Ga naar hoofdinhoud

Kerstverhaal

Het is kerstavond. Ver weg, bij een oude schuur, brandt een kampvuur. Een herdersjongen en een meisje zitten zich te warmen. Boven hen komt een kleine engel naar hen toe.
“Hoi, wie ben jij?”
“Ik ben Benjamin, ik ben de jongste van alle engelen.”
“Ik ben Addi, ik ben een herdersjongen.”
“En ik ben Judith, mijn vader is koning.”

“Ik ben de andere engelen kwijt”, zegt Benjamin, “daarom kwam ik naar jullie toe”.
“En ik wilde hier blijven”, zegt Addi, “om op mijn lammetje te passen.”
“En mijn vader is met twee andere koningen verder”, zegt Judith, “ik wilde niet mee, ik vond het veel te koud en te donker om weg te gaan.”
“Dus jij bent een engel, zegt Addi?”

“Jazeker!” Benjamin kijkt trots, “wij doen allerlei heel belangrijk werk voor God. Wij engelen, wij zijn boodschappers, wij brengen alle belangrijke berichten van God naar de mensen. Ik ben in opleiding bij de engel Gabriël, hij is een van de belangrijkste engelen. En vandaag wordt er een kind geboren. Dat kind zal de grootste engel zijn die er bestaat. Als Hij geboren is, begint alles opnieuw. Hij gaat alle goede berichten van God aan de mensen vertellen.”

“O”, zegt Judith. “Mijn vader is ook op weg naar een kind dat vannacht geboren wordt, maar dat is geen engel. Hij zal een prins zijn. Hij wordt later een wijze koning; nog veel groter en wijzer en nog veel meer koninklijk dan alle koningen op aarde. Met Hem zullen alle koninkrijken opnieuw beginnen. Judith krijgt er een kleur van. Die woorden had ze van haar vader gehoord.”

“Nou, dan worden er zeker drie kindjes geboren vanavond”, zegt Addi. “Mijn vader is samen met de andere herders op weg naar de Goede Herder, want die wordt vannacht geboren. Dat heeft die grote engel gezegd. Misschien dat ik later bij Hem ga werken, want dat kindje zal de allerbeste herder zijn. Hij maakt een nieuw begin voor alle herders.”

“Mèèèèèè”, er blaat een schaapje.
“Dat is mijn lammetje”, zegt Addi. Hij tilt hem op en zet hem op zijn schoot.
“Mèèèèè …..”
“Wat wil je zeggen, kleintje?”, vraagt Judith.
“Ik weet het niet”, zegt Addi. “Benjamin kan jij hem verstaan”
“Jazeker”, zegt Benjamin: “Hij zegt dat alle schapen op weg zijn naar een lam dat geboren wordt, het Lam van God wordt vannacht geboren. Dat had de grote engel gezegd. Hij is een nieuw begin voor alle schapen.”
“Mèèèèè …..” zegt het lammetje.

“Die grote engel is vast Gabriël, mijn baas”, zegt Benjamin.
Addi en Judith kijken elkaar aan. “Maar die zijn toch niet op weg naar een lam dat geboren wordt?”
“Mèèèèè ….”, zegt het lammetje.
Op dat moment kijkt Judith omhoog. Kijk daar is de ster.
“Hij twinkelt wel heel bijzonder” zegt Addi.
“Dat is niet zomaar twinkelen”, zegt Judith, “hij vertelt ons iets, dat heb ik van mijn vader geleerd.”
O, zegt Addi, en wat zegt hij dan?

Hij zegt, Judith kijkt omhoog, “hij zegt: “Het licht van de wereld is geboren, het licht van de wereld, het grootste licht dat al het donker verjaagt. Het Licht is geboren”, dat zegt hij.”
“Het wordt steeds gekker”, zegt Addi, hoe kan het Licht nu geboren worden?
“Laten we erheen gaan”, zegt Benjamin, “misschien vind ik Gabriël wel”.
“Misschien is mijn vader er ook wel”, zegt Addi.
“Misschien weten zij waar de koningen naar toe zijn”, zegt Judith.

Benjamin  zweeft voor ze uit, het lammetje huppelt mee, ze volgen het licht van de ster. Samen lopen ze de weg af tot ze bij een kleine stal komen. Hoog aan de lucht twinkelt de ster nog sterker. De schapen lopen te blaten rond de stal. Binnen knielen de herders en de koningen bij de kribbe en de engel Gabriël staat bij de poort.

“Waar ben je zo lang gebleven?”
“Ik was de weg kwijt, het spijt me”, zegt Benjamin.
“Kom snel naar binnen, want de Engel van God is geboren.”

Judith ziet haar vader. “Ha, pap, ik ben toch gekomen”. Ze kruipt dicht tegen hem aan.
“Kijk, Judith, daar in de kribbe: de koning van de wijsheid is geboren.”

