Ga naar hoofdinhoud

Met het besef van zijn verrijzenis, beseffen ze ook dat ze dit inzicht moeten doorgeven aan de apostelen. Ze mogen het niet voor zichzelf houden. Het is niet alleen iets voor hen; de eerste opdracht tot verkondiging begint hier en nu.

Eucharistieviering in de parochie van de H. Augustinus, in de kerk van de H. Laurentius (Voorschoten), 2 april 2018, om 11.00, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: B2018TMPPMB

Lezingen

E.L: Handelingen van de Apostelen 2, 14.22-32
Psalm: Ps. 16 (15), 1-2a, 5, 7-8, 9-10, 11
T.L: Sequentie: Laat ons ’t Lam van Pasen loven
All: Ps. 118 (117), 24
EV: Matteüs 28, 8-15

Homilie

De preek van vandaag is wat langer omdat ik wat uitgebreider wil ingaan op de bijzondere Evangelielezing van vandaag. Deze week horen we over de verschijningen van Jezus. Het zijn Christuservaringen na zijn verrijzenis. De vier evangelisten hebben de verrijzenis van Jezus steeds iets anders opgeschreven. De oudste tekst is waarschijnlijk die van Marcus. De drie anderen, Matteüs, Lucas en Johannes, hebben zijn tekst gekregen en hebben die ieder voor zich wat aangepast. Waarom deden ze dat. Had Marcus het niet goed opgeschreven of misten ze iets? Het laat zien dat de herinneringen aan die tumultueuze gebeurtenis ook wat chaotisch waren. Ook is de doelgroep voor wie de evangelisten schrijven, steeds iets anders. Er waren in de tijd verschillende verhalen ontstaan. Na verloop van jaren krijgt een verhaal de kleur van de verteller. Maria Magdalena vertelt het na dertig jaar anders dan Johanna. En die vertelt het weer anders dan Maria, de moeder van Jacobus en Jozef. Het kan ook betekenen dat de verschijnselen niet zo tastbaar concreet waren als we hier denken te lezen.

De volkeren in de tijd van Jezus en ook zijn landgenoten, zagen in de gebeurtenissen in de natuur, op allerlei manieren Gods hand. Dat is iets dat wij door onze wetenschappelijke benadering van de natuur grotendeels hebben verleerd. Soms zien we wel iets, dat noemen we dan Voorzienigheid. Als allerlei omstandigheden zo bijzonder toevallig bij elkaar komen dat we het geen toeval meer vinden, en als dat ook nog eens helemaal past bij onze geloofsweg, misschien durven we daarin dan Gods hand te herkennen. Onze moderne cultuur maakt ons minder gevoelig voor Gods werken in de wereld.

Na de sabbat, dat is de zaterdag, dus zondagochtend vroeg, gingen Maria Magdalena en de andere Maria, dat is Maria de moeder van Jakobus en Jozef, op weg naar het graf, ze wilden het graf alleen maar even zien. Toen ontstond er plotseling een zware aardbeving. Dan is het alsof de bliksem inslaat op het graf van Jezus. Matteüs schrijft: Een engel van de Heer daalde uit de hemel neer, kwam dichterbij, rolde de steen weg en ging erop zitten. Hij schitterde als een bliksemschicht en zijn kleed was sneeuwwit. De vrouwen zijn daar niet alleen, de bewakers zijn er ook. Zij begonnen van schrik te beven, ze waren als de dood voor deze hemelbode. Toen begon de engel tot de vrouwen te spreken, hij zei: “Jullie hoeven niet bang te zijn; ik weet dat je Jezus zoekt, de gekruisigde. Hij is niet hier. Hij is verrezen zoals Hij heeft gezegd; komt, kijk, hier is de plaats waar Hij heeft gelegen. Gaat nu meteen op weg en zeg aan zijn leerlingen: Hij is verrezen van de doden. Hij gaat voor jullie uit naar Galilea; daar zullen jullie Hem zien. Dat moest ik jullie komen zeggen.”

