Ga naar hoofdinhoud

Vandaag gaan we het weer eens hebben over een heilige. Waarschuwing: Het wordt vandaag een heel spannend verhaal. Ben je wel eens een beetje bang? Ga dan maar lekker dicht bij iemand zitten die je vast kan houden. Of misschien wil iemand jou wel vast houden. Vandaag vertellen we over Sint Olav.

Let op! Sommige mensen denken dat heiligen van die watjes zijn, die de hele dag niets doen dan bidden en zingen en die nooit iets voor elkaar krijgen. Nou, Sint Olav was er zo één niet. Hij was een echte Noorman. Nou moet ik je eerst nog vertellen wat Noormannen zijn, of liever, waren, want de heilige Olav en zijn vrienden leefden lang geleden, zo’n 1000 jaar geleden.

Noormannen waren hele stoere mensen. Ze woonden in de bossen van Noorwegen en in IJsland. Het is daar heel koud. Die Noormannen moesten ook wel stoer zijn, want om hun huizen warm te stoken moesten ze steeds bomen omhakken. Dat deden ze met grote hakbijlen en van dat hakken krijg je enorme spierballen. De Noormannen hakten niet alleen hout voor de openhaard, maar ook hout voor de grote houten schepen die ze bouwden. Ze woonden aan zee en als ze met die schepen ergens naar toe wilden dan gingen ze roeien. Ook daar word je heel sterk van.

De Noormannen waren niet alleen heel sterk, ze waren ook woest en ze zagen er woest uit. Ze droegen jassen van berenvellen. Als ze op oorlogspad gingen zetten ze een helm op hun hoofd. Voorop hun schepen stond een drakenkop.

Waar ze kwamen met hun schepen, waren de mensen doodsbang van de Noormannen. Dat was ook terecht. Als ze ergens aan land gingen, staken ze de huizen en gebouwen in brand. Ze hadden het vooral voorzien op kerken en kloosters. Daar stalen ze dan de mooie kelken en de gouden en zilveren kandelaars. De Noormannen waren echt een ramp voor de Christenen van die tijd. Op sommige plaatsen veroverden ze ook hele steden en dorpen en daar gingen ze dan zelf wonen.

Zien jullie het voor je; die echte woeste en barbaarse Noormannen? Je zou ze liever niet tegenkomen. Maar toen, langzaam maar zeker, gebeurde er iets. De Noormannen die het land veroverd hadden, keken om zich heen naar de mensen die er woonden. Weet je wat ze zagen? Ze zagen dat die mensen eigenlijk heel beschaafd en aardig waren. Die mensen konden lezen en schrijven. Ze konden mooie kleding en sieraden maken. Ze liepen niet rond in berenvellen.

En de Noormannen zagen nog iets. Ze zagen dat de mensen in God en in Gods lieve heiligen geloofden. Ze zagen dat de mensen tot Jezus baden en ook dat Jezus vaak hun gebed verhoorde.

Na een tijdje begonnen de Noormannen in de Christelijke gebieden te denken dat Jezus en Maria beter waren dan hun eigen god.

Ik heb jullie nog niet verteld over de god van de Noormannen. Hun god heette Thor en hij was de god van de donder en de bliksem en het enige wat hij kon was brullen als de donder en gooien met vurige hamers en bijlen door de lucht. En als je dan geluk had, dan trof die hamer van Thor je vijand, maar als je pech had trof hij jou, en was je op slag dood. En de Noormannen begonnen zich af te vragen hoe dat verder moest.

En toen kwam Olav. Olav was een prins, een koningszoon in Noorwegen, het land van de Noormannen. Hij was sterk en hij kon met één slag van zijn bijl een hele boom door midden slaan en als hij aan de roeispanen zat dan vloog zo’n schip als een pijl over de golven. Olav was niet alleen sterk, maar ook slim. Hij kon goed met iedereen opschieten.

