Ga naar hoofdinhoud

“In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen” (Johannes 14, 2a). In de hemel zijn, betekent dat je net zoals Jezus bij God thuis bent gekomen.

Het mysterie van de tenhemelopneming van Maria: Zij, bij wie God thuis mocht zijn, is nu definitief thuis bij God. Het Lichaam van Jezus, waarin God in heel zijn volheid heeft gewoond (Kolossenzen 1, 19) is niet ontbonden (Handelingen 2, 31). Zijn Lichaam heeft de verandering doorgemaakt naar het bestaan in God. Zo is ook het lichaam van Maria veranderd om helemaal thuis te zijn bij God.

Ooit haalde David, feestelijk dansend, de Ark van het Verbond naar Jeruzalem om deze in het huis van God (de tempel) te plaatsen. Bij de tenhemelopneming van Maria gedenkt de Kerk dat Jezus (Zoon van David) de ware Ark van het Verbond (de schoot waarin Hij gewoond heeft), naar huis heeft gehaald, opdat Maria met ziel en lichaam daar zal zijn waar haar Zoon is (Johannes 14, 3).

Ons aardse lichaam keert terug naar de aarde, God zal ons een nieuw lichaam geven, aan het Lichaam van Christus gelijkvormig (Filippenzen 3, 21). Alle stof keert terug tot stof. De uitzondering geldt Gods Zoon en Gods Moeder. Het lichaam van Maria is door haar onbevlekte ontvangenis reeds voorbereid om de definitieve Ark van het Verbond te zijn en zo ook voorbereid om opgenomen te worden in de hemel.

Ons lichaam is tempel van de heilige Geest, maar niet met dezelfde volmaaktheid en intensiteit als bij Maria. Onze menselijke ziel wordt geboren in het contact tussen hemel en aarde. Het ankerpunt van de ziel is de menselijke geest en het doel van de ziel is de hemel. Ons lichaam is vergankelijk, maar toch deelt ook ons lichaam ten volle in de heiligheid die wij als mens ontvangen in het doopsel. Stof keert terug tot stof, God zal ons een nieuwe gestalte geven, uitdrukking van ons diepste zijn en die de schoonheid van onze ziel weerspiegelt zoals deze gedurende onze levensweg is geworden door Gods genade.

Het feest van de tenhemelopneming van Maria is daarom ook ons feest. Wat zij reeds heeft ontvangen, zullen ook wij eens ontvangen. Immers, net als tegen haar zegt Jezus ook tegen ons: “want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben (Johannes 14, 3)”.

Plebaan Michel Hagen

Back To Top