Ga naar hoofdinhoud

Jezus leert ons vandaag dat ons lichaam heilig is, tempel van de heilige Geest; door God geschapen, daarom behoort het aan God toe, niet aan onszelf.

Eucharistieviering in de parochie van de H. Augustinus, in de kerk van Sint Jozef (Wassenaar) en de Sint Willibrordus (Wassenaar) en de H. Laurentius (Voorschoten), weekeinde van 3 en 4 maart 2018, om 19.00, 09.30 en 11.00 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: B2018QDR03B

Lezingen

E.L: Exodus 20, 1-17
Psalm: Ps. 19 (18), 8, 9, 10, 11
T.L: 1 Korinte 1, 22-25
All: Ps. 51 (50), 12a en 14a
EV: Johannes 2,13-25

Homilie

In augustus verleden jaar heb ik al even over de tempelreiniging gesproken. We hebben vier evangelisten en alle vier vermelden ze deze gebeurtenis. Toch geven ze ook eigen accenten. Vandaag lezen we uit Johannes. De nadruk ligt hier op de dialoog en op het antwoord van Jezus: “Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.” Omdat de Joden opmerkten dat er “Zesenveertig jaar aan deze tempel gebouwd is, schrijft Johannes: “Jezus echter sprak over de tempel van zijn lichaam”.

Maar kijken we eerst nog wat uitgebreider naar deze gebeurtenis. Soms denken we een uitzinnige woeste Jezus te zien die daar een ravage aanricht. Maar als we goed kijken, blijft Jezus uiterst beheerst. Hij maakte van touwen een gesel, dreef ze allemaal uit de tempel, ook de schapen en de runderen. Ik lees niet dat Jezus in het wilde weg om zich heen slaat. Hij jaagt ze de tempel uit. Hij gooit ook niet zomaar de tafels van de geldwisselaars om. Nee; het kleingeld van de wisselaars veegt Hij eerst van de tafels en pas daarna werpt Hij die omver. Zo raakt het geld van de verschillende geldwisselaars niet door elkaar. Maar ze moeten het wel oprapen. Ook zijn er geen weg fladderende volgels die lastig opnieuw te vangen zijn; tot de duivenhandelaars zegt Hij: “Weg met dit alles! Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal!” Hij laat ze de vogelkooitjes meenemen en vertrekken.

Maar ook al is Jezus hier heel beheerst, het is wel ingrijpend wat Hij doet. Dit gaat daar al een jaren zo. Het wordt officieel toegelaten. Wat is er op tegen? Om dat beter te begrijpen, moeten we naar de evangelist Marcus. Hij tekent deze gebeurtenis net iets anders: “Jezus werpt de tafels van de geldwisselaars en de stoeltjes van de duivenverkopers omver en ook staat Hij niet toe dat iemand nog enig voorwerp over het tempelplein draagt” (Marcus 11,15-17).

Die geldwisselaars, de vee- en duivenhandelaars stonden op het tempelplein. Wat is daar op tegen? Ze moeten toch ergens staan. Blijkbaar vonden de officiële gezagsdragers, de priesters, de Farizeeën, de Schriftgeleerden en de oudsten dat oké. Maar Jezus heeft er iets op tegen. Hij ziet het als minachting van de andere volken, minachting van de heidenen, minachting van hen die niet bij het Joodse Volk hoorden, maar die wel God zochten en naar de tempel kwamen om daar te bidden. Dat tempelplein wordt wel de voorhof van de heidenen genoemd. Het was het enige deel waar de niet-Joden de tempel konden naderen. Gelovigen uit de andere volken kwamen niet verder dan het tempelplein. Als gelovige heidenen daar kwamen bidden, werden ze dus omringd door rinkelend geld, roepende handelaren, loeiende koeien en blatende schapen. Dat was in de ogen van Jezus niet alleen minachting van Gods Woord en van Gods tempel, het was ook grove nalatigheid wat betreft de zending van het Volk Israël. Want het was de roeping van Israël om God bekend te maken aan de volkeren. Maar zij laten hun handel en eigen belangen voorgaan, daar op het tempelplein, de voorhof van de heidenen. Daarbuiten is er nog genoeg plaats, maar hun belangen prevaleren.

