Ga naar hoofdinhoud

Geloof is voortdurend op weg zijn met God.

Eucharistieviering in de parochie van de H. Augustinus, in de kerken van de H. Willibrord (Oegstgeest), Sint Willibrordus (Wassenaar) en De Goede Herder (Wassenaar), weekeinde van 8 en 9 oktober 2016, om 09.30 en 11.00 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Eucharistieviering beluisteren vanuit de H. Willibordus te Wassenaar (MP3)

Preek beluisteren vanuit de H. Willibrordus te Wassenaar (MP3)

Preek: C2016DHJ28CAUFX

Lezingen

E.L: 2 Koningen 5, 14- 17
Psalm: Ps. 98 (97) 1, 2-3ab, 3cd-4
T.L: 2 Timóteus 2,8-13
All: Matteüs 11, 25
EV: Lucas 17, 11-19

Homilie

“En onderweg werden ze gereinigd”. Dat zinnetje staat ongeveer in het midden van het Evangelie dat we vandaag gelezen hebben: “En onderweg werden ze gereinigd”. Het valt haast niet op, maar het is wel heel belangrijk. We kennen wonderen van Jezus waarbij het woordje “terstond” staat, “onmiddellijk, meteen”. In Lucas hoofdstuk vijf komt al eerder een melaatse naar Jezus toe, die zegt: “Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen”. Jezus steekt zijn hand uit, raakt hem aan en zegt: “Ik wil, word rein”. Terstond verdwijnt de melaatsheid, op dat moment (Lukas 5,12-13). Zo vergaat het ook de blinde bij Jericho. Hij roept: “Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!” Dan zegt Jezus tot hem: “Word ziende! Uw geloof heeft u genezen”. En “terstond” kon hij zien …” (Lucas 18,43). Terstond, meteen, op dat ogenblik.

Er is Gods genade die in een ogenblik zichtbaar en voelbaar wordt, op dat bijzondere moment in jouw leven, je kunt het aanwijzen, maar zó gaat het niet steeds en ook vandaag niet. De tien melaatsen roepen luidkeels: “Jezus, Meester, ontferm U over ons!” Jezus ziet hen en zegt: “Gaat u laten zien aan de priesters.” En onderweg worden ze gereinigd.

Er is ook zo’n moment in het Evangelie volgens Johannes (4,47-51). Een koninklijke beambte gaat naar Jezus toe en vraagt Hem mee te komen om zijn zoon te genezen, want deze lag op sterven. Dan zegt Jezus hem: “Als jullie geen wondertekenen zien, dan geloven jullie niet.” Vervolgens zegt de hofbeambte: “Heer, kom toch eer mijn kind sterft!” Daarop antwoordt Jezus: “Ga maar, uw zoon leeft.” De man geloofde wat Jezus hem zei en ging heen. Deze hofbeambte kon niets zien, er gebeurde niet terstond een wonder, hij moest geloven en op weg gaan. Later pas blijkt dat zijn zoon inderdaad leeft.

Dat geldt ook voor de melaatsen vandaag. Ze moeten op weg gaan, op weg naar de tempel, op weg om zich te laten zien aan de priesters. Maar op dat moment zijn nog niet gereinigd, de melaatsheid is nog niet weg. Waarom zou je dan op weg gaan naar de tempel, naar de priesters, zodat zij je kunnen onderzoeken. Ze gaan op weg omdat Jezus hen die opdracht geeft. Daar begint hun geloof. We vergeten weleens dat voordat de leerlingen van Jezus Christenen werden genoemd, zij een andere naam hadden. Ze heetten eerst “Aanhangers van de Weg” (Handelingen 9,2). Zo noemde Paulus hen toe hij ze opspoorde om ze gevangen te nemen. Het sluit aan bij wat Jezus over zichzelf zegt (Johannes 14,6): “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”.

