Ga naar hoofdinhoud

Zijn we bereid om te luisteren, als goede leerlingen, als kinderen van de ene Vader? Willen we de waarheid op het spoor te komen, de waarheid over de wereld, de waarheid over de hemel, de waarheid over onszelf?

Eucharistieviering in het weekeinde van 23 en 24 februari 2002, om 19.00 en 10.00 uur, in de parochie van de H. Bartholomeus te Poeldijk, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: A2002QDR02A

Lezingen

E.L: Gen. 12, 1-4a
EV: Mat. 17, 1-9

Homilie

Afgelopen vrijdag vierde onze Kerk wereldwijd het feest van de Cathedra van de heilige Petrus. Dat is de zetel van Petrus. Dat feest is niet zo bekend, maar je kan het zien als een soort voorloper op vandaag. Vrijdag hoorden we Jezus aan zijn leerlingen vragen: Wie zeggen de mensen dat Ik ben? Daarop volgen verschillende antwoorden. De een zegt dat Jezus eigenlijk Johannes de Doper is die uit de dood is opgestaan. Anderen zeggen dat Hij Elia is of `Jeremia of een van de oude profeten. Die vraag kan je ook nu herhalen en in de wereld allerlei meningen horen. We kennen de politieke Jezus als de revolutionair uit de bevrijdingstheologie. We kennen de New Age Jezus als een van de verschijningsvormen in de geschiedenis, net als Chrisna en Boeddha. We kennen de Jezus uit de historische analyse, als de magiër, een die net als andere magiërs geneest, of de Jezus als wijsheidsleraar. Zo zijn er boeken die Jezus beschrijven als een Oosterse wijsgeer, boeken die een theorie opstellen dat Jezus getrouwd was met Maria Magdalena, en van het een komt het ander, er zijn filmen over Jezus met sexuele fantasiën. Zo is er nu weer een film over Jezus, waarin hij wordt geschetst als homo tussen een kring van homo vrienden. In de wereld maakt men van Jezus wat men wil, men misbruikt Hem en men misbruikt zijn ideeën. Zoals Hij tweeduizend jaar geleden door de wereld werd gekruisigd, zo doet men dat in feite nog steeds.

Op die vraag van Jezus: ‘Wat zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’, volgde een tweede vraag van Hem; ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ Eerst stelde Hij de vraag aan de wereld. Maar daar heeft Jezus niets van te verwachten. Daarna stelde Hij die vraag aan zijn leerlingen, zijn volgelingen, zijn Kerk, aan ons: ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ Op dat moment nam Petrus het woord, namens de andere leerlingen. Petrus sprak namens de Kerk. Petrus als woordvoerder voor alle gelovigen. Daar kwam Petrus met zijn geloofsbelijdenis naar voren: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’

Als u dat nu in gedachten houdt. Eerst die wirwar van ideeën over Jezus. Wie zegt nu wie er gelijk heeft. De ene journalist weet het nog aannemelijker te maken dan de ander, de een nog mooier dan de ander. De verwarring in de wereld over Jezus die steeds groter wordt, Jezus als passe-partout waar iedereen mee kan doen wat hij of zij wil. Want voor hen is er maar één waarheid, of het goed verkoopt. Dat alles tegenover die ene uitspraak van Petrus: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’

Dat was vrijdag, op het feest van Petrus’ stoel, omdat we nog steeds een opvolger hebben die deze geloofsbelijdenis namens de hele Kerk uitspreekt.

Nu is het zondag, de tweede zondag in de veertigdagentijd, met de lezing van de verheerlijking op de berg. Mocht u tijd hebben om deze tekst in de Bijbel op te zoeken, dan zult u zien dat die twee teksten vlak achter elkaar staan, die vraag van Jezus, en daarna dat ze met zijn vieren de berg opgaan waar Jezus plotseling in een geheel nieuwe gedaante aan het licht komt.

