Op het feest van de Doop van de Heer worden we herinnerd aan onze eigen doop, aan het kind van God zijn, aan onze roeping en zending. In het verleden werd roeping vaak beperkt tot de religieuze roeping, priester, diaken, religieus leven als zuster, pater, broeder. Maar in deze tijd kan je voor een kerkelijk huwelijk rustig ook spreken over een roeping.
Eucharistieviering in de parochie van de H. Augustinus, in de kerk van Sint Willibrordus (Wassenaar), de H. Joannes de Doper (Katwijk) en de H. Willibrord (Oegstgeest), weekeinde van 11 en 12 januari 2019, om 19.00 uur, 09.30 en 11.00 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.
Preek: C2019DOOPH1C
Lezingen
E.L: Jesaja 40, 1-5, 9-11
Psalm: Ps. 104 (103), 1b-2, 3-4, 24-25, 27-28, 29-3
T.L: Titus 2, 11-14; 3, 4-7
All. Vers. Lucas 3, 16
EV: Lucas 3, 15-16. 21-22
Homilie
De tijd gaat snel. Weet u nog wat het thema was vanuit het bisdom voor verleden jaar? Het was het jaar van gebed. Op deze zondag van de Doop van de Heer heeft onze bisschop een nieuw themajaar voor het Bisdom Rotterdam aangekondigd: Het jaar van de Roepingen. Meteen valt op dat de bisschop over roepingen spreekt, meervoud. Het gaat dus niet alleen over de roeping tot priesterschap, ook niet alleen de religieuze roeping, maar de volle breedte van het geroepen zijn. Dat geldt voor ieder van ons, voor iedere mens.
In de dagen voor Kerstmis hebben we Johannes de Doper gevolgd. Farizeeën vroegen hem: Wie bent u? Die vraag is intrigerend. Wie ben jij? Wie ben ik? Die vraag gaat dieper dan wat is je naam, waar kom je vandaan, wat is je beroep en je politieke voorkeur? Wie ben ik? Johannes de Doper begreep die vraag. Hij antwoordde meteen, in ben de Messias niet. Wat dan wel? Hij zei: Ik ben de stem. Is dat niet opmerkelijk? Hij had gehoord, als kind al dat zijn vader Zacharias zijn stem kwijtraakte bij de verschijning van de engel en terugkreeg bij de besnijdenis en naamgeving van zijn zoon.
Johannes heeft zich afgevraagd wie ben ik? Niet in de ogen van de mensen, maar in de ogen van God. Wie ben ik in Gods plan, in Gods Koninkrijk, wie mag ik zijn, wat is mijn plaats, mijn taak, wat is mijn roeping, wat is mijn zending. Als Johannes dan in de schriften leest en bij Jesaja komt, treft hij de tekst die we hoorden in de tweede lezing: “De stem van iemand die roept in de woestijn: ‘Baan de Heer een weg in de steppe, effen voor onze God een heerbaan in de woestijn, …” Aan de ene kant de gelovige vrome verhalen van thuis, over zijn geboorte, aan de andere kant de heilige Schrift, het woord van de profeet Jesaja. Daarover heeft God zijn licht laten schijnen waardoor Johannes zijn roeping vond. Zo kon hij zeggen: “Ik ben de stem”.
Van Jezus hebben we heel andere woorden als Hij zegt wie Hij is. Dan zegt Hij: Ik ben de goede herder, Ik ben de deur van de schaapstal, Ik ben het licht van de wereld, Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Hoe is Jezus aan zijn roeping gekomen? Ook Jezus heeft verhalen gehoord over zijn geboorte. Maria zal ongetwijfeld soortgelijke woorden tot Jezus als kind gesproken hebben als we lezen bij de moeder van de Makkabese broers: “Ik weet niet hoe jullie in mijn schoot gevormd zijn; niet ik heb jullie de levensadem geschonken, niet ik heb de bestanddelen waaruit ieder van jullie bestaat, tot een harmonisch geheel geordend, maar de schepper van de wereld: Hij bewerkt het ontstaan van de mens, zoals Hij van alles de oorsprong is” (2 Makkabeeën 7,22).
