig geluk bij God. En dat mag ook best. Het is zelfs goed om van tijd tot tijd die toekomstdroom voor ogen te stellen. Zoals de wacht in het kraaiennest uitziet naar het land in de verte. Land in zicht, het Beloofde Land in zicht. Daarheen zijn we op weg.

Maar Jezus zou Jezus niet zijn als Hij ook niet tegelijk als een echte realist de werkelijkheid voor ogen houdt. Bij Hem kun je nooit zo zweven dat je niet tegelijk met beide benen op de grond blijft. Want Hij prijst zalig, juist diegenen die wij niet zalig prijzen, die omstandigheden waarvan wij juist niet dromen, tenzij in een nachtmerrie. Bij Jezus voegen droom en werkelijkheid zich samen.

We hoorden het al in de eerste lezing: “Wie zijn dat in die witte gewaden? — Dat zijn degenen die komen uit de grote verdrukking, die hun gewaden hebben wit gewassen in het Bloed van het Lam!”. “Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil”.

Het is een harde werkelijkheid waarin Jezus zijn zaligsprekingen doet klinken. Het is een contrast dat bijna pijn doet aan je oren. Onze geest en ons hart zijn amper in staat deze spanning te overbruggen. Hoe komt het toch dat Jezus juist hen die in allerlei moeilijke omstandigheden verkeren zalig prijst. Waarom doet Jezus het zo anders dan de wereld waarin wij leven? In de wereld klinken de zaligsprekingen heel anders:

1. Zalig de rijken, rijk aan talenten en rijk aan bezittingen, rijk naar geest en lichaam, gezond en welgeschapen, ze hebben het geluk in eigen hand.
2. Zalig die lachen en juichen, die vrolijk zijn en genieten, zij hebben niets meer nodig.
3. Zalig die voor zichzelf opkomen, krachtig en assertief, die niet op hun mondje gevallen zijn, want zij zullen het in dit land wel maken.
4. Zalig zij die zich niet alles aantrekken, die weten dat de wereld nu eenmaal onrechtvaardig is, die daar niet wakker van liggen, want zo red je het in dit bestaan.
5. Zalig zij die zich niet laten bedriegen, die profiteurs de deur wijzen, die lik op stuk geven en goed voor zichzelf zorgen, zij weten wat ze hebben.
6. Zalig die recht praten wat krom is, die geen last hebben van hun geweten, zij leven gemakkelijk en zullen nooit iets tekort komen.
7. Zalig zij die vrede afdwingen met overmacht en dreiging. Zij zullen de anderen wel onder de duim houden.
8. Zalig zijn jullie, wanneer mensen je vleien, je bejubelen, jouw tekorten niet verraden, je hebt de hemel op aarde.

Deze zaligsprekingen kunnen zo in de reclame, in de boulevardbladen, in de cursussen voor geluk en succes. Ze zullen het zo niet publiceren, daarvoor is onze maatschappij nu nog te Christelijk, maar ze bedoelen het vaak wel zo.

Hoe is het dan mogelijk dat de zaligsprekingen van Jezus het toch al bijna 2000 jaar hebben volgehouden?
Zou het hierin kunnen zitten? De wereld is schitterend, bekoorlijk om te zien, om te proeven om te ervaren; schitterend. En dat is te begrijpen, want God heeft de wereld gemaakt en God maakt geen rommel. Maar de wereld is zo mooi, dat we God dikwijls vergeten. Als God aan ons hart klopt zijn wij te druk bezig met de wereld en onszelf. God heeft ons zoveel gegeven dat wij verrukt over het cadeau — de Grote Gever van dat cadeau Zelf vergeten.

Maar van tijd tot tijd stelt die wereld teleur, dan blijkt alles beperkt, dan glipt het geluk door de vingers, dan sta je volledig in de kou en vraag je je af of alles geen bedrog is. Het zijn die momenten dat God weer een poging waagt, dat Hij weer eens aanklopt: “Mag Ik binnenkomen?”. Het zijn de momenten van crisis, van ziekte, van teleurstelling en tegenslag dat wij mensen weer ontvankelijk worden voor God. Niet omdat God die ellende wil, maar omdat wij mensen zo zijn geworden. Je kunt arm zijn en daarom stikjaloers op de rijken, dan ben je twee keer arm. Je kunt rijk zijn en met gemak steeds weer weggeven, omdat je er niet aan gehecht bent, dan ben je twee keer rijk. Je kunt ook rijk zijn en alles krampachtig vasthouden, dan ben je armer dan de arme. Je kunt ook arm zijn en geestelijk daarboven staan. Dan ben je rijker dan rijk.

Dat klinkt door in de zaligsprekingen. Je verliest de wereld, maar je vindt God, zalig jij. Je menselijke kracht neemt af, en dan blijkt dat God jouw kracht wordt, zalig jij. Je bent niet bij veel mensen in aanzien, maar God acht jou hoog, zalig jij. Alles wat je verliest wordt een kans om God te vinden en daarom prijst Jezus juist hen zalig.

We eren vandaag de heiligen. Gewone mensen, met dit ongewone, dat zij gaandeweg ontdekten dat heel die mooie, bekoorlijke wereld het niet haalt bij God. Op een goed moment in hun leven hebben zij volledig voor God gekozen en de wereld kon hun gestolen worden. Ze kregen wat ze nodig hadden of niet, het maakte niet meer uit. Zij hadden God gevonden.

Vanaf dat moment ijverden zij voor gerechtigheid, hielden zij van de mensen, beeld van God, Gods kinderen, konden zij zichzelf vergeten want God dacht aan hen. De heiligen. We huldigen hen vandaag, we nemen ze als voorbeeld, we bezingen met hen God die ons te hulp komt. We vragen hen ook ons te helpen de gunstige momenten niet voorbij te laten gaan. Want bij elke tegenslag heeft God winst voor ons in gedachten. Zalig jij. Amen.

Back To Top