Dat is niet toevallig. Mocht u denken; ‘Interessant, die geloofsbelijdenis van Petrus, ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’ Maar hoe weet ik of Petrus gelijk heeft. Zelfs hoe weet ik dat wat Jezus zegt en verkondigt echt de waarheid is. Misschien is Hij maar gewoon een uit het rijtje, misschien zijn al die vreemde boeken en beweringen en aanstootgevende films wel een beetje waar. Misschien zit er twijfel in uw hart, daarin gezaaid door diezelfde wereld die er niets aan heeft dat wij de waarheid over Jezus kennen en verkondigen. Misschien zit er twijfel in uw hart of Jezus echt Gods Zoon is, of Jezus uniek is. Of Jezus anders is dan al die anderen. Misschien zit er twijfel in uw hart wie je nu moet geloven; Petrus of al die anderen. Naar wie moet je luisteren?

Het is alsof Jezus dat al wist. Hij weet ook dat als Hij over zichzelf zou zeggen: Ik ben het, Ik ben de lang verwachte, Ik ben de Messias, Ik ben Gods Zoon, dan zouden velen zeggen: ja dat kan je wel zeggen, maar dat zeggen er zoveel. Er is er maar Één die ons kan zeggen wie Gods Zoon is en dat is de Vader.

We zijn boven op de berg. Petrus wil drie tenten bouwen. Daarmee laat hij Jezus nog in het rijtje van de groten staan. Iedereen krijgt een tent, iedereen zijn eigen kerk, iedereen zijn eigen religie, ook Petrus kan nog niet de consequentie trekken van wat hijzelf gezegd heeft: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’ Ook Petrus kan nog niet kiezen.

Daarom volgde toen een stem uit de wolk:’Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn welbehagen heb gesteld; luistert naar Hem.’ Wil je weten wie betrouwbaar is, Luistert naar Hem. Wil je de waarheid horen; Luistert naar Hem. Wil je een vast baken in al die verwarring; Luistert naar Hem, want: ’Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn welbehagen heb gesteld; luistert naar Hem.’

Het thema aan de voorkant van de orde van dienst luidt: ‘Geroepen om te luisteren.’ Dat komt uit dit gedeelte. Luisteren; ik signaleer twee problemen. Luisteren zelf is al zo moeilijk, echt luisteren, horen wat de ander wil zeggen, in plaats van te horen wat ik denk dat de ander wil zeggen. Luisteren, dat vraagt bescheidenheid, zodat jouw mening niet alles overheerst, dat vraagt geduld, zodat je de ander laat uitspreken. Luisteren, dat vraagt een ruim hart, waardoor je de ander laat zijn wie hij of zij is, dat is, jij mag er zijn. Dat betekent niet bij voorbaat oordelen, geen vooroordelen, want die verhinderen het luisteren. Echt luisteren is al een probleem op zich.

Maar dan, probleem twee: naar wie moet je luisteren? Allemaal klinken ze aannemelijk, allemaal zeggen ze dat ze gelijk hebben. Daarom is er dat woord van de Vader: ’Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn welbehagen heb gesteld; luistert naar Hem.’

Vrijdag hoorden we Petrus met zijn geloofsbelijdenis: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’ Vandaag horen we de Vader zelf: ‘Dit is mijn Zoon, luistert naar Hem’. Dan zijn nu wij aan de beurt. Maken wij ons die uitspraak van Petrus eigen? Nemen wij dat woord van de Vader aan? Of slaan we toch onze eigen tent op, om in de veertigdagentocht van ons leven, ons eigen stekje te hebben, ons eigen idee over God en Jezus en de Kerk. Of zijn we bereid te luisteren, als goede leerlingen, als kinderen van de ene Vader. Willen we de waarheid op het spoor te komen, de waarheid over de wereld, de waarheid over de hemel, de waarheid over onszelf. Laten we dit woord in ons doordringen: ’Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn welbehagen heb gesteld; luistert naar Hem.’ Ik wens u goede oren, om te horen en te doen wat gedaan moet worden. Amen.

Back To Top