Ga naar hoofdinhoud

Wie durft nog vroom te zijn? Wie durft nog 100% katholiek te zijn? Wie durft voor Jezus uit te komen als de Levende Christus die jouw leven zin en richting geeft?

Eucharistieviering in de kerken te Monster, ‘s-Gravenzande en Hoek van Holland, 6 en 7 december 2003, 19.00, 09.30 en 11.00 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: C2004ADV02C

Lezingen

E.L.: Bar. 5, 1-9
Ev.: Luc. 3, 1-6

Homilie

Vandaag worden we uitgenodigd mee te gaan naar de woestijn. We ontmoeten een woestijnprediker, Johannes de Doper. Waarom nu uitgerekend hij? Waarom komt het Woord van God tot Johannes in de woestijn? Waarom niet tot een tempelpriester zoals zijn vader Zacharias, of tot een schriftgeleerde die doorkneed is met de heilige schriften?

“Toen kwam het Woord van God over Johannes, zoon van Zacharias, die in de woestijn verbleef”. Gods Woord is geen roulette die bij toeval ergens belandt. Gods Woord is één met Gods voorzienigheid. Blijkbaar heeft die woestijnprediker ons iets te zeggen dat van groot belang is. Daar komen we zo op terug, maar laten we eerst kijken wat het betekent dat hij in de woestijn verblijft.

De woestijn doet ons vooral denken aan het volk dat veertig jaar door de woestijn trok. Veertig jaar, een mensenleven. Zo lang hadden ze nodig om te leren vertrouwen op God en om te leren gehoorzamen. Wat heeft God allemaal moeten doen om dit volk los te maken uit Egypte. De vleespotten waren heel hardnekkig. Wie toen in Egypte een beetje met Farao meedeed, had het zo slecht nog niet, zo kon je heel redelijk overleven. Maar feitelijk zaten ze helemaal vast, er was geen loskomen aan. Tien plagen heeft God moeten loslaten over Egypte. Hen een leider moeten sturen, Mozes die alles voorspelde, een leider die de last op z’n schouders kreeg om dit volk uit Egypte weg te leiden en te brengen naar het Beloofde Land.

En anno 2003 lijkt het alsof we er nog steeds midden in zitten. Farao heet nu kapitalisme. Mozes heet nu paus Johannes Paulus II. Omdat de wereld alleen uiterlijk verandert, daarom worden we vandaag uitgenodigd op bezoek te gaan bij deze woestijnprediker Johannes.

Johannes is een vrij man. Vrij om te luisteren, om te doen wat God vraagt. Vrij van deze wereld, vrij van de mode; hij draagt een kameelharen mantel. Vrij om te gaan en te staan waar hij wil, hij draagt een gordel is dus altijd reisvaardig, niet gebonden aan een huis of omgeving. Hij is vrij, niet gebonden aan een synagoge of tempelgroep, een profetengilde of beweging. Maar bovenal is hij innerlijk vrij om zich door Gods Woord te laten leiden.

Johannes gaat niet op de populaire toer. Hij had kunnen zeggen: ‘Volk van Israël, jullie zijn allemaal beste mensen, jullie menen het niet slecht, je schiet weleens te kort, maar ja, daar ben je mens voor, God is vergevingsgezind, dus maak je maar geen zorgen, je hoeft niet elke sabbat naar de Synagoge, je hoeft niet zo vroom te zijn, doe maar gewoon, je hoeft de wet van Mozes niet zo krampachtig vol te houden, je hoeft niet zoveel tijd te maken om de heilige boeken te lezen, maak je geen zorgen, als je aardig bent voor elkaar, dan kom je er echt wel, wees gerust, het komt allemaal goed’.

Wie van ons had nu nog de naam van Johannes de Doper gekend als Johannes toen zo had gesproken? Op die manier spreken zij die de mensen naar de mond praten, die bang zijn om de sympathie en dus hun boterham te verliezen. Op die manier spraken in het verleden de valse profeten. Wat zegt Johannes? “Een doopsel tot bekering en tot vergeving van de zonden”. Johannes spreekt over zonden. – Ach wat zonden, daar maakten ze de mensen vroeger bang mee, dat is uit de oude doos, in zo’n God geloof ik niet. – Alsof God ons niet op onze zonden mag wijzen. Alsof wij God kunnen modelleren naar ons idee.