Toen hij vijftien jaar oud was stuurde zijn vader hem met een schip mee om in de Christelijke landen te gaan kijken hoe de mensen daar leefden. Zo kwam Olav in Frankrijk. Daar zag hij hoe het er in de kloosters aan toe ging. Hij zag dat vader abt, de overste van het klooster, met zachte hand regeerde, Het viel hem op dat er eigenlijk nooit gevochten werd. Als er ooit ruzie dreigde dan riep de abt iedereen bij elkaar en dan baden samen ze tot God. Olav merkte dat dit beter werkte dan het slingeren met hamers en bijlen van zijn god Thor.

Hij nam zich voor om alle Noormannen Christen te maken. Eerst liet hij zich zelf dopen, samen met zijn vrienden en ze werden dus zelf Christen. Daarna ging hij naar de bisschop en nodigde de bisschop en nog een paar priesters uit om met hem mee naar Noorwegen te gaan. Zo gebeurde het en ze voeren naar de stad Trondheim in Noorwegen. Daar stichtten Olav en zijn vrienden het eerste klooster van Noorwegen en de bisschop begon de mensen van Trondheim Christen te maken en hen te dopen.

Het was een goed begin, maar het ging Olav nog niet snel genoeg. Hij maakte daarom een plan om de bergen in te trekken en in de dalen verderop ook de mensen over Jezus te gaan vertellen. “Mannen” zei Olav “we trekken over de hoge berg Dobrefjell heen. Daar ligt het dorp Vinstra. Daar beginnen we. Dan gaan we naar Hunsdorp. Daar woont een machtig man, die heet Gudbrand. Als we hem kunnen overhalen om Christen te worden, dan zullen er vele volgen” En zo gingen op pad.

Aan de andere kant van de berg Dobrefjell hoorde de machtige Gudbrand wat er gaande was. Gudbrand riep een vergadering van al zijn mensen bij elkaar. “Mensen”, sprak Gudbrand “in Vinstra is een man aangekomen die zich prins Olav noemt. Hij dwingt alle mensen die hij tegenkomt om onze god Thor af te zweren en volgeling te worden van Jezus. Weten jullie wat dat zou betekenen? Dat zou betekenen dat het prachtige gouden en zilveren beeld van Thor dat in ons dorp staat weg moet en dat er een nieuw beeld van Olav’s God moet komen. Willen jullie dat”?

“Neeeeeeee” riepen alle mensen van Hunsdorp. “Als die Olav komt nemen we hem te grazen. Wij willen alles hetzelfde laten”. “Duidelijk“ zei Gudbrand en hij gaf zijn zoon met 50 mannen te paard opdracht om Olav tegen te houden.

De vijftig mannen van Gudbrand reden in de richting vanwaar Olav moest komen. Toen ze hem zagen gaven ze hun paarden de sporen en schreeuwend renden ze op Olav en zijn vrienden af. Olav was niet bang. Hij stelde zich midden op de weg op en zei tegen zijn vrienden: “Verberg je in de struiken en schiet je pijlen pas af als ik een teken geef”.

Zo gebeurde het en door de pijlen die overal vandaan kwamen, raakten de mannen uit Hunsdorp in verwarring en vluchtten weg. De groep van Olav nam de zoon van Gudbrand gevangen. Je zou denken dat de zoon van Gudbrand de sigaar was. Maar dat was niet zo. Olav deed hem geen kwaad. Hij stuurde hem terug naar zijn vader met de boodschap dat hij niet met de mensen van Hunsdorp wilde vechten, maar hen de volgende dag op een vergadering wilde toespreken. Zo werd afgesproken. Olav bracht de hele nacht in gebed door en de volgende ochtend presenteerden hij en zijn vrienden zich op de volksvergadering.

Het regende, maar ondanks de regen stonden Olav en de bisschop daar. Ze legden aan de mensen van Hunsdorp alles uit over God en Jezus. Toen het de middag was vond Gudbrand het welletjes. `Het regent dat het giet` zei hij “en ik snap die God die je niet kunt zien nog steeds niet en die Jezus die uit het oosten komt zal wel goed zijn, maar wij wonen hier in het westen. Als het morgen droog is mag je nog een keer terug komen, maar als het nog regent, jagen we je hier weg”.

