Ga naar hoofdinhoud

De dode in Gods hand is levend.

Eucharistieviering in de parochie van de H. Bartholomeus te Poeldijk, 2 november 1998, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: C1998ALLZC

Lezingen

EL: Jes. 25, 6a. 7-9
TL: 1 Tess. 4, 13-14. 17b-18
EV: Joh. 11, 17-27

Homilie

Heer, als U hier was geweest, zou mijn broer niet zijn gestorven. “Als U hier was geweest”. Is het een verwijt van Marta aan Jezus? Het klinkt wel als een verwijt, zoals dat ook nu kan klinken: Als de ambulance eerder was geweest. Als ze dat gezwel eerder hadden ontdekt. Als God almachtig is, dan had Hij toch wel kunnen helpen …..

Heer, als U hier was geweest, zou mijn broer niet zijn gestorven. Er klinkt ook een soort vraag doorheen: ‘Heer waarom bent U er nu pas, waarom bent U niet eerder gekomen’. ‘God waarom hebt U niet geholpen?’ ‘Vond U het niet belangrijk dat mijn broer ziek was, mijn man, mijn vrouw, mijn kind, Heer, waarom is het zo gegaan?’ ‘Heer, als U hier was geweest, zou hij, zou zij niet zijn gestorven’.

Dit is de vraag die klinkt als de dood ons aan het twijfelen brengt, als de zinloosheid ons overvalt en we ons afvragen hoe het verder moet. Het is de vraag naar het waarom. De vraag die opkomt in ons hart, nog voordat we een antwoord zoeken in het geloof. Zoiets vinden we ook bij Marta. Haar broer is overleden, een kort ziekbed, het ging snel. Ze hebben Jezus nog een bericht gestuurd, Lazarus, uw goede vriend is ernstig ziek. Maar Jezus kwam niet. Waarom niet? Hij wist toch wat er ging gebeuren?! En toen Hij kwam was zijn vriend Lazarus al vier dagen dood. Daarom dat woord van Marta: Heer, als U hier was geweest, zou mijn broer niet zijn gestorven.

Hoe staat het met u op dit ogenblik. Voor sommigen is het overlijden al een jaar geleden, voor anderen amper een paar weken. Sommigen hebben de dood zien aankomen, anderen werden er plotseling door overvallen. Het kan een groot verschil uitmaken voor degene die sterft en voor de achterblijvers.

Er wordt een gezwel ontdekt. Wij bidden: Heer, laat het niet kwaadaardig zijn. Maar het is wel kwaadaardig. Dan bidden we: Heer, geef dat het weggehaald kan worden en dat het niet uitgezaaid is. Maar het is wel uitgezaaid. Wij bidden: Heer, laat de chemo-kuur aanslaan, laten de bestralingen werken, laten de medicijnen helpen, laten de dokters iets nieuws vinden.

Langzaam maar zeker dringt het besef door dat er een proces bezig is dat niet om te keren en niet te stuiten is. De dood komt eraan. Dan verandert ons gebed: Heer, laat het niet te lang duren, laat hij, laat zij niet teveel lijden? We kunnen het moeilijk aanzien.

Het was met Marta en Maria niet anders, twee zussen, met een broer Lazarus, ze woonden in het dorpje Betanië, dankbaar en blij met het leven zoals het ging. Zij zien hun broer achteruitgaan, ze bidden, ze vragen Jezus. Maar uiteindelijk moeten ze hem naar het graf dragen. Heer, waarom? Wie de afloop van die geschiedenis kent, weet dat Jezus tenslotte Lazarus levend uit het graf terug zal roepen. Maar dat weet Marta dan nog niet.

Toch zegt Marta er gelijk iets bij. Het lijden, het verdriet overvalt haar net zo sterk als u en iedereen. Toch wil zij niet wegzinken in de put van de dood. Zij wil het leven vasthouden. Dat leven ervaart ze bij Jezus, ze zegt tegen Hem: ‘… zelfs nu weet ik dat wat U ook aan God vraagt, God het U zal geven’. Marta heeft een houvast, dat is geloof, hoe klein ook. Jezus kan alles aan God vragen. Daar begint het vertrouwen. Lazarus, mijn broer is dood, inderdaad, maar daarmee mag het toch niet afgelopen zijn. Daarop klinkt ook het antwoord van Jezus: Uw broer zal verrijzen.

