Ga naar hoofdinhoud

Daags na het feest van Allerheiligen vieren we de gedachtenis van Allerzielen. We herinneren ons de namen van onze dierbaren van het afgelopen jaar, we bidden voor hen en we bidden voor al degenen die hen moeten missen. We horen troostende woorden en vinden bemoediging in het geloof dat zij thuis mogen komen bij God.

Eucharistieviering in de kerk van de H.H. Laurentius en Elisabeth (Kathedraal), 2 november 2020, om 09.30 en 19.30 uur, door plebaan Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: A2020ALLZA

Lezingen

E.L: Apokalyps 21, 1-5a, 6b-7
Psalm: Ps. 130 II
T.L: Romeinen 14, 7-9. 11-12
All: GvL. 241
EV: Johannes 14, 1-6

Homilie

In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Dat is wat we gisteren al hebben gevierd, op het feest van Allerheiligen; die grote menigte, die niemand tellen kan, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Er is echt ruimte genoeg, er is geen plaatsgebrek in de hemel. Maar vandaag vieren we Allerzielen. Waarom eigenlijk? Als je denkt dat er na dit leven niets meer is, dan is Allerzielen slechts een dag van zoete en droevige herinneringen, van terugkijken met dankbaarheid en spijt, misschien ook verwerking van verdriet. Maar als er na de dood niets meer is, dan komt Allerzielen niet verder dan dat.

Het zal duidelijk zijn dat wij niet geloven in dood is dood. Maar hoe zit het dan wel? In het parochieblad van deze maand heb ik wat geschreven over Allerzielen en het Purgatorium. Dat woord is een verkorting van het ignis purgatorius “het louteringsvuur’. In het Duits is dat vertaald met Fegefeuer en dat is in het Nederlands het Vagevuur geworden. Waar komt die gedachte van een Vagevuur nu vandaan? Daarvoor komen we bij Paulus uit. Hij schrijft aam de christenen van Korinte: “… van ieders werk zal de kwaliteit aan het licht komen. De grote dag zal het aantonen, want deze verschijnt met vuur, en het vuur zal uitwijzen wat ieders werk waard is. Houdt het bouwwerk dat iemand optrok stand, dan zal hij loon ontvangen. Verbrandt het, dan zal hij schade lijden; hijzelf zal gered worden, maar, om zo te zeggen, door het vuur heen” (1 Korinte 3, 13-15).

Bedoelde Paulus daarmee nu het vagevuur? Dat is niet zo duidelijk, maar hij gebruikt wel het beeld van een louterend vuur waar je doorheen moet. We kunnen ook bij Jezus zelf te raden gaan. In het Evangelie van Lukas lezen we: ‘Wanneer gij met uw tegenpartij naar de overheid gaat, doe dan onderweg nog moeite u van hem te bevrijden; anders zou hij u weleens voor de rechter kunnen slepen, de rechter zal u aan de gerechtsdienaar overleveren, en de gerechtsdienaar zal u in de gevangenis werpen. Ik zeg u: Ge zult er niet uitkomen, voordat ge tot de laatste cent betaald hebt’ (Lucas 12, 58-59).

In de beeldtaal die Jezus hier gebruikt over het oordeel, is het leven een samen op weg zijn tot je voor de rechter staat. Heb jij je met je naaste verzoend en vergeving geschonken, heb jij goedgemaakt wat je anderen hebt tekortgedaan, dan mag je rekenen op een barmhartige Vader. Maar heb je dat geweigerd, zit je vast in boosheid en krampachtig eigen gelijk. Dan spreekt Jezus over een gevangenis waar je pas uitkomt als de schuld betaald is.

Of je nu met Paulus spreekt over een louterend vuur, of met Jezus spreekt over een gevangenis. Of het nu erom gaat dat je gereinigd bent door het vuur, of dat je schuld is betaald door de gevangenisstraf; het is beeldspraak, want de hemel kunnen we niet beschrijven en dus ook het vagevuur niet, maar in beide gevallen duurt het een tijd en kost het je wat, is het niet aangenaam en is er een verlangen naar de bevrijding die een tijd op zich laat wachten.

