Ga naar hoofdinhoud

God heeft ons geroepen om in het voetspoor van zijn Zoon te treden. Dat mag ons blij maken, het mag ook ons aan het denken zetten

Eucharistieviering in de parochie van de H. Augustinus, in de kerken van de Sint Jozef en De Goede Herder te Wassenaar, weekeinde van 25 en 26 juni 2016, om 19.00, 09.30 en 11.00 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: C2016DHJ13C

Lezingen

E.L: 1 Koningen 19, 16b. 19-21
Psalm: 16 (15) 1-2a en 5, 7-8, 9-70, 11
T.L: Galaten 5, 1. 13-18
All: Johannes 70, 27
EV: Lucas 9, 51-62

Homilie

Verleden week hoorden we Jezus zeggen: “Wie mijn volgeling wil zijn … (Lc. 9, 23)”. Toen heb ik gesproken over de navolging en ook over mijn hoop dat er ooit, na dit jaar van Barmhartigheid een jaar van navolging mag komen. Vandaag hebben we drie voorbeelden van navolging. De een enthousiast, met bravoure, een ander sociaal en verantwoordelijk en een derde die moeilijk los kan komen van zijn verleden.

Laten we eens naar deze drie geroepenen kijken. De eerste komt naar Jezus toe en zegt: “Ik zal u volgen, waar Gij ook heen gaat.” Dat klinkt enthousiast en vurig, maar het lijkt ook op het antwoord van de apostelen Jacobus en Johannes; als Jezus hen vraagt (Mat. 20,22): “… Zijt gij in staat de beker te drinken die Ik ga drinken?”, antwoorden zij: “ja dat kunnen wij”. Het lijkt ook op het antwoord van Petrus die tegen Jezus zegt (Luc. 22,33): “Heer, ik ben bereid met U zelfs gevangenis en dood in te gaan!” We weten het antwoord van Jezus: “Ik zeg u, Petrus: De haan zal vandaag niet kraaien, voordat ge driemaal geloochend hebt Mij te kennen.” Zo zegt Jezus vandaag tegen deze jongeman: “De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.”

Jezus navolgen is niet gemakkelijk. Verleden week hoorden we Hem zeggen: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en door elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het redden.” Daar hoort dus een leven bij waarvan Jezus zegt dat de Mensenzoon niets heeft waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten. Je geeft je eigen thuis prijs, dat “huisje boompje beestje”, dat holletje van het vossenstel met jongen of dat nest van een vogelpaar met kleintjes. Deze geroepene wordt door Jezus een nuchter verhaal voorgehouden, met de hoop dat hij na een enthousiast begin, niet teleurgesteld of gedesillusioneerd afhaakt, omdat alles veel zwaarder is dan hij dacht. Bij deze geroepene lijkt het erop dat hij vol vuur zijn eigen plan heeft gemaakt om Jezus te volgen, maar dat hij nog moet gaan beseffen dat het plan van Jezus, van Gods Koninkrijk heel onverwachte wendingen kent.

De tweede in het rijtje is heel sociaal, zijn vader is al oud en hij voelt zich verantwoordelijk voor hem. Hij neemt het gebod serieus: Eert uw vader en uw moeder. Je zou je kunnen voorstellen dat zijn moeder al overleden is en dat hij nu voor zijn vader zorgt. Jezus navolgen kan voor hem pas als zijn vader is overleden. Pas als hij zijn vader heeft begraven voelt hij zich vrij om Jezus te volgen. Maar er speelt meer: Zijn vader zou zijn stap niet begrijpen, Jezus volgen en alles prijs geven vindt hij niets. Dat geldt ook voor zijn broers en zussen, zijn familie. Voor hen lijkt dat navolgen van Jezus een bevlieging; hun geloof is dood, hun verwachting van Gods Koninkrijk is dood. Tegen deze jongeman zegt Jezus: “Laat de doden hun doden begraven; maar gij, ga heen en verkondig het Rijk Gods.”

Hier komen we het belang van Gods Koninkrijk op het spoor. Voor Jezus staat dat bovenaan. Heel zijn leven, zijn verkondiging, zijn lijden, sterven en verrijzen, is gericht op Gods Koninkrijk. Wie zich in wil zetten voor Gods Koninkrijk en daartoe Jezus wil navolgen, moet kiezen en zich niet laten afhouden of weerhouden door hen die dit niet of nog niet kunnen of willen begrijpen. Maar dat vraagt moed, durf en stevigheid. Wat de eerste van deze drie roepingen teveel heeft, lijkt de tweede te weinig te hebben.

Dan komen we bij de derde. Die lijkt wat op de tweede, maar het is toch anders. Hij zegt: “Ik zal U volgen, Heer, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.” Het gaat nu niet om het begeleiden van zijn vader tot de dood, of om familieleden die tegen zijn roeping zijn; maar om waardering voor het heden. Hij lijkt op de man die veel bezittingen had. Tegen hem zei Jezus (Luc. 18,22): “ … verkoop alles wat ge bezit en deel het uit aan de armen; daarna zult ge een schat bezitten in de hemel. En komt dan terug om Mij te volgen.” Maar toen hij dat hoorde, was hij zeer ontdaan, want hij was heel rijk. Zo erg is het bij de derde roeping vandaag niet. Deze jongeman is bereid afscheid van zijn familie te nemen. Maar dat sterke verlangen om afscheid te nemen betekent voor Jezus dat deze jongeman geneigd is het verleden vast te houden, hij houdt thuis vast, hij komt er moeilijk van los, van zijn ouders, broers, zussen, ooms, tantes, die hechte kring waarin je je kunt koesteren. De eigen plek thuis, de geborgenheid van het familieleven. Zo krijgt hij als antwoord: “Wie de hand aan de ploeg slaat maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods.”

Daarmee legt Jezus weer de nadruk op het Rijk Gods. Wie voor het Rijk Gods wil gaan, moet dat boven alles stellen. Die moet zijn als de man die een schat in de akker had gevonden (Mat. 13,44). Hij verborg hem weer, en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker. Kiezen voor Gods Koninkrijk moet gepaard gaan met grote blijdschap, niet met pijn om wat je verliest. Dan lijk je op de vrouw van Lot die omkeek en volledig verstarde, haar hart was in Sodom gebleven en zo eindigde haar leven (Gen. 19,26). Die derde roeping lijkt ook op de roeping van Elisa in de eerste lezing. Elisa begrijpt de opmerking van Elia en verbrandt al zijn schepen achter zich. Hier is een hoger doel dat geen uitstel verdraagt. De liefde voor God en de naaste, de redding van de zielen is het hoogste doel. Daartoe zijn wij allen geroepen. Amen.

Voorbede

Bidden wij tot God die ons roept om zijn kinderen te zijn.

Wij bidden om roepingen tot navolging van Jezus, navolging in het ambt als priester of religieus, navolging als gehuwden, navolging in de geloofsgemeenschap en navolging bij al ons werk in de wereld, dat Gods Koninkrijk altijd voorop mag staan. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor onze samenleving, dat we het vele goede en leuke dat we zien weten te waarderen, maar dat het ons niet afleidt van wat wezenlijk is, de liefde voor God en de naaste. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor allen die in deze dagen in verwarring raken door politieke onrust, dat zij op zoek gaan naar de grotere zekerheid die Christus in zijn Kerk biedt. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor gezinnen en alleenstaanden, voor echtparen, ouders, kinderen en kleinkinderen, om een sfeer waarin de roep tot navolging de harten mag bereiken. Om een vrijheid waarin antwoorden leiden tot navolging. (Laat ons [zingend] bidden):

Intenties

Back To Top