Johannes preekte een doopsel van bekering en tot vergeving van de zonden. Zouden die mensen toen zoveel slechter zijn dan wij? Ze waren ook goed voor hun eigen kinderen en voor hun buren, beter een goede buur dan een verre vriend en je weet nooit of de rollen zich niet omkeren. Zouden die mensen toen slechter zijn geweest dan wij nu? Ook zij aten en dronken, maakten feest, werkten, trouwden, werden ziek, genazen of stierven, genoten van het leven en waren God dankbaar dat het goed ging. Zouden die mensen echt slechter zijn dan wij? Waren jullie ouders of jullie grootouders slechter dan jullie? In onze tijd gaan we niet meer door het water van de Jordaan heen, met het doopsel van bekering. We hebben van Jezus het sacrament van vergeving ontvangen. De belijdenis van zonden en de genade van vergeving in de Biecht. Maar wie neemt het nog serieus? Wie gaat er nog met regelmaat biechten? Als de mensen in de tijd van Johannes net zo gemakkelijk hadden gedacht als wij in onze tijd. Wat had Johannes dan nog kunnen betekenen?

In dit weekend van de tweede Adventzondag, worden wij uitgenodigd eens na te denken in hoeverre Farao ons ook in onze tijd nog in zijn macht heeft. Farao in onze tijd heet: ‘Kapitalisme, commercie, platvloersheid, gemakzucht, luxe, eigenbelang, hardheid, leegheid in woord en daad, slaafsheid en kuddegedrag, mode en trends, goedgelovigheid en gebrek aan kritische zin naar de maatschappij en de pers, gebrek aan liefde voor God en de naaste.’ Farao hanteert de grote vermomtruc. Hij komt elke generatie onder een andere naam en in een andere gedaante opnieuw tevoorschijn, in elk land, elke cultuur en elke tijd. Hij presenteert zich als weldoener, als brenger van geluk, als vredekoning en mensenvriend. Maar hij doodt de kinderen, maakt mensen tot marionetten, tot slaven van hun buik en onderbuik. Farao heeft maar één belang, de mensen in zijn systeem houden, geef ze een snoepje en ze eten uit je hand. Geef ze genot en ze lopen achter je aan.

Wie durft nog gewoon zoals Johannes de Doper te zeggen: Bekeer je, opdat je zonden vergeven mogen worden. Elk dal moet gevuld, elke heuvel geslecht, de kronkelpaden van je leven moeten recht worden. Bekeer je, kom naar de boeteviering en ga daarbij eens per jaar biechten. Zou het nog mogelijk zijn? Vaders en moeder en kinderen die samen bidden, die danken, die tijd maken voor God en elkaar. Of zoals de eerste lezing ons voorhoudt: Vrede door gerechtigheid en glorie door vroomheid. Wie durft nog vroom te zijn? Wie durft nog 100% katholiek te zijn? Wie durft voor Jezus uit te komen als de Levende Christus die jouw leven zin en richting geeft? Wie is bereid de pleziertjes van vandaag op te geven om in dienst van God aan de slag te gaan?

In de eerste lezing horen we:“Ze zijn blij nu God weer aan hen denkt”. Maar als God aan zijn volk denkt, zendt Hij zijn woord naar Johannes de Doper, die een doopsel predikt tot bekering en vergeving van zonden. Zouden wij blij zijn als God zo aan ons denkt? Zijn wij blij als God ons oproept tot bekering en zegt: ‘Jouw leven is nog lang niet wat Ik ervan hoop.’

We bereiden ons voor op kerstmis, de geboorte van de nieuwe Mozes, de nieuwe Josua, de Emmanuel. Wanneer we Hem echt welkom willen heten, dan zullen we ons moeten voorbereiden op zijn komst, zoals Johannes de Doper ons voorhoudt. Dan pas kan het weer echt Kerstmis worden. Amen.

Back To Top