Ga naar hoofdinhoud

Jezus gaat de woestijn van het mensenleven en van het lijden om gerechtigheid helemaal door. Hij is een naakte en deemoedige zoon van God. De satan, de tegenstrever ziet dat in. Tegen deze mens kan hij niet op.

Eucharistieviering in de parochiekerk van de H. Bartholomeus te Poeldijk, weekeinde van 20 en 21 februari 1999, door drs. Paul van der Harst. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: A1999QDR01A

Lezingen

E.L: Gen. 2, 7-9. 3, 1-7
EV: Mt. 4, 1-11

Homilie

Wat is er nou op tegen om voor je eten te zorgen als je bijna sterft van de honger. Wat is er nu op tegen om te stunten als je aandacht wil vragen voor je zaak. Wat is er nu op tegen de macht naar je toe te trekken als je daarmee de dingen kunt verwezenlijken die je al zo lang najaagt.

Lieve mensen van God. Jezus staat aan het begin van zijn verhaal met zijn volk. Hij heeft net de doop ondergaan. De doop door het water, de doop door de profeet Johannes. En toen hij door dat water ging was het weer even of het volk door de rode zee ging. Door de doop, door het water werd Jezus een met zijn volk, op de vlucht voor de Farao’s van deze wereld, een met zijn volk, het door God geredde en geleide volk. Een volk dat geen gemakkelijke weg gaat. Uit de slavernij weg trekken, uit de verslaving je losrukken, dat kost je de grootste moeite. Om vrij te leven moet je de vleespotten achter je laten en solidair leven, veertig jaren lang in de woestenij. Door de doop verbindt Jezus zich met de profeet Johannes aan die tocht. En daarom is hij nu in de woestijn. Veertig dagen en veertig nachten, net als het volk. En net als zijn volk komt Jezus voor de vraag te staan welke weg hij zal gaan. Zal hij de weg gaan van zijn eigen plannen, de weg gaan van het eigen inzicht, de weg van de berekening of zal hij de weg gaan helemaal als kind van God. Als een kind dat zijn ouders vertrouwt, als een kind dat de hand van zijn moeder vasthoudt, als een kind dat op de schoot van zijn vader kruipt. Een kind vol vertrouwen, een kind vol geloof, hoop en liefde, een kind dat weet dat uiteindelijk de Barmhartige ons niet in de steek laat, ook al zit alles tegen. Een kind dat luistert naar de goddelijke stem.

Maar in het verhaal hoort Jezus ook een andere stem. De stem van de tegenstrever. De stem die zegt dat je voor je zelf op moet komen, omdat niemand anders dat voor je doet. De stem die zegt dat je alleen op de wereld bent en dat het doel de middelen heiligt. De tegenstrever, de satan die zo verdraaid goed weet wat mensen graag willen. Mensen willen ‘altijd prijs’, koste wat kost. Ze zijn net als water, ze gaan de gemakkelijkste weg, ze vertrouwen op de grootste mond, de gladde praat en de spierballen. De satan weet dat en hij grijpt Jezus er mee aan. Is hij een kind van God, Gods zoon of is hij een mens die zichzelf wil redden. Wordt hij de redder van de armen of wordt hij de redder van zichzelf. Stelt hij zijn leven in dienst van de ander, of staat hij zelf centraal. In de tijd van het lijden zullen we de omstanders bij het kruis hem daarom horen bespotten en zij zullen net als de satan in de woestijn naar hem roepen, Red jezelf, als je Gods Zoon bent, kom dan van dat kruis af. En de schriftgeleerden en oudsten zeiden toen ook spottend: ‘Anderen heeft hij gered, maar zichzelf kan Hij niet redden. Hij stelt vertrouwen in God; laat die hem bevrijden, als hij van hem houdt (mt. 27 40 ev).

Jezus gaat de woestijn van het mensenleven en van het lijden om gerechtigheid helemaal door. Hij graait niet naar het brood, corrumpeert niet met goedkope truuks en verschuilt zich niet in de macht. Hij is een naakte en deemoedige zoon van God. De satan, de tegenstrever ziet dat in. Tegen deze mens kan hij niet op.

Maar, de tegenstrever houdt zich niet stil. Hij probeert het nu met mij, met u, met ons. Hij fluistert: waarom zou je danken voor je eten, je hebt er toch zelf voor gewerkt; waarom zou je delen, neem het er goed van, de rest zorgt ook voor zichzelf; man gebruik je ellebogen, anders kom je nog achterop bij die lummel die niet deugt; slijm toch wat, pak ze in, maak gebruik van een ander, iedereen doet dat toch. Loop toch voorbij aan de nood van een ander, het is jouw schuld toch niet.

In de woestijn van het leven, als we helemaal op onszelf zijn teruggeworpen, dan komt de twijfel en is het de vraag: met wie gaan we verder: met de duivel naar de vleespotten of met de Barmhartige naar het land van de belofte.

Omdat wij twijfelende mensen zijn is het goed dat we hier in het huis van God door de MOV-groep in de vastentijd herinnerd worden aan wat er in de wereld gaande is. Het is goed dat we hier in staat gesteld worden iets te horen van de strijd van andere mensen. Het is goed dat door de aktie voor recht van Indianen de stem van de tegenstrever uit ons hoofd wordt verjaagd.

Wij zijn vandaag hier bijeen om ons te herinneren dat het niet gaat om het redden van onszelf maar dat we als volgelingen van Jezus anderen mogen helpen redden. Zoals nu de oorspronkelijke bewoners van Brazilië, de indianen. Mensen die eeuwenlang zijn weggeduwd van hun eigen woonplaats, weggeduwd van hun eigen taal, weggeduwd van hun eigen naam. Indianen die nu eindelijk de laatste tien jaar wettelijk het recht beginnen te krijgen om hun woongronden te bezitten. Eindelijk hun kinderen in hun eigen taal mogen onderwijzen. Die eindelijk kunnen werken aan de organisatie van hun volken. In deze parochie gaan we deze vastentijd niet aan deze mensen voorbij. We staan samen sterk tegen de stroom van egoïsme in. We staan dwars op de verleidingen van een al te gemakkelijk leventje.

En we bidden, leidt ons niet in bekoring maar verlos ons van de tegenstrever en laat onze inzet voor klein gehouden mensen vol overgave zijn, vasthoudend en tot eer van de Barmhartige God die we leerden kennen door Jezus in de woestijn, zijn zoon. Amen.

Back To Top