Ga naar hoofdinhoud

Op deze eerste zondag van de Veertigdagentijd zien we hoe Jezus in de woestijn omgaat met de beproevingen die over Hem komen. Hij is ons voorbeeld, Hij is onze Leermeester en onze Helper.

Eucharistieviering in de parochie van de H. Augustinus, in de kerk van Sint Willibrordus (Wassenaar), Kievietkerk (Wassenaar – oecumene) en de H. Willibrord Oegstgeest, weekeinde van 9 en 10 maart 2019, om 19.00, 09.30 en 11.00 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: C2019QDR01C

Lezingen

E.L: Deuterononium 26, 4-10
Psalm: Ps. 91 (90) 1-2, 10-11, 12-13, 14-15
T.L: Romeinen 10, 8-13
All: Matteüs 4, 4b
EV: Lucas 4,1-13

Homilie

Waarom brengt de Heilige Geest Jezus naar de woestijn? Waarom moet Jezus op de proef worden gesteld? De vraag stellen is iets gemakkelijker dan de vraag beantwoorden. We lezen deze tekst omdat we aan het begin staan van de Veertigdagentijd. We gaan op weg naar de Goede Week en Pasen. Daarom willen we kijken waar Jezus mee begon toen Hij aan zijn zending begon.

Laten we eerst kijken naar wat er vlak aan vooraf ging. Op het moment dat Jezus alleen de woestijn intrekt, het gebied waar Johannes de Doper jarenlang heeft gebivakkeerd, komt Hij net van zijn doop door Johannes. Jezus heeft net zijn bijzondere doopervaring achter de rug, een hoogtepunt zou je het kunnen noemen. De Vader heeft op een heel intense manier Hem bevestigt: “Jij bent mijn Zoon, de welbeminde, in jou heb ik mijn welbehagen gesteld”. Je zou kunnen denken, dat is toch genoeg, dat is toch een prima begin om te gaan preken, om rond te trekken. Jezus wil alle mensen laten delen in dat kind van God zijn, wat kan je dan beter dan na de doop meteen die Blijde Boodschap onder de mensen gaan brengen, maar nee. De Heilige Geest stuwt Hem naar de woestijn en daar in de eenzaamheid, in die tijd van ontbering, zonder flesje drinken, zonder maaltijden, moet Hij de diabolos trotseren die Hem beproeft.

Het heeft ermee te maken dat het voor Jezus duidelijk moet zijn wat dat Zoon van God zijn betekent. En dat is ook voor ons van belang, daarom lezen we deze tekst aan het begin van onze Veertigdagentocht, op weg naar Pasen.

Wat betekent Zoon van God zijn, kind van God zijn? De eerste beproeving die Lucas noemt is de honger. De veertig dagen zijn voorbij. Jezus mag weer eten. Hij heeft heel bewust gevast. Geen stuk brood heeft Hij al die dagen gezien. Nu kan hij eten, maar er is niets. Heeft God de Vader Hem niet alle mogelijkheden gegeven? Is het nodig dat een kind van God nu nog honger lijdt? Moet Hij nu niet voor Zichzelf zorgen? Is het niet iets moois om deze wilde natuur, deze stenen, deze woestijn, nu om te toveren tot een oase met genoeg brood om te eten? Wat betekent het anders om kind van God te zijn?

In de woestijn heeft Gods volk in veertig jaar moeten leren van God afhankelijk te zijn, te leven van Gods Voorzienigheid, Deus Providebit; God zal erin voorzien. Israël heeft in de woestijn moeten leren vertrouwen op Gods voorzienigheid en dat geldt ook voor Jezus. Nu na deze veertig dagen wil Hij leven van wat de Vader geeft. Het antwoord dat Jezus op deze satanische beproeving geeft is deze: “De mens leeft niet van brood alleen”. Hij die zichzelf later zal geven als het Brood van het Verbond, moest eerst deze toets doorstaan, werkelijk durven leven van wat God geeft. De vraag klinkt dan: Waar leven wij van?