In de middeleeuwen is dat vagevuur op allerlei manieren in beeld gebracht met vooral veel vlammen en veel gekerm en gejammer. Er kwam ook een spiritualiteit op van medelijden met de zielen die in die toestand verkeren; kunnen we niet iets voor hen doen? Jezus heeft toch de ultieme prijs betaald! Kunnen we dan niet een goed woordje voor hen doen, kunnen we God niet vragen die tijd te bekorten?

In het parochieblad kunt u ook lezen uit het Bijbelboek van de Makkabeeën. Zij droegen offers op voor de strijders die gevallen waren, maar die ernstig hadden gezondigd. Ze zamelden geld in om in de tempel voor hen offers op te laten dragen. Dat verhaal heeft Christenen geïnspireerd om het ultieme offer van Christus dat we in de Eucharistie vieren op te dragen voor de zielen in het vagevuur. Jezus heeft de totale prijs betaald, de grote losprijs, wij doen een beroep op God om de overledenen vergeving te schenken en hen te bevrijden zodat zij gelouterd en bevrijd het huis van de Vader binnen kunnen gaan.

Nu denkt u misschien: Mijn dierbare, mijn vader of moeder, mijn man of mijn vrouw, mijn kind, mijn broer, zus, familielid, vriend, vriendin, bekende, heeft niet slecht geleefd, die zal toch niet lang in die louteringsplaats hoeven te zijn? U kunt daarin helemaal gelijk hebben. Sommigen dierbaren hebben hun ziekbed moedig en liefdevol gedragen. Sommigen hebben een zwaar leven geleid. Sommigen hebben veel liefde gegeven en veel goeds gedaan. Dan mag je rekenen op die woorden van Jezus die zei: ‘Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen”. Maar soms zijn er dingen misgegaan in het leven, heb u daar zelf ook negatieve herinneringen aan, hebt u punten waarin u de overledene vergeving moet schenken. Dan is Allerzielen ook daarvoor het goede moment. Want die louteringstijd biedt gelegenheid tot vergeving en verzoening. Soms wacht de overledene precies daarop.

Allerzielen. We noemen deze avond de namen van onze dierbare overledenen van het afgelopen jaar, van mannen, vrouwen, groot, klein, jong, oud, zoveel verschillende mensen. De een wandelt zo de hemel binnen, een ander heeft nog tijd nodig is. Vandaag zijn we heel bijzonder met hen allen verbonden, in geloof, in hoop en vooral in de liefde. We vieren het ultieme offer van Christus en vragen dat zij nu, met al die heiligen met wie we gisteren feest vierden, voor eeuwig de vreugde van het hemels Vaderhuis mogen genieten. Amen.

Voorbede

Bidden wij tot God in wiens vaderhuis ruimte is voor velen.

Wij bidden voor alle overledenen van het afgelopen jaar, voor hen die na een lang ziekbed zijn overleden of juist plotseling en onvoorbereid, voor hen die in geloof zich aan God hebben toevertrouwd en voor hen die twijfelend dit leven moesten loslaten. Dat allen door Gods barmhartigheid het vaderhuis mogen binnengaan [zingend] bidden):

Wij bidden voor al die andere overledenen, voor hen die boos en verbitterd zijn gestorven, vragen wij om vergeving en vrede, voor hen die naamloos zijn gestorven op de vlucht, in zee of op land, dat zij thuis komen bij God die hen kent en liefheeft. Bidden wij voor slachtoffers van geweld, bidden we ook voor daders, dat God verzoening bewerkt door Jezus Christus. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor onze parochie en onze parochiekernen, dat wij de doden niet vergeten, dat we beseffen dat we in God verbonden blijven, dat we elkaar in God eens zullen zien, dat we door ons gebed hen helpen die op weg zijn naar de voltooiing, dat zij ook ons mogen helpen op onze weg. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor de gezinnen, dat we de dood niet ontkennen of negeren, dat we de overledenen niet stilzwijgen, dat we verdriet bespreekbaar en leren verwerken met ons geloof, dat we hen die rouwen nabij zijn met een open hart en een geduldig luisterend oor. (Laat ons [zingend] bidden):

Intenties

Back To Top