Dit konden we gisteren horen. In de lezing van vandaag horen we dat de vrouwen meteen weggaan van het graf, er is in hun hart vrees én grote vreugde. Ze haasten zich om het nieuws aan zijn leerlingen te vertellen. En dan …, wat gebeurt er? Dan komt Jezus hen tegemoet en spreekt tot hen, Hij zegt: “Weest gegroet”. Dan gaan ze naar Hem toe, ze omklemmen zijn voeten en aanbidden Hem. Dan spreekt Jezus zelf tot hen: “Weest niet bevreesd. Gaat aan mijn broeders de boodschap brengen dat zij naar Galilea moeten gaan en daar zullen zij Mij zien.” Hij herhaalt wat de engel al had gezegd.

Wat gebeurt er allemaal. Er zijn bijzonder en indrukwekkende natuurverschijnselen. Dat was ook zo bij Jezus kruisdood: Matteüs schreef er al over: ‘Vanaf het zesde uur viel er een duisternis over het hele land, tot aan het negende uur toe. … Jezus slaakte andermaal een luide kreet en gaf de geest. En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën, de aarde beefde en de rotsen spleten (Mat. 27, 45-52). Heel de natuur doet mee in dit gebeuren. Allemaal toeval? Wij mensen van de 21e eeuw zouden zeggen, het was gewoon een aardbeving, dat kan toch, een aardbeving op vrijdag met stevige naschokken op zondagochtend. Een aardbeving, samen met een zonsverduistering op vrijdag. Dat is best mogelijk. Een naschok op zondagochtend met onweer en een blikseminslag op het graf, misschien wel een soort bolbliksem die nagloeit, je maakt het haast nooit mee, maar het kan wel. Als je wilt kun je alles wegredeneren. Maar het gaat ons erom wat er gebeurt voor deze vrouwen.

Die engel spreekt tot hen. Met deze gebeurtenissen komt er een woord tot hen. Dat kan alleen als er al een kiem van geloof aanwezig is in hun hart, een kiem waardoor zij deze gebeurtenissen anders ervaren dan de soldaten. Door die kiem van geloof kan Gods boodschapper hen aanspreken, kan Gods woord binnenkomen. Dat woord dringt door: “Hij is verrezen”. Ze zien de steen wegrollen. Ze voelen de aarde schudden. Daarna dringt het woord van de engel tot hen door: “Hij is verrezen”. Pas als dat besef tot hen doordringt, wordt hun angst overwonnen en gaan ze kijken in het graf en met die blik zien ze het graf aan de binnenkant. Er is nog steeds vrees voor wat daar gebeurt. Maar de vrees verandert. Een heilige vrees vermengt zich met een onverwachte vreugde. Alles begint te veranderen. Het is de sluimerende herinnering dat Jezus had gezegd dat Hij de derde dag zou verrijzen. Niemand wist toen of had toen kunnen begrijpen wat Hij bedoelde met verrijzen. Toch hadden die woorden van Hem die kiem van geloof al in hun harten gelegd. Door die engel als een bliksemschicht, door de aardbeving en de wegrollende steen waar geen mensenhand aan te pas kwam (vgl. Daniël 2,34), door het lege graf breekt het besef van zijn verrijzenis door.

Daarna, met het besef van zijn verrijzenis, beseffen ze ook dat ze dit inzicht moeten doorgeven aan de apostelen. Ze mogen het niet voor zichzelf houden. Het is niet alleen iets voor hen, de eerste opdracht tot verkondiging begint hier en nu. Het is nog niet een verkondiging aan de wereld. Ze zeggen het niet tegen de soldaten. Ze moeten hun ervaring delen met de apostelen. Die zullen het later de wereld inbrengen. Ze leggen hun geloofsinzicht voor aan de Kerk. Zullen de apostelen het geloven? Wanneer ze met dat voornemen op weg gaan en aan de apostelen gaan zeggen wat ze gezien en gehoord hebben en wat ze nu begrijpen en weten, op dat moment komt Jezus Zelf op hen toe. Eerder niet. Eerder zouden ze Hem niet hebben kunnen zien of herkennen. Dan pas treedt Hij op hen toe. Matteüs beschrijft het zo: “En zie, Jezus kwam hen tegemoet en zei: ‘Weest gegroet’. Zij traden op Hem toe, omklemden zijn voeten en aanbaden Hem.”

