Ga naar hoofdinhoud

Het was 24 december, laat in de middag. Iedereen dacht, dat Sinterklaas reeds lang terug was naar Spanje. Maar dit jaar was het anders. Hij had één van zijn belangrijkste hulpsinterklazen, degene die ook op het Sinterklaasjournaal verschijnt, gezegd: “Beste hoofd-hulpsinterklaas, vraag even aan Pakjespiet om dit cadeau in te pakken en in mijn rugzak te doen. Blijf jij zolang mijn vervanger. Ik moet nog een poosje incognito in Nederland zijn, want ik heb gehoord dat Kerstmis is gestolen en als er niet snel iets gebeurt kan het straks in de huizen geen Kerstmis meer worden.” En zo was de lookalike Sinterklaas voor het oog van televisiecamera’s en vele duizenden kinderogen terug naar Spanje gegaan en de echte Sinterklaas terug naar een dorpje aan de Noordzee kust. Daar aangekomen loopt hij door de winkelstraat en bekijkt de winkels, de versiering, de lampjes en de mensen die beladen met tassen gehaast voorbij lopen. Hij denkt na: “Ja Kerstmis is gekaapt, dit is een flinke klus, laat ik me maar beperken en ervoor zorgen dat er in ieder geval in één huis weer Kerstmis wordt.”

Sint loopt in de richting van het Rooie Dorp. Hij stopt bij het huis van Marina en belt aan. Marina doet de deur open. Ze ziet er moe en zorgelijk uit. Ze kijkt onderzoekend en verbaasd. Dan zegt Sint Nicolaas: “Dag Marina, herken je me niet, oom Nico, kan ik even binnenkomen, het is best koud buiten”. “Oom Nico?” Marina kijkt nog eens goed; zijn ogen en zijn stem komen haar wel bekend voor. Enigszins beduusd zegt ze: “Ja natuurlijk, kom binnen”. De deur gaat open, maar elkaar passeren in de smalle gang zit er niet in; de dikke buik van Marina laat dat niet toe. Sint Nicolaas doet de deur dicht, hangt zijn jas op en volgt haar naar de woonkamer. “Ik heb net koffie gezet,” zegt Marina, “ga zitten. Ik had u niet herkend? Was u toevallig in de buurt? Hoe gaat het met u?” “Hoe het met mij gaat?” zegt Sint Nicolaas, “ik kom eigenlijk vragen hoe het met jou gaat”. Marina gaat aan de andere kant van de tafel zitten. Sint Nicolaas ziet wat trekjes op haar gezicht, alsof ze wat pijn heeft. “Gaat het goed met je?” Hij ziet haar slikken”. “Nee, het gaat niet goed, of misschien juist wel, ik weet het niet.”

“Waar is Jos?” vraagt Sint Nicolaas. Haar gezicht verstrakt. “Jos is weg”. “Bedoel je dat hij jou met je dikke buik heeft laten zitten?” Marina is even stil, dan zegt ze: “Hij was tegen het kind, hij was er niet aan toe, zei hij, het huis is te klein, hij heeft geen vaste baan en hij denkt dat hij geen goede vader zal zijn. Zijn eigen vader heeft hem vroeger geslagen en hij is bang dat hij dat misschien ook zal gaan doen”. Daar stopt haar verhaal. Sinterklaas zwijgt even, hij weet er alles van. Hij kent de vader van Jos en zijn opa, die eindeloze kettingreactie van hardhandig geweld die in sommige gezinnen eindeloos door lijkt te gaan. Maar Jos lijkt meer op zijn moeder dan op zijn vader. “Was het kind niet gepland?” vraagt Sinterklaas. “Ja en nee”, zegt Marina. “Ik vond de tijd wel heel geschikt, maar Jos niet”. “Waar is Jos nu?” “In Dubai”, antwoordt Marina. “Hij kon voor een half jaar werk vinden en er zat een goed salaris aan. Ik heb eind juni het laatste Whatsappje van hem gekregen. Hij vond die afstand wel verstandig, dan kon hij nadenken. Ik heb nog steeds de hoop dat hij bij ons terugkomt. Maar ik heb al een half jaar niets meer gehoord, alsof hij van de aardbodem is verdwenen. Misschien wilde hij dat ook wel. Toen u net aanbelde, hoopte ik eigenlijk dat het Jos zou zijn”.