Die avond bracht Olav weer in gebed door. Midden in de nacht hield het op met regenen, maar er hingen nog wel dikke wolken. ’s Ochtends vroeg ging Olav weer naar de vergaderplaats. Nu was er onder Olav’s vrienden één die heel groot en sterk was. Hij heette Kolbein en hij had altijd een enorme houten knots bij zich. “Jij komt vlak bij mij staan” zei Olav, en tegen de anderen zei hij dat ze aan de rand van de vergaderplaats moesten gaan staan en de mensen moesten beletten om vandaar weg te vluchten.

Gudbrand had het grote gouden afgodsbeeld van Thor naar buiten laten dragen en was daar vlak bij gaan zitten op een troon. “Ik geef je nog één keer een kans om jouw God te laten zien” zei Gudbrand tegen Olav. “Maar als hij niet komt, dan neem ik je te grazen”.

Olav klom op een rots. Hij knielde en boog zich diep naar de aarde. Toen hij weer opstond riep hij met luidecid_e671eab0-4857-4469-b16c-290066e18d21stem: “ Mannen van Hunsdorp, kijk nu allen naar het Oosten, want vandaar zal je het licht van mijn God zien schijnen” En terwijl hij dat zei, weken de wolken van elkaar en kwam de zon stralend tevoorschijn.

De mensen van Hunsdorp waren onder de indruk en de zon scheen in hun ogen en verblindde hen. Toen gaf Olav een teken aan Kolbein. Die pakte zijn knots en gaf het beeld van Thor zo’n dreun dat het in stukken uit elkaar viel. Uit het beeld rende allerlei ongedierte weg, ratten zo groot als vossen. De mensen van Hunsdorp schrokken zich een hoedje en wilden allemaal naar huis rennen. De vrienden van Olav stuurden ze weer terug naar de vergaderplaats.

Olav richtte zich tot de verschrikte dorpelingen en tot Gudbrand. “Jullie hebben het nu zelf gezien” sprak hij “mijn God is onweerstaanbaar en zijn licht komt uit het Oosten. Maar jullie Thor ligt in stukken en zal zich nooit meer oprichten en zelfs de ratten lopen van hem weg”. Toen nam Gudbrand het woord en zei: “Prins Olav, je bent slimmer en sterker dan ik, ik zal in jouw God geloven”. Gudbrand liet zich dopen en veel van zijn mensen volgden hem. Gudbrand beloofde dat hij op die plaats een kerk voor God zou bouwen en er werd een feestmaal aangericht. En Olav en Gudbrand werden vrienden.

Na de bekering van Gudbrand ondernam Olav nog veel van dit soort tochten in de bergen en overal lieten de Noormannen zich dopen en sloten zich bij hem aan. “Olav moet onze koning worden”, zeiden ze. Maar helaas, nog voordat Olav koning gekroond kon worden verzamelden zijn vijanden een bende tegen hem en lokten hem in een hinderlaag. Er werd gevochten en Olav sneuvelde. Gudbrand en zijn andere vrienden brachten zijn lichaam naar de kathedraal van Trondheim en begroeven hem met grote eer. De paus verklaarde Olav heilig en veel pelgrims kwamen naar zijn graf. Ik wil ook een keer als pelgrim naar Olav’s graf, want ik vind hem een fantastische heilige. En jij?
Deze catechese was te beluisteren op Radio Maria (675 AM) op woensdag 3.04.2013 om 18.30 uur in het programma “Dag God met ons”
Kindergebed tot de heilige Olav

Heilige Olav u bent een held
omdat u mensen over Jezus hebt verteld
die dat eigenlijk helemaal niet wilden horen.
Maar nooit heeft u de moed verloren.

U was een stoere dappere man
aan wie ik een voorbeeld nemen kan.
Als mensen soms Jezus willen beledigen
help mij dan om hem altijd te verdedigen.

Back To Top