Ga naar hoofdinhoud

Doe als Jezus: Blijf niet steken bij vooroordelen. Geef mensen een nieuwe kans, probeer ze als mens te zien, met menselijke problemen, menselijke zwakheden en met ook mooie en goede kanten.

Eucharistieviering in de parochie van de H. Bartholomeus te Poeldijk, 31 oktober 1998, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: C1998DHJ31C

Lezingen

EV: Lc. 19, 1-10

Homilie

Verleden week hoorden we over de tollenaar in de tempel. De tollenaar, een man die met de nek werd aangekeken. Hij maakte geen kans meer bij mensen in zijn omgeving en juist hij kreeg vergeving van God, want hij had zijn hart klein gemaakt, hij had op zijn borst geklopt en vergeving gevraagd. Die tollenaar kwam er verleden week beter af dan de farizeeër die het volgens iedereen en volgens zichzelf juist zo goed deed.

Dat was verleden week in de tempel. Het was een verhaal, een vergelijking van Jezus. En om te laten zien dat zijn vergelijkingen niet zomaar mooie verhaaltjes zijn, laat Jezus nu in de praktijk zien dat het waar is wat Hij zegt. Want hier is een tollenaar in levende lijve. Hier is de man die met de bezetter samenwerkt, die dik geld verdient aan de problemen van anderen.

Zacheüs, de tollenaar, wat is hij voor een man? Een paar belangrijke dingen staan erbij. Hij werkt bij de Tol, de belastingdienst van de Romeinse bezetter. Hij is daar hoofdambtenaar, een soort staatssecretaris van economische zaken. Hij is rijk, en je kunt begrijpen dat zijn geld stinkt. En hij is klein van stuk. Met die gegevens kun je een aardig beeld opbouwen. Klein, dat kan betekenen dat hij veel gepest is in zijn jeugd, maar ook intelligent, anders bereik je niet de top. Hoe was het geweest? Moest hij altijd het onderspit delven tegenover de groten, op school of in de straat. Maar bij de Romeinse bezetter kreeg hij zijn kans. Daar keken ze niet naar afkomst, naar lengte of naar familie. De Romeinse bezetter vraagt alleen maar of de belasting op tijd binnenkomt. Praktisch gezien werkt hij bij de incassodienst van de overheid en hij heeft daarbij zijn eigen provisie, een percentage van de belasting is voor het tolwezen zelf.

Wat gebeurt er dus als Jezus bij Zacheüs het huis binnengaat. Het is alsof de koningin binnengaat bij iemand die met de Duitsers heeft samengewerkt. Dat geluid gaat door de menigte. Waar is die Jezus in hemelsnaam mee bezig. Weet Hij dan niet wie Zacheüs is? Heult Jezus nu ook al met de bezetter? Ja, ja, mooie woorden, maar moet je zien wat Hij doet, Hij is al net als de anderen, de hoge kerkelijke heren gaat maar wat graag bij de rijken naar binnen.

Ze protesteren, ze mopperen en morren, ze knarsetanden, ze zijn boos, jaloers en verontwaardigd. Bij ieder ander had Jezus naar binnen kunnen gaan, maar niet bij die tollenaar. En op een bepaalde manier hebben ze nog gelijk ook. De verhoudingen staan vast: iedereen weet wie Zacheüs is, hoe hij zijn geldt verdient. Wat Jezus hier doet strijkt tegen alle haren in.

Maar wat doet Jezus? Het begon al bij die wilde vijgenboom. Hier hangt een vrucht in de wilde vijgenboom. Niemand ziet hem, wil hem zien, maar Jezus ziet hem wel. Jezus kent hem en Hij roept hem bij zijn naam. Er is iets bijzonders: Jezus zegt: ‘Vandaag moet Ik in jouw huis te gast zijn!’ Jezus nodigt zichzelf uit, Hij weet waar Hij moet zijn.
Jezus kijkt anders dan wij, Hij ziet iets in Zacheüs dat wij niet zien. Het is als met die tollenaar van verleden week, in de tempel. God ziet naar het hart, wij kunnen alleen de buitenkant zien, de omstandigheden. God luistert ook naar het hart, wij horen alleen wat iemand met de mond zegt, en vooral wat mensen over hem zeggen. Wij gedragen ons naar wat wij zien en horen. God gedraagt zich naar wat Hij ziet en hoort.

Zo doet Jezus. Waar wij mensen afschrijven, daar geeft Hij een nieuwe kans. Weet u, mensen zeggen wel eens: de slechtsten zitten vooraan in de kerk. De mensen die dat zeggen komen meestal zelf haast nooit meer in de kerk, zij weten dus ook niet wie daar zitten en zij oordelen naar de buitenkant. Maar in dit verhaal komt inderdaad de slechtste vooraan. Zacheüs komt bij Jezus staan en Jezus zelf heeft hem daartoe uitgenodigd. Maar wat daar gebeurt is een wonder. Zacheüs was opgestaan en zei tegen de Heer: ‘Hier, ik geef de helft van mijn bezit aan de armen, en Heer, als ik iemand heb gechanteerd, geef ik het vierdubbel terug’. Alsof een maffiabaas zich bekeert, niet door de politie, niet door een rechter, maar alleen door dit gebaar, dit woord van Jezus.

Net als verleden week houdt dit Evangelie ons een spiegel voor. Het gaat over u en mij. Wanneer ben ik als Zacheüs, waar ben ik klein gehouden en wil ik me groot maken, waar heb ik geprofiteerd van anderen en word ik door sommigen met de nek aangekeken?

Of waar ben ik zo’n omstander, heb ik mijn oordeel al klaar, vind ik dat zo iemand het dik verdiend heeft, eigen schuld. Waar protesteer ik als de Kerk iemand vergeving geeft? Waar zeg ik dat de Kerk altijd met de rijken onder een hoedje speelt en schrijf ik anderen en de Kerk af?

Of ben ik toch ook soms als Jezus, geef ik anderen een nieuwe kans, probeer ik die ander ook als mens te zien, met menselijke problemen, menselijke zwakheden en met ook mooie en goede kanten. Geef ik het goede in de ander de ruimte of duw ik hem steeds terug in zijn eigen onmacht. Houd ik daarmee het kwaad in stand? Wie had ooit verwacht dat Zacheüs de helft van zijn bezit aan de armen zou geven. Als hij miljonair was, dan ging daar een half miljoen of meer naar de noodlijdenden. Wie had verwacht dat Zacheüs gelovig kon worden, en niet zomaar gelovig met de mond, maar ook metterdaad. Wie? Jezus had het verwacht! God had het gezien.

Soms zijn we net als Zacheüs, soms net als de omstanders. In deze viering bidden wij dat wij ook soms, en misschien steeds meer als Jezus mogen zijn.

Omdat God ons steeds een nieuwe kans geeft, omdat Hij ons nooit afwijst kunnen wij anderen er ook bij halen. Omdat God niet blijft steken bij vooroordelen, kunnen ook wij vooroordelen overwinnen. Omdat wij bij God horen, niet omdat wij zo goed zijn, maar omdat God zo goed is, daarom mogen ook zij erbij horen.

Dat is Kerk zijn, dat is Gods Koninkrijk opbouwen, zo verwachten wij een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. We gaan het belijden in ons geloof, we willen er samen voor bidden, we mogen eraan meewerken, met Gods hulp. Amen.

Back To Top