Ga naar hoofdinhoud

Ieder zijn of haar eigen stukje, ieder zijn of haar eigen kerk? Is dat Gods Koninkrijk? Hoe spreken wij over elkaar, als Christenen, gedoopten, geraakt met het vuur van de Geest, geraakt met het offer van het altaar, zijn kruisoffer, zoenoffer? Hoe gaan we met elkaar om, als kinderen van één Vader, door de Ene Zoon, in de Ene Geest?

Oecumenische viering met ds. C.E. Lavooij in de Nederlandse Hervormde Kerk te Poeldijk, 26 december 2000, 10.00 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: C2001KERSTSTEFANUS1C

Lezingen

E.L: Jes. 6, 1-8
T.L: Hand. 12, 24.25 – 13, 1-5
EV.: Lc. 2, 15-20

Overweging

‘Hier ben ik, zend mij!’
‘De heilige Geest sprak: zondert Mij Paulus en Barnabas af voor het werk waartoe Ik hen heb geroepen.’
‘Toen ze dit gezien hadden, maakten ze bekend wat hun over dit Kind gezegd was.’

Vandaag niet het gewone kerstverhaal, maar het vervolg. Tweede kerstdag is altijd wat ontnuchterend, niet alleen als er teveel wijn of andere alcoholische dranken zijn genuttigd bij de maaltijd, maar ook om vanuit de roes van: ‘Vrede op aarde’ naar de werkelijkheid terug te keren. Net als Jesaja. ‘Wee mij’, ik ben verloren, ik heb met eigen ogen de Koning, de Heer (JHWH) van de machten gezien!’

Nee, Jesaja, je bent niet verloren, je bent gered. Waarom ben je zo bang? ‘Ik ben een mens met onreine lippen en ik woon onder een volk met onreine lippen.’

Jesaja is nuchter, onreine lippen, zijn omgeving en hijzelf. Hij, een profeet en toch onreine lippen, het leven eist zijn tol, het kwaad om ons heen en in ons hart eist zijn tol. Onreine lippen, het woord is bezoedeld geraakt, geen woorden van trouw, van waarheid, geen woorden van troost, maar woorden van verdeeldheid.

Vanmorgen hoorden we op de radio dat op en rond Ambon de kerken en moskeeën werden bewaakt, want groepen proberen door aanslagen de gelovigen tegen elkaar op te zetten en de regering te ontwrichten, want in de chaos, in de verdeeldheid, heeft de duisternis zijn kansen.

In hoeveel kerken en moskeeën is daar door de voorgangers gepreekt over verdraagzaamheid, over vergeving, over geduld en liefde? Durfden de voorgangers het aan, of hebben ze zich laten verleiden tot de gemakkelijke slogans, vertrouw ze niet, bewaak je eigen kudde, laat je niet misleiden, er is maar één licht, ons licht, de rest is duisternis.

‘Ik ben een mens met onreine lippen en ik woon onder een volk met onreine lippen.’ Hoe werd Jesaja gereinigd? Door een gloeiende kool van het altaar. Een vreemd beeld. De engel neemt met een tang een gloeiende kool van het altaar, een kool voor het wierooksoffer, een lofoffer, een zoenoffer, tot vergeving van zonden, tot verzoening met God. Daarmee raakt hij zijn lippen aan. Het is een visioen, want anders had hij nooit meer kunnen spreken. Maar het beeld is duidelijk, goud wordt in vuur gelouterd. ‘Hij die na mij komt is sterker dan ik, Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.’ ‘Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt, nu zijn uw zonden verdwenen, is uw schuld verzoend.’

‘Toen de herders dit gezien hadden, maakten ze bekend wat hun over dit Kind gezegd was.’ Wat was hun gezegd? Wat maakten zij bekend? Hadden zij dan geen onreine lippen, kwamen zij niet uit een volk met onreine lippen? Dat wat zij gezien hadden, overtrof het visioen van Jesaja zoals wijn het water overtreft, zoals de vervulling de belofte overtreft.

Wat maken ze bekend, wat hebben ze gezien? ‘Wee mij’, ik ben verloren, ik heb met eigen ogen de Koning, de Heer (JHWH) van de machten gezien!’ Dat riep Jesaja uit. ‘Vrees niet, riep de engel, ik verkondig jullie een vreugdevolle Boodschap: Heden is u een redder geboren’. ‘Wee mij, ik ben verloren.’ Riep Jesaja. Nee Jesaja, je bent juist gered. ‘Wees niet bang,’ zei de engel: ‘Heden is u een redder geboren’.

Waar red Hij ons van? Door een lofoffer, een wierookoffer, een zoenoffer; – goud, wierook en mirre, – koningschap, hogepriesterschap, offeraar en offerlam, – op het altaar van het kruis. Een offer van brood en wijn, Brood in de kribbe. ‘Nu dit uw lippen heeft aangeraakt, zijn uw zonden verdwenen, is uw schuld verzoend.’

Zonden verdwenen, schuld verzoend, ongerechtigheid vergeven, zonden bedekt. ‘Wie zal ik zenden? Hier ben ik, zend mij!’