Dan wil ik opnieuw vragen: ‘Hoe staat het met u?’ Dat we hier samen zijn heeft met het geloof te maken. U zou niet de eerste zijn die door de dood van een dierbare gaandeweg het belang van het geloof herontdekt. Misschien hebt u vanaf het begin steun gevonden in het geloof, troost gevonden in de gedachte dat uw dierbare in Gods hand is, kracht gevonden in het geloof dat hij of zij nu bij God een volmaakt geluk heeft gevonden. Misschien hebt u al vanaf het begin overgave en acceptatie gevonden in het geloof dat we met die ander verbonden blijven en elkaar ooit zullen weerzien in God.

Maar misschien ook niet. Misschien hebt u twijfels gehad, gevraagd naar de zin, de betekenis van dit alles, misschien hebt u net als Marta stappen moeten zetten om tot geloof te komen en misschien worstelt u nog met vragen. Ook daarom is er vanavond deze viering van Allerzielen.

Laten we dan even teruggaan naar die weken en dagen, naar de gesprekken samen over de overledene, teruggaan naar de avondwake of de uitvaartviering. Misschien hebt u toen toch al iets ervaren van: “ja het is goed”. Deze symbolen, het licht van de kaarsen, de rituelen met het wijwater en de wierook, de gezangen, de gebeden, de gehele viering. Het waren meer dan alleen gebaren, meer dan alleen herinneringen, er gebeurde iets. Het was een stap in de verwerking van het afscheid én het was een stap in het geloof, een stap in het toevertrouwen aan de andere kant van het leven.

Dat mag het vanavond ook zijn. Ook straks steken we weer de kaarsjes aan, aan het eind van de viering worden de kruisjes uitgereikt, we maken een tocht naar de begraafplaats, we besprenkelen de graven opnieuw met wijwater, we dragen het wierook mee. Gebaren, rituelen, zoals de verrijzenissymbolen op de muur langs het graf. Ze helpen ons dit geloof levend te houden: God is sterker dan de dood. Steeds opnieuw willen we dat overdenken, zeggen, zingen … : ‘God is sterker dan de dood’.

Er is nog zo’n symbool. Aan het einde van de viering worden ook gedachtenisplaatjes uitgereikt, daarop staat dezelfde afbeelding met dezelfde tekst als op de kaft van uw boekje. Twee handen, lege handen, open handen. Het mogen vanavond uw handen zijn. Handen die leegte uitdrukken en overgave, handen ook die vragen omdat u een dierbare uit handen hebt moeten geven.
Het mogen ook Gods handen zijn. Gods Vader handen. Sterke handen, die steunen, handen die troosten, die opvangen, die doen opstaan en die verder helpen.

Jouw naam staat voorgoed geschreven in de palm van mijn hand. Wij bidden dat deze viering opnieuw een viering van troostvol geloof mag zijn. Dat het ons helpt de dode in Gods hand als een levende te zien. Dat het ons helpt om zelf niet in de boeien van de dood te blijven, niet terneergeslagen, moedeloos of hoe dan ook, maar ons in staat stelt ook in ons eigen leven de dood te overwinnen.

Straks noemen wij de 48 namen met daarbij de vier overledenen van de maand oktober die tot volgend jaar op het gedachtenisbord zullen blijven. We roepen onze dierbaren in herinnering. We bidden voor hen en we bidden voor onszelf. We bidden om geloof en vertrouwen, dat God hen laat leven in zijn huis, omdat Hij sterker is dan de dood en we bidden voor onszelf, dat wij steeds sterker worden in geloof, dat wij kracht vinden en troost, dat we steun vinden bij God, en een steun worden voor anderen.

Dan zal de vraag naar ‘waarom’ gaandeweg verstillen. Dan zal de vrede die zij hebben in God ook gaandeweg onze vrede worden. Dat willen wij belijden in geloof, daarvoor willen wij bidden. Amen.

Back To Top