Ga naar hoofdinhoud

Je niet richten op God, betekent dat je niet mens wordt op het niveau waarop je bedoeld bent.

Viering in de parochiekerk van de H. Jozef te Wassenaar, dinsdag 13 december 2011, 19.00 uur, door pastoor Michel Hagen. A.M.D.G. – I.H.S.

Preek: B2012ADV03Bgewetensonderzoek

Lezingen

E.L: Sefanja 3,1-2.9-13
Ps.: 51 – I
EV: Matteüs 21,28-32

Homilie

De profeet Sefanja spreekt zijn volk toe met een weespreuk: “Wee de weerspannige, bezoedelde, gewelddadige stad!” Sefanja spreekt namens God. Het gaat God aan het hart wanneer dorpen, steden, landen, culturen steeds platvloerser worden, steeds meer tegenover gaan God staan in gedrag, steeds gewelddadiger worden in woord en daad. “Wee”, zegt Sefanja. Dat betekent dat zij zichzelf onheil berokkenen. Je niet richten op God, betekent dat je niet mens wordt op het niveau waarop je bedoeld bent.

In een boeteviering gaat het niet om anderen, maar om onszelf. Hoeveel invloed heeft de wereld om ons heen op ons? Hoe gaat het met ons taalgebruik, ons temperament, zijn we soms wel erg fel, waardoor we een ander tekort doen? Sefanja zegt: “Zij luistert naar geen vermaning, zij wil van geen onderrichting weten, zij vertrouwt niet op de HEER en nadert niet tot haar God.”

Hoe staan wij daarin? Altijd kritisch, altijd uitgaan van eigen gelijk, niet open voor een corrigerend woord van een ander, niet open voor onderricht? Hoeveel tijd besteden we aan studie, verdieping, inzet om betere mensen te zijn in navolging van Jezus?

Psalm 145 II – 1e couplet

Sefanja zegt: “Ik laat bij u alleen nog over een nederig, bescheiden volk, dat zijn toevlucht vindt bij de naam van de HEER: de rest van Israël. Zij bedrijven geen onrecht meer, zij vertellen niet langer leugens en in hun mond is geen arglistige tong meer te vinden.”

Hoe staan wij in een steeds kleiner wordende Kerk? Verliezen we de moed? Scharen we ons aan de kant van de tegenstanders? Kunnen wij de liefde voor de Kerk bewaren en tegelijk eerlijk zijn over fouten en zwakheden? Kunnen we geloven dat God met zijn Kerk doorgaat, zelfs met alles wat in de geschiedenis verkeerd is gegaan? Zien we ook nuchter en eenvoudig naar onszelf, om te beseffen dat ieder op een of ander manier tekort schiet in liefde, rechtvaardigheid, trouw, zuiverheid, oprechtheid en geduld?

Sefanja zegt: “Dan wordt onder u geen misdaad tegen Mij meer begaan waarover gij u hebt te schamen, want Ik verwijder dan uit uw midden de hoogmoedige pronkers; op mijn heilige berg zult gij u niet langer misdragen.”

Zien wij in het kleiner worden van de Kerk een kans om gaandeweg terug te keren naar de Kerk zoals Jezus haar bedoelt, voor onze tijd, authentiek, eenvoudig, in navolging van Jezus? Zien wij het ook als een kans voor onszelf, om te groeien in die navolging?

Psalm 145 II – 2e couplet

In het Evangelie houdt Jezus ons de twee zonen voor. Eerst een zoon die ja zegt, maar het niet doet. In hoeverre herkennen we ons in die zoon? Mooie woorden, maar de daden kloppen niet. In de vieringen ja en amen zeggen op het geloof en op Gods woord, maar in de praktijk van alledag nee. Hoe staan we daarin?

Staan we stevig en wijs, met de bedoeling daaraan te blijven werken, of praten we met de wereld mee die zegt: “Ach we zijn toch allemaal maar mensen, dat hoort erbij”? Kunnen we het juiste evenwicht vinden, weten dat we tekort schieten, weten dat je zo gemakkelijk jezelf niet verandert, weten dat je helemaal de ander niet moet willen veranderen, en toch blijven vertrouwen, met geduld en inzet, om het met Gods hulp te blijven proberen.

Herkennen we ons meer in de tweede zoon die eerst nee zei en later toch koos voor wat de vader vroeg? Hoe kijken we terug, zeggen we te snel nee? Lopen mensen vaak tegen ons op met een afwijzing die we dan later weer moeten rechtzetten? Nemen we onszelf al te snel in bescherming, en is ons nee als een afweer bedoeld? Of is het andersom, kunnen we geen nee zeggen, willen we anderen steeds plezieren en behagen, maar loopt het daarna regelmatig fout? Zoeken we kracht bij de heilige Geest die ons daarin helpt.

Psalm 145 II – 3e couplet

Jezus zei tot de hogepriesters en de oudsten: “Johannes kwam tot u en beoefende de gerechtigheid; toch hebt gij hem geen geloof geschonken, terwijl de tollenaars en de ontuchtige vrouwen hem wel geloof schonken.”

Jezus vraagt geloof, vertrouwen, dat we de hoop bewaren. Jezus heeft ons leren bidden, Hij heeft ons zijn Kerk en zijn Sacramenten gegeven. Hoe vergaat het ons meestal? Maken we tijd voor gebed, persoonlijk gebed, gebed samen met anderen. Maken we tijd voor ons geloof, bereid ook iets extra’s te doen, niet alleen met de handen, maar ook voor bezinning en studie?

Hoe spreken wij over de naaste, elkaar? Jezus neemt het op voor mensen die met de nek worden aangekeken. In hen speurt Hij meer geloof dan bij de gezagsdragers. Hebben wij oog voor het geloof van mensen, zien we daarin een teken dat God met ieder van ons op weg is.

We kunnen onszelf nog veel vragen stellen; over Gods’ geboden, over ons omgaan met de naaste en de natuur, eerbied voor het leven, trouw tot in de laatste uren, tot en met ons sterven. Maken we het enige ogenblikken stil.

Back To Top