Op deze zondag mogen we ons bewust worden van onze liefde voor God. Tegelijk zendt Jezus ons de wereld in om de naaste te beminnen met een oprechte en praktische liefde.
Eucharistieviering in de federatie H. Laurentius (RRM), in de kerken van de H. Dominicus (Het Steiger) en de HH. Laurentius en Elisabeth (Kathedraal), zondag 3 november 2024, om 09.30 en 11.00 uur, door plebaan Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.
Preek: B2024DHJ31B
Lezingen
E.L: Deuteronomium 6, 2-6
Psalm: Ps. 18 (17), 2-3a, 3bc-4, 47 en 51ab
T.L: Hebreeën 7, 23-28
All. Vers. Johannes 14, 6
EV: Marcus 12, 28b-34
Homilie
“Gij zult de Heer uw God beminnen” … Dat is het eerste gebod. Maar … kan dat wel? Kan beminnen een gebod zijn, kan je op commando beminnen? En dan nog God beminnen, God, die je niet ziet, die je niet kunt aanraken,
Ik heb wel eens eerder verteld dat dit gebod voor mij een eye-opener was, en het blijft voor mij een belangrijk moment. Een aantal jaar voordat ik aan mijn priesterstudie begon, was ik wat zoekende. Dat gold ook mijn jongere zus. In die periode was er in de Bosjeskerk die in 1991 is afgebroken, regelmatig een doordeweekse avondmis. Daar gingen we soms naar toe en konden dan in de auto wat napraten.
Toen daar een keer dit evangelie werd gelezen, vroeg ik me na de Mis hardop af of ik God liefheb, of ik God bemin. En ik bedoelde of mijn hart geraakt werd door God en niet alleen mijn verstand. Al samen pratend kwam ik tot de conclusie dat ik niet kon zeggen dat ik God beminde. Ik had wel andere woorden: Hoogachting, eerbied, bewondering, maar liefde, dat kon ik zo niet meteen bespeuren. Ik ben toen dat oude gebed gaan bidden: de oefening van liefde die eindigt met de tekst: “Heer, geef mij steeds meer liefde”.
U begrijpt dat als de lezing van vandaag passeert, deze gebeurtenis in mijn gedachten komt. De kans is ook groot dat ik het eerder heb verteld, maar dat lijkt me niet erg.
God beminnen, kan dat een gebod zijn en nog wel het eerste gebod? Het laat zien dat Jezus anders dacht over de liefde dan wij in deze tijd. Wat denken wij over beminnen? De meeste mensen zien beminnen waarschijnlijk als iets dat spontaan gebeurt, een emotie, iets dat je overkomt, een innerlijke beroering, iets in de ander treft je, raakt je, trekt je aan, roept een verlangen op. Toch is beminnen, liefhebben, ook heel breed. We hebben niet alleen mensen lief, er is liefde voor een huisdier, er is liefde voor je vak, je werk, er is liefde voor de sport, er is clubliefde, als Feyenoord, Sparta of Excelsior verliest, hebben sommige mensen buikpijn. Liefde is een breed begrip.
Maar liefde is ook een keuze. Gevoelens komen en gaan, gevoelens zijn kwetsbaar en kunnen beïnvloed worden. Wat het eerste gebod ons wil zeggen is dat in die lange rij van alles waar onze liefde naar uit kan gaan, van levenspartner, ouders, kinderen tot voetbalclub en hobby, er één liefde is die boven alles uitstijgt: Luister, Israël! De Heer onze God is de enige heer. Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht”. Met andere woorden, niet alleen je gevoel, ook je verstand, niet alleen door voorgeschreven rituelen, maar ook met je ziel, je innerlijk.
De vraag die ik me toen stelde, blijft feitelijk een actuele vraag. Zoals die Schriftgeleerde hem tweeduizend jaar geleden stelde, zo kunnen we hem nu steeds opnieuw stellen: “Bemin ik God?” En als ik ja kan zeggen; “Ja, ik bemin God”, hoever reikt mijn liefde voor God dan? Staat die bovenaan; bovenaan de prioriteitenlijst van de liefde? En hoe groot is mijn liefde voor God dan, omvat hij alles; heel mijn hart, heel mijn ziel, heel mijn verstand en heel mijn kracht?