Weer ziet Sint Nicolaas een pijntrek op haar gezicht. “Heb je pijn? Wanneer ben je uitgerekend?” Marina glimlacht: “6 januari, maar ik vroeg me net inderdaad af of dit soms de eerste weeën zijn”. “Heb je het nummer van Jos of zijn e-mail?” vraagt Sint Nicolaas. “Nee, ik ben mijn oude telefoon al een paar maanden kwijt, ik heb nu een andere met een ander nummer. Ik deed alles met mijn smartphone. Ik heb ook geen vaste lijn en mijn e-mail is gehackt, die gebruikte ik trouwens toch al niet meer”. “Dus hij kan jou niet bereiken?” “O jawel,” Marina klinkt nu bits, “hij kan mijn moeder toch bellen. Als hij wil kan hij mij echt wel bereiken”.

In de verte hoort Sint Nicolaas de kerkklokken luiden; kerstavond, de avondmis. Eigenlijk is dat nu de ‘place to be’, denkt Sinterklaas, maar vanavond heeft hij een andere taak. Marina hoort het ook en zegt: “Ik had vanavond graag naar de kerk gegaan, ik had daar nu echt behoefte aan, maar ik heb mijn moeder gezegd dat ze alleen moest gaan, het zit er dit jaar niet in”.

Opnieuw ziet Sinterklaas een pijntrek op haar gezicht. “Als ik jou was, zou ik de kraamhulp bellen”. “Ja, dat kan,” zegt Marina, “maar ik moet bevallen in het ziekenhuis, een medische reden”. “Wil je dan je moeder bellen?” “Nee, die maakt zich veel te ongerust. Bovendien is zij al naar de avondmis en ze heeft geen mobieltje”. Sinterklaas begrijpt wat ze bedoelt, hij kent haar moeder, Annie, maar, denk hij, zo nerveus zal zij echt niet zijn, de meeste mensen vergissen zich in haar. Dan vraagt hij: “Wil je iemand anders bellen?” “Ik zou niet weten wie. De laatste maanden heb ik mij een beetje afgezonderd. Ik heb van de week wel alvast het telefoonnummer van de taxicentrale opgeschreven. Ik denk dat ik die maar ga bellen”. “Toch lijkt het me wel verstandig als er iemand met je meegaat.” “Oom Nico, zou u niet mee willen gaan?” Marina kijkt Sint Nicolaas vragend aan. “Ik vind het zo bijzonder dat u vanavond ineens voor mijn deur staat. Ik wist eigenlijk niet eens dat ik een oom Nico had”.

Sinterklaas mompelt iets, geen ja en geen nee: “Dan moet ik eerst zelf even een berichtje sturen. Bel jij de taxi maar”. Terwijl Marina de taxicentrale belt, stuurt Sinterklaas een WhatsApp naar zijn internet-hoofdpiet: “Zoek het e-mailadres op van Jos, de vriend van Marina. Spoed”. Amper twintig minuten later zijn ze in het ziekenhuis. De gynaecoloog stelt Marina gerust: “U bent hier in veilige handen”. En tegen Sint Nicolaas: “Als u familie bent kunt u in de wachtkamer wachten”. Sint Nicolaas krijgt inmiddels een bericht van zijn opperpiet. Hij heeft het e-mailadres van Jos. Sinterklaas schrijft het op een blaadje en geeft het aan de dame van de receptie en zegt. “Mevrouw, ik heb helaas geen e-mail. Kunt u deze meneer een berichtje sturen dat Marina in het ziekenhuis is voor de bevalling en dat ze naar hem vraagt. U zou haar en mij daar een enorm plezier mee doen”. De receptioniste wil protesteren, want dat hoort niet bij haar werk, maar de vriendelijke blik in de ogen van Sinterklaas doet haar denken aan lang geleden en ze kan geen nee zeggen.