“Dag pap”, zegt Addi.
“Ha, ben je daar, ik wilde je net komen halen. Kijk, Addi, de Goede Herder is geboren.”
Het kleine lammetje is ook binnengelopen. Hij staat met zijn kopje in de kribbe, daar in het stro ligt een kindje. “Dat is dus het Lam van God”, denkt het schaapje.

Boven de stal staat de ster, hij kijkt door een opening in het dak naar binnen, hij schijnt precies op het kindje Jezus in de kribbe. “Als ik hem kan aanraken met mijn lichtstraal, ga ik nog meer licht geven, want Hij is het Licht van de wereld”, zegt de ster.

Die nacht zitten de herders te praten met de koningen, de schapen blaten, de ster twinkelt en de engelen zingen.

Gabriël legt het hen uit: “Jullie hebben allemaal gelijk. Dit kindje is dat allemaal. Hij is Herder en Koning, Hij is Engel en Lam, Hij is Licht en Brood en nog veel meer”, Hij maakt alles nieuw, want ….’ daarna spreekt Gabriël heel plechtig: “Hij is de Zoon van God”. Nu wordt het heel stil.

“De Zoon van God.” Ze fluisteren het naar elkaar: “Dit kindje is de Zoon van God”.

De ster durft bijna niet meer te schijnen,
de Koningen doen hun kroon af,
de herders leggen hun staf bij de kribbe
en de schapen vergeten te blaten.
Dan blijft het een hele tijd stil.
(…)
Dat had niemand verwacht.
Dus dat is het nieuwe begin van God, zijn Zoon!

Maria en Jozef horen wat er allemaal gezegd wordt.
“En ik zal ervoor zorgen dat Hij ook een goede timmerman wordt”, denkt Jozef.
“Zeggen ze dat allemaal van mijn kleine Jezus”, denkt Maria. Ze neemt haar kindje uit de kribbe en legt het tegen haar aan. Drink nu maar en rust uit, Je zult het nodig hebben, want inderdaad, Jij bent Gods Zoon, Jij zult voor iedereen het Nieuwe Begin zijn.

 

Om na te praten…

Een kindje net als jij, of…

Dat was een mooi verhaal zeg. Dat kindje is een heel bijzonder kindje. Dit piepkleine baby’tje is God. Tegelijk is het kindje Jezus ook mens. Een baby net als andere baby’s. Die ook wel eens huilt. Hij moest ook drinken, dronk ook aan de borst en Hij had wel eens een vieze luier. Al hadden ze toen niet precies dezelfde luiers als nu; geen klant en klare luiers maar doeken. In bijna alles was het kindje Jezus gelijk aan ons. Waarin was het kindje Jezus nu niet gelijk aan ons? Weet jij het?

(…)

Hij deed nooit kwaad. Hij deed nooit zonde. Wij zijn soms wel eens eigenwijs en dan doen we dingen die we niet moeten doen. Dat deed Jezus niet. Ook niet toen Hij nog klein was had Hij al een gevoel wat God wilde, wist Hij wat God wilde, en werkte Hij met God mee. En dat is wel een verschil. Dat vinden wij veel moeilijker dan dat Jezus dat vond.

Een kleine baby en toch God

Heb je er wel eens over nagedacht hoe dat nu kan: zo’n kleine baby die God is? God is toch groot en machtig?

(…)

Je zou ook kunnen vragen kan ook vragen hoe kan God in ons hart wonen? God is toch in heel het heelal?
Maar weet je; God zit helemaal niet vast aan deze ruimte; aan deze wereld. God is boven, maar ook binnen en er doorheen. God is overal. Dus God kan ook mens worden door Jezus, dat kan Hij. Voor God is dus heel veel mogelijk. Voor ons niet, er zijn veel dingen die wij niet kunnen, maar die God wel kan. God kan dus ook mens worden.

Terugkomst van God op aarde

Jammer dat wij er niet bij waren toen Jezus op aarde was. Stel je voor dat je ven in het stalletje had mogen kijken. Wat denk jij, komt God nog een keer naar de aarde of was dit de eerste en laatste keer?

(…)

Jezus heeft gezegd, dat Hij ooit zal terugkomen. We weten niet hoe en we weten niet wanneer. Eens zal God de wereld voltooien; afmaken. Dan wordt de wereld zo als de wereld ooit is bedoeld. Dat doet God door Jezus. Niet op een andere manier. Wij moeten erover nadenken wat dat betekent.

Maar vergeet niet dat Jezus ook nu bij ons komt, elke dag! In de Mis komt Hij bij ons, als we het Evangelie lezen komt Hij bij ons, als we de communie ontvangen komt Hij bij ons. Hij komt bij ons, omdat we gedoopt zijn. Er zijn veel manieren waarop Jezus bij ons is en bij ons komt

Kindergebed voor bij de kribbe

Kindje Jezus in de kribbe
U bent een kindje
net als ik
Daarom hou ik zoveel van U
En wil ik U een plekje
in mijn hartje geven
Amen

(Gebed= vrije vertaling van Spaans kindergebed:
Jesusito de mi vida,
tu eres niño como yo,
por eso te quiero tanto,
y te doy mi corazón)

Back To Top