Ga naar hoofdinhoud

Allerzielen is een bijzondere gelegenheid om samen stil te staan bij al onze dierbare overledenen. We doen dit samen, we delen het verdriet en we delen ons geloof, we doen dat bijzonder samen met Hem die de dood heeft overwonnen.

Eucharistieviering in de federatie RRM – H. Laurentius, in de kerk van de H. Laurentius en Elisabeth (kathedraal), 2 november, om 09.30 en 19.30 uur, door plebaan Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: B2021ALLZB

Lezingen

E.L: Jesaja 25, 6a. 7-9
Psalm: Ps. 23
T.L: Apokalyps 21, 1-7
All. Vers. Ik ben de weg …
EV: Lucas 3, 44-46. 50. 52. 53; 24, 1-6a

Homilie

“Waarom zoekt gij de levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is verrezen.” Dit ongelooflijke woord hoorden de vrouwen bij het lege graf. Ze waren op weg gegaan met een bezwaard hart, vol droefheid. Ze hadden geurige kruiden meegebracht. Niets in hun hoofd was er waardoor ze aan verrijzenis zouden denken. De dood heerste in hun hoofd en in hun hart. Ze wilden de laatste eer brengen aan hun dode vriend, hun verraden rabbi, hun veroordeelde leermeester, hun vermoorde Heer.

Vandaag op Allerzielen zijn wij hier samen, speciaal met hen die het afgelopen jaar een dierbare hebben verloren. Bij het overlijden van een dierbare kunnen de omstandigheden enorm verschillen. Een lang ziekbed of plotseling, jong, ouder of heel oud. Soms is er verlangen naar de dood, als pijn, vermoeidheid, benauwdheid en soms ook eenzaamheid het einde zwaar maken. Soms kwam de dood als een dief in de nacht en had niemand erop gerekend.

Soms zeggen we, het was goed zo, er is wel verdriet, maar ook opluchting. Soms zeggen we, dit had niet zo mogen zijn; waarom overkomt hem of haar en ons dit? Dat laatste gevoel hadden de vrouwen op weg naar het graf van Jezus. Dit had niet mogen gebeuren. Leugen en bedrog, een politiek proces, valse aanklachten met een opgehitste menigte. Een slappe rechter die zijn rug niet recht hield. Al die gevoelens gaan rond in hun hoofden en harten.

Dan denk je niet aan verrijzenis, dan denk je alleen aan het verdriet, aan de teleurstelling en de wanhoop en de vraag hoe je nu verder moet.

Wat deze vrouwen overkomt bij het graf is opgeschreven opdat wij hieruit hoop putten. De dood sluit de ogen, maar het geloof opent de ogen. Eerst zien ze alleen een leeg graf waar de steen van is weggerold. Leeg, geen lichaam. Ze weten niet wat ze ervan moeten denken, verwarring, ook dat nog, wat hebben ze met Hem gedaan?

In die verwarring breekt de hemel binnen, ons verstand schiet tekort, het licht uit de hemel moet hen duidelijk maken dat de dingen niet zijn zoals ze lijken, dat de werkelijkheid veel wonderlijker is dan we denken. Twee mannen in stralend wit kleed. Het licht straalt hen tegemoet in het donkere graf. Dit licht doorbreekt hun duisternis. Dan komt die vraag, die tegelijk een antwoord is: “Waarom zoekt gij de levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is verrezen.”

Straks noemen wij de namen van onze dierbare overledenen. Wij noemen niet de namen van doden, we noemen namen van levenden. Wij zijn hier omdat deze vrouwen het woord uit de hemel hebben verstaan en doorgegeven. Toen eenmaal hun ogen geopend waren, konden ze Hem, de Levende, zien op allerlei momenten en in allerlei omstandigheden. Wij zoeken de levenden niet bij de doden, wij gedenken hier de levenden omdat voor God iedere mens leeft. Wanneer onze ogen door het geloof geopend zijn kijken wij met Gods ogen en zien wij de levenden.

Wanneer wij straks de namen van onze dierbaren noemen, geloven wij dat zij leven en hun namen onuitwisbaar geschreven staan in de palm van Gods hand.

In de eerste lezing zag Jesaja 700 jaar voor Christus in zijn visioen dat de sluier waardoor wij het leven niet duidelijk zien, verscheurd zou worden. Die sluier heeft met de dood te maken waardoor onze blik beperkt blijft tot de maat van ons aardse leven. Zo schrijft Jesaja: “God de Heer zal voor altijd de dood vernietigen; Hij zal de tranen van alle gezichten afwissen …” Johannes gaat daar in de tweede lezing op door. Hij beschrijft zijn visioen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

Hij schrijft: “God zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn want al het oude is voorbij.”

De dood zal niet meer zijn. Maar … is de dood niet juist de reden dat velen van u hier vanavond gekomen zijn. Hoe kunnen we dan zeggen: “De dood zal niet meer zijn”. Inderdaad, de dood van het lichaam blijft, we maken deel uit van de natuur, van de evolutie, van opkomst en ondergang, van lente, zomer, herfst en winter. Wij worden geboren en wij sterven, de natuur geeft het leven door aan volgende generaties opdat de cyclus niet doorbroken wordt. Die dood blijft, die is deel van de natuur. Toch is die dood voor wie gelooft niet dood, die dood is pas werkelijk dodelijk als wij buiten Gods hand vallen, als er geen toekomstperspectief is.

Wat is het verschil tussen geboortepijn en de pijn van een verkeersongeluk? Het een vergeet je en het ander had er niet moeten zijn. Zo is de dood voor wie gelooft een geboortepijn en voor wie niet gelooft iets dat er niet had moeten zijn. Deze wereld, deze aarde, dit heelal, maar ook wijzelf bestaan hier maar tijdelijk. Maar deze aarde, dit heelal, deze schepping bestaat dankzij Hem die de Alfa en de Omega is, het begin en het einde, die niet afhankelijk is van tijd en ruimte en die ons in het leven heeft geroepen. Die God, die Liefde is, heeft zich getoond in Christus. Met zijn verrijzenis is de dood gedood, heeft de dood zijn macht over ons verloren, omdat wij nu reeds horen bij de levenden. Zoals al onze dierbaren van wie wij de namen gaan noemen. Amen.

Voorbede

Wij bidden tot God die ons nabij is in alle nood.

Wij bidden voor al onze overleden dierbaren, dat zij die door het doopsel reeds bij Christus horen nu ook delen in zijn verrijzenis en eeuwig leven, dat zij God zien van aangezicht tot aangezicht. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor alle overledenen die anders of niet geloofden, voor hen die twijfelden aan God, dat God hen eeuwig leven schenkt, dat zij al het goede dat God in hun hart heeft gelegd als een rijkdom mee nemen naar het eeuwig leven. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor onze parochie, dat wijzelf in tijden van droefheid de vreugde van ons geloof weten te bewaren, dat de dood ons nooit in de greep krijgt, dat we door het geloof zicht houden op het eeuwig leven. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor allen die naamloos zijn gestorven, aan wie niemand denkt, dat zij gekend zijn door God, en in Gods liefde geborgen zijn. (Laat ons [zingend] bidden):

Intenties

Back To Top