Sinterklaas loopt het ziekenhuis uit, houdt een taxi aan en gaat terug naar het kustdorpje. Aan de taxichauffeur vraagt hij een kwartiertje te wachten. Zelf gaat hij de kerk binnen. De Mis is al afgelopen, maar daar staat de moeder van Marina nog bij de kerststal. Hij gaat naast haar staan en spreekt haar aan. “Dag Annie, ken je mij nog?” Ze kijkt hem vragend aan. “Ik ben vroeger meerdere keren bij jullie thuis geweest als Sinterklaas. Ze noemden me ook wel oom Nico”. Er verschijnt een blik van herkenning. “Goh, dat is lang geleden. Ja, nu u het zegt, ik herken uw ogen en uw stem.” “Annie, Ik kom net uit het ziekenhuis, Marina is daar voor de bevalling. Ze kon je niet meer bereiken. Maar buiten staat een taxi, daarmee kun je naar haar toe, ik ga wel mee”. Annie is te perplex om nog iets te vragen. Ze denkt nu alleen maar aan Marina.

In het ziekenhuis brengt Sinterklaas haar naar de wachtkamer en zegt tegen de zuster: “Dat is de moeder van Marina. Kunt u zeggen hoever het is met de bevalling?” “Ik zal even voor u informeren” zegt de zuster en loopt weg. Dan zegt Sinterklaas tegen Annie: “Ik kan helaas niet blijven, maar ik heb wel een klein kraamcadeau bij me.” Hij haalt het cadeau uit zijn rugzak en legt het in haar handen. Op dat moment gaat de deur open en de zuster zegt: “Komt u maar, mevrouw”. Annie vergeet oom Nico en loopt de verloskamer op. Daar staat Jos met zijn zoontje in zijn armen. Een vermoeide, maar dolgelukkige Marina ziet Annie binnenkomen. “Mam, je hebt zelfs een cadeau bij je. Hoe is het mogelijk?” “Ja”, zegt Annie, “je houdt het inderdaad niet voor mogelijk, ik weet niet eens wat erin zit. Lieverd, ik heb in de Mis nog voor je gebeden en ook een kaarsje opgestoken, dat het kindje snel mocht komen, maar een kerstkind, dat had ik niet verwacht. En Jos, jij zat toch in Dubai?” “Tot vanmorgen, moeder”. Ik wist niet hoe ver Marina was, want mijn telefoon was in Dubai gestolen, ik had al een poos geen reactie meer van Marina gekregen. Eigenlijk voelde ik me knap hopeloos, want die tijd daar heeft me enorm aan het denken gezet, ik wilde niets liever dan weer naar Marina toe en vader worden”. “Maar hoe ben je nu eigenlijk hier gekomen?” vraagt Marina. “Hoe wist je dat ik hier was?” “Door een e-mail van het ziekenhuis”. “En jij, mam, hoe ben jij hier gekomen?” “Ik? Door oom Nico”. “Mam ik wist niet eens dat ik een oom Nico had”. “Dat heb je ook niet. Toen je jong was hadden we geen geld om een Sinterklaas te huren. Maar drie jaar lang kwam er steeds een Sinterklaas langs. Hij zei telkens tegen je vader en mij: ‘Ik ben oom Nico, en vrienden hebben mij naar jullie gestuurd.’” Maar geen van onze vrienden kenden een oom Nico. En het was verbluffend, hij leek soms meer over jullie te weten dan ikzelf.

Ze kijken elkaar even aan. Annie vraagt: “Hebben jullie al een naam voor jullie zoontje?” “Ja, mam, dat wisten we meteen. We noemen hem Nick. Hoe zouden we hem anders kunnen noemen dan naar Sint Nicolaas?” Ze maken het cadeau open. Een briefje met grote letters: Van Sinterklaas. In de doos zit een kleine kerststal met Maria, Jozef, het Kindje, de os, de ezel en ook een vroedvrouw. Dan zegt Annie: “Dat lijken wij wel, hier samen”.

Op dat moment belt Sinterklaas naar zijn hoofd-hulpsinterklaas. “Ik kom eraan, het is weer Kerstmis”.

Pastoor Michel Hagen
Kerstmis 2017

Back To Top