Om dat te toetsen kijken we naar Jezus. Zijn liefde voor de Vader wordt zichtbaar in zijn totale bereidheid de wil van de Vader te volbrengen. God de Vader heeft de mensheid lief, heeft ieder mensenkind lief. De Vader vraagt de Zoon om de mensen net zozeer lief te hebben, te beminnen. Dat doet Jezus, we zien het in alles wat Hij doet, wat Hij heeft, wat Hij kan, wat Hij weet, alles deelt Hij. Hij geneest zieken, bevrijdt mensen, leert hen over Gods koninkrijk. Maar ook zijn tegenstanders, zij die Hem niet accepteren en Hem bestrijden. Hij blijft hen beminnen, zelfs als Hij zegt: “Wee, u, huichelaars”. Hij geeft het als opdracht aan zijn leerlingen: “Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel, die immers de zon laat opgaan over slechten én goeden en het laat regenen over rechtvaardigen én onrechtvaardigen” (Matteüs 5, 44-45).
Daar begint dat tweede gebod. Omdat God de mensen liefheeft, zo lief dat Hij ons zijn veelgeliefde Zoon geeft, wetend wat de mensen met hem zullen doen; omdat God de mensen liefheeft, is dat tweede gebod een direct voortvloeisel vanuit dat eerste gebod. Je kunt dus God niet liefhebben, je kunt God niet beminnen, als je ook niet je naaste bemint, meer nog, als je ook niet je vijanden bemint en voor je vervolgers bidt. Want God heeft ook de boosdoener lief en wil hem tot bekering brengen, redden van de dood.
Het grote gebod, zoals we bij Mozes horen, begint met: “Luister, Israël”. Toen Jezus op de berg van gedaante veranderde, klonk de stem van de Vader: “Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene, luistert naar Hem!” Als wij luisteren naar Jezus, dan zegt Hij ons vandaag God te beminnen en de naaste als onszelf. Doen we dat, proberen we dat, dan streven we naar de volmaaktheid van de Zoon, zoals de tweede lezing ons voorhoudt. Door Hem te volgen, door naar Hem te luisteren, te zien wat Hij doet, hoe Hij leeft, hoe Hij is, door Hem na te volgen, kunnen wij groeien naar de maat van de Zoon, “die volmaakt is in eeuwigheid”.
De lezingen vandaag zijn feitelijk een soort gewetensonderzoek, een biechtspiegel, hoe is het gesteld met mijn liefde? Tegelijk zijn de lezingen niet bedoeld als een opmaat tot teleurstelling, in de trant van: Dat haal ik niet, zo groot is mijn liefde niet. Wij naderen tot God die ons zijn veelgeliefde Zoon heeft gegeven. We gaan naar Jezus die zijn leven voor ons heeft gegeven. We komen hier niet omdat we volmaakt zijn, we komen hier omdat we ons bewust zijn dat God ons liefheeft en ons uitnodigt tot Hem te komen. Dan kan er in ons hart een wederliefde groeien en doorgroeien, omdat Hij ons het eerst heeft liefgehad. Zo groeit onze liefde voor God en de naaste. Amen.
Voorbede
Wij bidden tot God die ons liefheeft als zijn kinderen.
Wij bidden voor alle gelovigen en alle Godzoekers, dat zij niet blijven steken in een rationeel geloof, maar hun hart openstellen voor Gods liefde in Christus. Wij vragen om die dubbele liefde in ons hart, de liefde voor God en de naaste. (Laat ons [zingend] bidden):
Wij bidden voor onze wereld, voor kleine en kwetsbare mensen, voor slachtoffers van oorlogen en natuurrampen, van pandemieën en klimaatverandering, voor de slachtoffers van de overstromingen in Spanje en op zoveel plaatsen, dat zij gezien en geholpen worden. (Laat ons [zingend] bidden):
Wij bidden voor onze parochie en parochiekernen. Wij vragen om Gods liefde in ons hart en ook Gods kracht, om motivatie en doortastendheid, dat we ons inzetten voor diaconie in onze parochie en onze omgeving, om een praktische naastenliefde metterdaad. (Laat ons [zingend] bidden):
Wij bidden voor gezinnen, voor alleenstaanden en echtparen, ouders en grootouders, kinderen en kleinkinderen; we vragen om Gods genade, dat we erin slagen om de ik-gerichtheid van onze moderne wereld te doorbreken, dat we de naastenliefde versterken in kerk en wereld. (Laat ons [zingend] bidden):
Intenties