Ga naar hoofdinhoud

Zondag klinkt in het Evangelie een uitnodiging: ‘Komt naar de bruiloft’ (Mt. 22, 1-10). Het is een uitnodiging aan goeden en slechten. Het wordt een bonte verzameling bij elkaar, want het motto van de koning luidt: “Mijn huis moet vol zijn”. De koning wil dat zijn huis goed gevuld wordt, omdat het feest dat Hij geeft zijn zoon waardig moet zijn.

Misschien, als u zondag dit Evangelie leest, valt het u op dat in deze parabel de bruid niet wordt genoemd. Wanneer je gaat zoeken, kom je haar in de tekst niet tegen. Er is een bruidegom, dat is de zoon van de koning. Maar waar is de bruid? Dat moet ons aan het denken zetten.

Vanouds wordt de Kerk als de bruid van Christus gezien (Efese 5, 27). Christus heeft zich overgeleverd voor de Kerk, die gemeenschap van Gods bruiloftsgasten wereldwijd. Voor die bruid heeft Jezus zijn leven gegeven. In deze parabel vertelt Jezus de geschiedenis van de bruid. Israël is vanouds die bruid (vergelijk Jeremia 2). Zo wordt Israël in het Oude Testament meerdere keren genoemd (zoals in Hosea 2, 21). Helaas is Israël vaak een ontrouwe bruid. In deze parabel zijn dat de eerste genodigden. Zij lijken ook op de pachters in de parabel van afgelopen zondag (Matteüs 21, 33-43). Toen waren het pachters die de dienaren mishandelden en vermoordden. Nu zijn het de genodigden die de dienaren mishandelen en doden.

Laten we echter nuchter zijn; de geschiedenis van Israël is ook de geschiedenis van de Kerk. Aan de ene kant zijn wij de tweede genodigden, geroepen uit de heidenvolken, uit die enorme massa mensen die deze aardbol bewonen, goeden en slechten, die bonte verzameling. De geschiedenis herhaalt zich echter. Wanneer we als kind gedoopt zijn, en in de schoot van de Kerk zijn opgegroeid, dan horen we ook bij die eerste genodigden, dan zijn we zoals Israël in de tijd van Jezus. Hoe trouw zijn wij nu als Kerk, als bruid?

Zo klinkt er in het Evangelie van deze zondag de vraag naar ons jawoord, het ja van de bruid op de ene bruidegom, Jezus. Dit Evangelie is een oproep om na te denken over onze persoonlijke relatie met Hem. Horen wij zijn roep of willen we alleen dat hij ons roepen hoort? Mag Hij ons wegroepen van ons werk, uit onze dagelijkse handel en wandel? Als de paus of de bisschoppen of de kerkklokken ons roepen, vinden we dat dan vervelend, zetten we af tegen de dienaren van de Kerk, zoals de eerstgenodigden in de parabel?

De uitnodiging en het bruiloftskleed dat ons met ons doopsel is gegeven, mag ons hart richten op Hem die zijn leven voor zijn bruid heeft gegeven. Dat mag ons inspireren om ons geroepen te weten ook zelf mensen bijeen te brengen voor het feest van de Zoon; want de bruiloftszaal moet vol zijn. Maar, zo leert de parabel ons, dan weet je ook dat weerstand je te wachten staat. Maar zeg je ja, en blijf je trouw aan de Koningszoon dan heb je deel aan de bruiloft tussen de hemel en de aarde.

Plebaan Michel Hagen

Back To Top