Johannes de evangelist, die we vandaag lezen, legt een ander accent. De Joden in Judea en ook anderen, zijn erg trots op hun tempel. Maar niet alleen trots, ze ontlenen er ook een soort religieuze arrogantie aan. De enige tempel van de enige ware God. Zij zagen zich daarvan ook de beheerders en de behoeders. Die houding is mede oorzaak van hun minachting voor heidenen. Bovendien minachten ze niet alleen de heidenen, maar minachten ze iedere tollenaar en zondaar, iedereen die niet aan hun maatstaven voldoet. Jezus verwijt hen een gebrek aan liefde voor God en gebrek aan barmhartigheid.

Wanneer Jezus zegt: “Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen”, verschuift Hij de aandacht van het gebouw naar zijn Lichaam. De tempel in Jeruzalem is heel belangrijk. Maar die tempel is door mensenhanden gebouwd, het is een middel om God te eren en mensen bij God te brengen. De mens zelf met zijn lichaam is een bouwwerk van God, dat is echt heilig.

Soms is Jezus soepeler dan de Farizeeën; Zo geneest Hij op de Sabbat en terwijl de Wet van Mozes voorschrijft haar te stenigen, schenkt Jezus vergiffenis aan de overspelige vrouw (Johannes 8, 1-11). Het idee groeide dat Jezus vanuit zijn menslievendheid de regels niet zo nauw neemt. Maar zo is het niet. Soms is Hij juist strenger dan Schriftgeleerden en Farizeeën. Dat geldt bijvoorbeeld rondom het huwelijk: Waar Mozes nog een scheidingsbrief toestond, gaat Jezus terug naar hoe God het huwelijk heeft bedoeld. Zo ook dus hier bij de voorhof van de heidenen. Jezus gaat voor de strenge regel dat het een plek is voor gebed en niet voor handel in offerdieren en wisselgeld.

Jezus keert terug naar de oorsprong en de bedoeling van de tien geboden en daarin is Hij radicaal. Eer uw vader en uw moeder. Gij zult niet doden. Gij zult geen echtbreuk plegen. Gij zult niet stelen. Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen. Gij zult uw zinnen niet zetten op iets wat uw naaste toebehoort.

Navolging van Jezus vraagt kracht, wijsheid en liefde. Hij leert ons vandaag dat ons lichaam heilig is, tempel van de heilige Geest; door God geschapen, daarom behoort het aan God toe, niet aan onszelf. In een wereld waarin niets meer heilig is, blijft dat een lastige boodschap. Ons lichaam is er voor de dienst aan God en de naaste. Of zoals Paulus zegt: “Gij zijt gekocht en de prijs is betaald. Eert dan God met uw lichaam” (1 Kor. 6,20). Amen.

Voorbede

Bidden wij in dit jaar van gebed.

Wij bidden voor alle gelovigen, dat deze veertigdagentijd hen helpt opnieuw te beseffen dat zij tempel zijn van de heilige Geest, vragen wij dat ons innerlijk steeds meer de ruimte mag zijn waar God woont, dat wij innerlijke vreugde ervaren door Gods nabijheid. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor onze wereld, om meer respect en terughoudendheid in het omgaan met de schepping en vooral met het menselijk leven. Om een nieuw verstaan van wat heilig is in Gods ogen. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor onze parochiegemeenschap, dat we de momenten van gebed en vooral de heilige drie dagen in de Goede Week mogen beleven als een voorbereiding op het feest van de verrijzenis. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor gezinnen en alleenstaanden, voor echtparen, ouders, kinderen en kleinkinderen, dat we herkennen hoe God in de naaste aan het werk is, dat we met God meewerken en zelf tijd maken voor gebed en naastenliefde. (Laat ons [zingend] bidden):

Intenties

Back To Top