Lucas geeft als tweede beproeving de bekoring van de macht. Alle koninkrijken der aarde ziet Jezus in een oogwenk, macht, met alles erop en eraan. Wat voor macht is het die zich de diabolos hier manifesteert? Later zal Jezus tegen zijn leerlingen zeggen: “Gij weet, dat de heersers der volkeren hen met ijzeren vuist regeren en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen. Dit mag bij u niet het geval zijn; wie onder u groot wil worden, moet dienaar van u zijn, …” (Matteüs 20, 25-26). Zijn antwoord aan deze tweede satanische beproeving is: “De Heer, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen”. Een veertigdagentocht om ons te oefenen in dienstbaarheid.

De derde beproeving lijkt vreemd te zijn. Is het niet onbenullig om Jezus uit te dagen om van de tempelpoort af te springen en dan te zeggen, God zal me wel opvangen. Waar heeft dat mee te maken? Jezus heeft de eerste twee beproevingen beantwoord met woorden uit de Schrift. Nu komt het woord van de Schrift zelf op Hem toe als een bekoring. De vraag is: Hoe lees je de Schrift? Zoals Jezus ooit tot een Schriftgeleerde sprak: ‘Wat staat er geschreven in de Wet? Hoe leest gij?” (Lucas 10, 25-26). “Hoe lezen wij?”, vraagt Jezus aan ons. Je kunt de Schrift zo lezen en zo interpreteren dat je daarmee God voor het blok zet. Jezus stelt Gods wil boven alles, Hij is de Zoon die de wil van de Vader volbrengt. Ook hier geeft Jezus met een schrifttekst antwoord: “Gij zult de Heer, uw God, niet op de proef stellen”. Jezus is het die de definitieve interpretatie van de Schrift geeft. Hoe lezen wij, zijn wijzelf de norm van onze Schriftinterpretatie?

Wat kunnen wij met de beproevingen van Jezus? Is dat alles niet te ver weg voor ons? Is dat allemaal niet te hoog gegrepen? Paulus citeert Mozes en zegt ons: Het Woord is vlakbij, het is in uw mond, het is in uw hart, het woord namelijk van het geloof dat wij verkondigen. In het Onze Vader leert Jezus ons bidden: “Breng ons niet in beproeving”. Jezus spoort ons aan om dat aan God te vragen. Hij weet hoe gevoelig wij zijn voor verleidingen en bekoringen en dat wij in dit soort beproeving snel bezwijken. Tegelijk is het geloof een kracht, we weten dat zijn kracht, zijn Geest ook aan ons geschonken is. Zo kan Paulus de Schrift citeren: “Niemand die in Hem gelooft, zal worden teleurgesteld.

Wij zijn de veertigdagentocht ingegaan op weg naar Pasen. We hoeven het niet hoog en ver te zoeken. Zijn woord is dichtbij, zo dichtbij als de naaste, zo dichtbij als God die ons tot zijn kinderen heeft gemaakt. Bemin God en je naaste, zo zal Jezus wet en profeten samenvatten. Op weg naar de verrijzenis om steeds van bovenaf geboren te worden als kinderen van God. Amen.

Voorbede

Bidden wij tot God die ons oproept tot bekering.

Wij bidden voor al Gods kinderen, dat zij door het geloof kracht vinden om stand te houden in alle bekoringen en bij alle verleidingen, dat zij in het voorbeeld van Christus, in het Woord van de Schrift en in de Sacramenten kracht vinden om in de beproevingen stand te houden. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor onze wereld, dat de vrije markt, het vrije internet, de open grenzen, niet steeds meer een open sluis worden voor ongebreidelde verleiding. Bidden we om een toenemende kracht om weerstand te bieden aan alle bekoringen. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor onze parochiegemeenschap, dat we deze Veertigdagentijd benutten om zelf stappen te zetten, dat we beter oog krijgen voor onze persoonlijke zwakheden, dat we los kunnen laten wat ons hindert in de navolging van Jezus, dat we tijd maken voor gebed en dienstbaarheid. (Laat ons [zingend] bidden):

Wij bidden voor gezinnen en alleenstaanden, voor echtparen, ouders, kinderen en kleinkinderen, dat we elkaar helpen om weerstand te bieden aan bekoringen om steeds meer te willen genieten, maar ook de bekoring van macht over anderen, de bekoringen van roekeloosheid en misleiding. (Laat ons [zingend] bidden):

Intenties

Back To Top