‘En ze legden Paulus en Barnabas de handen op.’ Zij zonderden hen af voor het werk waartoe de heilige Geest hen had geroepen. Afgezonderd, Godgewijd, als heilige gaven bestemd voor het altaar, bestemd voor de dienst aan God, bestemd om met reine lippen het Woord van de Blijde Boodschap te verkondigen.

‘Heden is u een redder geboren.’ ‘Wie zal Ik zenden? Heer, zend mij!’ Nieuwsberichten van een wereld in verdeeldheid, tweespalt, door onreine lippen en onreine harten. Politiek gewin bepaalt het welslagen van de vredesbesprekingen in het Midden Oosten, de kans om de verkiezingen te winnen bepaalt het lot van zovelen die reeds generaties in onderdrukking en geweld leven. De kans om uit deze omstandigheid extra winst te halen, bepaalt de twijfel om ja te zeggen op deze vrede. Angst dat dan de kansen verkeken zijn om méér binnen te halen. Angst en politiek gewin.

De herders vreesden met grote vreze. ‘Weest niet bevreesd’, zei de engel, ‘ik verkondig u grote Blijdschap voor heel het volk’. Vrees niet Indonesië, vrees niet Midden Oosten, ‘ik verkondig u grote Blijdschap voor heel het volk’. ‘Ik heb met eigen ogen de Koning, de Heer (JHWH) van de machten gezien!’ Riep Jesaja uit. ‘Laten wij naar Bethlehem gaan om te zien wat ons door de Heer is bekend gemaakt.’ ‘En toen ze het Kind in de kribbe met Maria en Jozef, gezien hadden, maakten ze bekend wat hen over dit Kind gezegd was.’

‘De heilige Geest sprak: zondert Mij Paulus en Barnabas af voor het werk waartoe Ik hen heb geroepen.’ ‘Zij kwamen aan in Sálamis en predikten het Woord Gods in de Synagogen van de Joden.’

26 December 2000. Hervormd en Rooms bij elkaar. Wij zijn een volk met onreine lippen. Nu dit uw mond heeft geraakt, zijn uw zonden vergeven, is uw schuld verzoend. Ambon, Jeruzalem, Poeldijk. De gebeurtenis is hetzelfde, de opdracht ook.

Hoe spreken wij over elkaar, hoe gaan we met elkaar om? De machten van de duisternis zetten de harten tegen elkaar op, plaatsen bommen onder vredesbesprekingen, bommen onder het geloof, bommen onder de eenheid, en onze eenheid is zo kwetsbaar. Hoe zou het gaan wanneer een bom op een van onze kerken kwam en we samen één kerk moesten delen? Hé, dat is eerder gelukt! Tijdens de renovatie. Lukt het dan ook blijvend? Maar wie geeft wat prijs? Angst om in te leveren, vermindering van zelfstandigheid, angst voor financieel verlies. ‘Wees niet bang’, zegt de engel, ‘ik verkondig jullie een Blijde Boodschap,’ vandaag is een redder geboren. De Gezalfde, de Heer.’

‘Ja, maar ik zal toch nooit Protestants worden. Ja, maar ik zal toch nooit Rooms worden. Ik ben voor Appollos, ik voor Barnabas, Ik voor Paulus, Ik voor Kefas.’ Hoever zijn de vredesbesprekingen? En gaat het dan over het verdélen van het land? Ieder zijn of haar eigen stukje, ieder zijn of haar eigen kerk? Is dat Gods Koninkrijk?

‘En ze legden Paulus en Barnabas de handen op. Zij zonderden hen af voor het werk waartoe de heilige Geest hen had geroepen.’ Afgezonderd, Godgewijd, als heilige gaven bestemd voor het altaar, bestemd voor de dienst aan God, bestemd om met reine lippen het Woord van de Blijde Boodschap te verkondigen.

‘Wie zal ik zenden? Hier ben ik, zend mij!’ ‘Toen de herders dit gezien hadden, maakten ze bekend wat hun over dit Kind gezegd was.’

Wat maken wij de komende dagen, jaren, de rest van ons leven bekend? Een kind is ons geboren, koning, redder, goddelijke held, wonderbare raadsman. Hoe spreken wij over elkaar, als Christenen, gedoopten, geraakt met het vuur van de Geest, geraakt met het offer van het altaar, zijn kruisoffer, zoenoffer? Hoe gaan we met elkaar om, als kinderen van één Vader, door de Ene Zoon, in de Ene Geest?

Zoals Stefanus zijn leven gaf, en nog bad voor zijn vervolgers, moge zo, ook wij, liever geraakt worden door stenen van anderen, in verwijten, beschuldigingen, ongeloof, angstige vooroordelen, dan dat we ooit een kwaad woord over elkaar spreken. ‘Spreek een goed Woord, opbouwend, op een moment dat het nodig is.’ ‘Zie ik verkondig u een Blijde Boodschap.’ ‘En Maria bewaarde alles in haar hart.’ ‘En de herders keerden terug, God lovend en prijzend om alles wat zij gehoord en gezien hadden.’ Amen.

Back To Top