Op weg gaan is een wezenlijk kenmerk van de volgelingen van Jezus. Dat begint al in het Oude Testament. Abraham moet op weg gaan. Het volk moet vertrekken uit Egypte en op weg gaan. Jezus zelf trekt rond door heel het Joodse land. De Kerk is “Gods Volk onderweg”. Wie denkt dat hij er is, wie denkt dat hij kan gaan uitrusten, zich settelen in het heden, wie denkt dat geloof een status quo is, vastgelegd in documenten en richtlijnen, moet oppassen dat hij of zij niet gedesillusioneerd achterblijft, of uiteindelijk verstart zoals de vrouw van Lot. Geloof is voortdurend op weg zijn met God, met de naaste, als Volk van God, als Kerk.

Deze tien melaatsen gaan op weg. Hoe zijn ze bij de priester gekomen. Kijkend naar hun huid, kijkend naar elkaar, ze hebben hun kleren gewassen. Zoals Naäman in de eerste lezing zich zeven keer moest wassen. Toch doen negen van de tien melaatsen niet vanzelf de ontdekking die Naäman wel deed. Naäman kwam tot het inzicht dat er geen God is buiten Israël, de God die hem genezen heeft. Zeven keer heeft hij zich moeten onderdompelen. Het doet ons denken aan de zeven sacramenten of de zeven dagen van de scheppingsweek. Voor Naäman kan het betekend hebben dat er uit al de fasen van zijn leven en voor alle dagen van de week genezing en zuivering nodig was. Toen hij deed wat de profeet had gezegd, vond zijn genezing in zeven fasen plaats.

In ons leven is het niet anders. Er kunnen momenten van genade zijn die ons meteen verder helpen. Toch is de gewone gang van zaken niet dat we ineens volwassen zijn, maar dat we op weg zijn en net als een kind van dag tot dag groeien tot volwassenheid in geloof, als kinderen van God.

Dit Evangelie spreekt over reiniging. Voor de eerste Christenen was de doop de grote reiniging. Daarin werd vergeving van zonden geschonken. Alles uit heel hun leven konden ze daarmee achter zich laten en opnieuw beginnen, als nieuw geborenen uit water en heilige Geest. Dit jaar van barmhartigheid dat paus Franciscus heeft uitgeroepen loopt langzaam ten einde. De tien melaatsen riepen luid: “Jezus, Meester, ontferm U over ons!” Wij zullen ons niet zo snel met melaatsen vergelijken. Toch heeft onze ziel reiniging nodig, net als Naäman en net als deze tien melaatsen. Er is er maar één die daartoe de macht heeft, door zijn woord: Jezus Christus, waarvan Paulus in de tweede lezing zegt: “Als wij met Hem gestorven zijn zullen wij met Hem leven. Als wij volharden, zullen wij met Hem heersen”.

Het jaar van barmhartigheid eindigt volgende maand, op 20 november, maar het Sacrament van Boete en Verzoening blijft. Wie naast de Eucharistie ook dit sacrament een plaats geeft in zijn of haar leven, zal levend met en door de Sacramenten, gaandeweg ervaren dat de ziel geneest en zuiver wordt. Die zal ook het woord van Jezus horen, die zegt: Jouw geloof heeft je gered. Amen.

Voorbede

Wij bidden tot God onze barmhartige Vader.

Wij bidden voor de kerk, voor Gods Volk onderweg, wij vragen durf en bereidheid om steeds weer op weg te gaan. We bidden om geloof in de kracht van Jezus’ Woord, met name in de de Eucharistie en in het sacrament van Boete en Verzoening. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor onze wereld, voor al die mensen die op wat voor manier worden buitengesloten, dat wij als gelovigen hen leren zien, dat we hen verlossende woorden toespreken en met hen op weg gaan. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor onze parochie en voor onze parochiekern. Wij vragen om een hernieuwde beleving van het sacrament van boete en verzoening, dat onze ziel zuivert en ons innerlijk geneest. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor gezinnen en alleenstaanden, voor echtparen, ouders, kinderen en kleinkinderen, dat allen mogen leven in geloof en in het bewustzijn voortdurend op weg te zijn naar Gods Koninkrijk. (Laat ons [zingend] bidden):

Intenties

Back To Top