Ze hebben een geloofsweg afgelegd, door de verschijnselen heen zijn ze gaan begrijpen dat Hij werkelijk verrezen is. Ze hadden die natuurverschijnselen nodig, die schijnbaar toevallige gebeurtenissen, het bliksemlicht en het woord van de engel (vgl. Johannes 12, 28-30), de zomaar wegrollende steen en het lege graf. Nu zijn hun ogen geopend en kunnen zij Jezus zien, de Verrezene, Hijzelf komt naar hen toe. Nu kunnen ze hem opnieuw vasthouden en aanbidden. Hoe kunnen ze Hem vasthouden? Alleen zijn voeten. Het is de aanbiddende houding, diep neergebogen. Ze voelen zijn aanwezigheid en houden zijn voeten vast.

Dan volgt de bevestiging. Nu niet meer de natuurschokken, niet meer de boodschapper, niet langer de engel als met een donder uit de hemel, maar Jezus Zelf spreekt tot hen, met zijn Stem, zijn Woord: Stapsgewijs zijn ze opengegaan voor zijn verrijzenis en voor zijn werkelijke aanwezigheid. Het klinkt als een liturgische begroeting aan het begin van de Mis: “Jezus komt hen tegemoet en zegt: ‘Weest gegroet’.” Er volgt ook het ‘Ite Missa est’ de zending aan het einde van de Mis: Het ‘Gaat nu allen heen’, de zending door de Heer: “Gaat aan mijn broeders de boodschap brengen dat zij naar Galilea moeten gaan en daar zullen zij Mij zien.” Nu wordt dat wat de engel hen gezegd had en wat ze al van plan waren te gaan doen, door Jezus Zelf bevestigd. De vrees is over, nu is er alleen nog de Paasvreugde. Ze moeten het gaan vertellen aan de apostelen. Ze moeten naar Galilea gaan. Daar zullen ze Hem zien. Hoe zullen ze Hem daar zien? Ze zullen daar gemeenschappen aantreffen die in Hem geloven en die ook zullen geloven in de verrezen Heer. Daar zullen ze Hem zien als de Verrezene. Daar waar Hij begonnen is en zoveel tekenen heeft gedaan, daar begint ook zijn overwinning als de verrezene. Niet hier in Jeruzalem. Dat volgt pas later met Pinksteren.

Wat moet ik nog zeggen over de soldaten. Niet Jezus was gevangen in het graf. De soldaten blijken de gevangenen te zijn, net als de hogepriesters, de oudsten en heel het Sanhedrin. Zij konden niet verder kijken dan hun eigen horizon, die heel beperkt bleef door hun ongeloof. Ze bleven gevangen in hun eigen denken en gingen verder met dat waarmee ze begonnen waren. Ze waren begonnen met een valse rechtspraak, ze stonden niet open voor het nieuwe waar God mee was begonnen. Ze waren begonnen met geld te betalen aan Judas. Nu gaan ze door met de leugen en met geld betalen aan de soldaten. Ze hadden het er voor over, ze konden niet anders meer. Zo gaat het nu met de wereld, zo is het tot op de dag van vandaag. Amen. Zalig Pasen.

Voorbede (uit de paasnacht)

Onze hogepriester Jezus Christus is onze voorspreker bij de Vader, bidden wij dan vol vertrouwen.

Wij bidden voor alle gelovigen; dat zij Christus toelaten in hun leven, dat zij het toelaten dat Jezus zijn liefdeswerk in hun hart kan verrichten, dat ze zijn Aanwezigheid ervaren in de Eucharistie en Hem navolgen in het dagelijks leven. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor onze wereld, dat steeds meer mensen het offer van Christus mogen gaan zien als een gave van bevrijding, dat zij Hem navolgen in de dienst aan de naaste, dat zij vrede brengen door vergeving en verzoening. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor onze parochiegemeenschap, dat wij de Eucharistie meer en meer mogen beleven als de grootste gave die Christus ons naliet. Dat we ons blijven verdiepen in dit mysterie, dat wij in dat licht ook de gave van het priesterschap op waarde weten te schatten. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor gezinnen en alleenstaanden, voor echtparen, ouders, kinderen en kleinkinderen, dat de christelijke mentaliteit van de dienst aan elkaar, de onderlinge liefde mag versterken en groot en klein aanzetten tot naastenliefde in de wijde omgeving. (Laat ons [zingend] bidden):

Intenties

Back To Top