Vanaf zijn eerste levensjaren heeft Jezus van zijn ouders geleerd dat God zijn Vader is. Vandaag op het feest van de Doop van de Heer, zien we hoe Jezus een bevestiging krijgt van zijn roeping en zijn zending, van wie Hij is in Gods plan. Misschien klinkt het vreemd dat ik ervan uitga dat ook Jezus die weg van het ontdekken van zijn roeping heeft moeten gaan. Maar zo alleen nemen we zijn menswording serieus. Hij is de weg van Israël gegaan, van het volk en zo ook van iedere mens afzonderlijk.
Vandaag lezen we bij Lucas dat de hemelse Vader hier persoonlijk tot Jezus spreekt: “Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb Ik mijn behagen gesteld.” Toen Jezus als twaalfjarige in Jeruzalem was, leefde dat besef dat God zijn Vader is al zo sterk dat Hij daar rustig bleef, zonder te beseffen dat zijn ouders Hem zochten. Hier, vandaag, als volwassene klinkt voor Hem die stem uit de hemel, de stem van de Vader: “Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb Ik mijn behagen gesteld.”
Met dit jaar van de roepingen nodigt onze bisschop ons uit om na te denken over ons eigen doopsel en over onze roeping. Heel concreet hebben de meesten van u uw roeping gevonden in het huwelijk, in het vader en moeder zijn en in het verlengde opa en oma zijn. Daarnaast hebben velen van u uw roeping gevonden in het vrijwilligerswerk, hier in de kerk of elders in de samenleving.
Ik het verleden werd roeping vaak beperkt tot de religieuze roeping, priester, diaken, religieus leven als zuster, pater, broeder. Maar in deze tijd, waarin steeds minder mensen trouwen, omdat steeds meer mensen geen jawoord meer willen geven tot de dood hen scheidt, of soms ook geen exclusieve relatie met die ene willen, dat is te beperkt, of niet het leven willen doorgeven, of geen binding willen van totale toewijding, alles wat een kerkelijk huwelijk inhoudt, in deze tijd kan je dus voor een kerkelijk huwelijk en zo’n toegewijd leven rustig ook spreken over een roeping.
Vandaag, met de doop van Jezus worden we eraan herinnerd dat door Jezus ieder van ons, iedere mens, geroepen is om kind van God te zijn. Johannes schrijft in zijn eerste brief: ieder die het goede doet is kind van God (1 Johannes 2, 28). Ieder die liefheeft is kind van God (1 Johannes 4, 7). Ieder die gelooft dat Jezus de Verlosser is, is kind van God (1 Johannes 5, 1). Wij zijn kinderen van God. Dat is ons geschonken in het doopsel en ook doordat wij het goede doen, liefhebben en geloven dat Jezus de Verlosser is. Zo mogen ook wij onze roeping en onze zending vinden en ontdekken wie wij zijn, Gods geliefde kinderen. Hij zendt ons uit om dit aan de wereld te verkondigen: “God is liefde en wij zijn Gods kinderen, door Jezus Christus, onze Heer”. Amen.
Voorbede
Wij bidden tot God die ons heeft aangenomen als zijn kinderen.
Wij bidden voor alle gedoopten wereldwijd, dat zij weten en beseffen dat God hen liefheeft, dat God hen een plaats en een taak in zijn Koninkrijk heeft toebedacht, dat Gods liefde hen maakt tot zijn kinderen en dat zij geroepen zijn Gods liefde de wereld in te brengen. (Laat ons [zingend] bidden):
Wij bidden voor onze samenleving, dat het verlangen mag groeien naar verdieping, om wijsheid bij regeringsleiders, om wijsheid bij de bevolking wanneer zij hun leiders kiezen, dat alleen meewerken aan een beschaving van liefde. (Laat ons [zingend] bidden):
Wij bidden voor onze parochie en onze parochiekernen, dat we ruimte maken voor bezinning, zodat we dieper beseffen dat we kind van God zijn, dat de hemelse Vader ons liefheeft, dat we een plaats en een taak in zijn Koninkrijk hebben, nu en later in de eeuwigheid. (Laat ons [zingend] bidden):
Wij bidden voor gezinnen en alleenstaanden, voor echtparen, ouders, kinderen en kleinkinderen, dat wij kinderen opvoeden in het besef dat God hun hemelse Vader is, dat ouders hun vader- en moederschap zien en beleven vanuit de liefde van God onze hemelse Vader. (Laat ons [zingend] bidden):
Intenties