Op de tweede zondag van Pasen vieren we Barmhartigheidszondag, ofwel zondag van de goddelijke Barmhartigheid. De ongelovige Tomas durft niet te geloven in de barmhartigheid van God.
Gedurende veertig dagen hebben we ons hierop voorbereid. Hem hebben wij deze dagen gevolgd bij het Laatste Avondmaal, bij zijn veroordeling, zijn kruisdood en graflegging, om nu vol verlangen uit te zien naar zijn verrijzenis.
Hem navolgen betekent dat wij op onze beurt bereid zijn de prijs te betalen voor de vrijheid van anderen. Daarbij gaat het om de diepste innerlijke vrijheid, uit liefde je leven geven voor de ander, bidden voor je vijanden, vergeven op zo’n manier dat de ander bevrijding ontvangt.
We zijn halverwege de veertigdagentijd, dat is reden tot vreugde; daarom is het nu Zondag Laetare. Die vreugde klinkt door in het Evangelie, je broer was dood en is levend geworden, er moet dus feest zijn.
God leer je pas kennen als je Hem ontmoet, als Hij je noemt bij je naam, als Hij je duidelijk maakt dat Hij de God is van heel de geschiedenis, van je voorouders, van verleden, heden en toekomst.
Op deze tweede zondag van de Veertigdagentijd mogen we getuigen zijn van Jezus heerlijkheid. Boven op de berg verandert Hij van aanblik. Wat daar zichtbaar werd, is altijd aanwezig in de Eucharistie.
Op deze eerste zondag van de Veertigdagentijd zien we hoe Jezus in de woestijn omgaat met de beproevingen die over Hem komen. Hij is ons voorbeeld, Hij is onze Leermeester en onze Helper.
Met Aswoensdag begint de Veertigdagentijd. Het askruisje dat we vandaag ontvangen is daarvan een uiterlijk teken. Toch gaat het, zoals we in de lezingen zullen horen vooral om onze binnenkant. Laat Christus u in de Eucharistieviering innerlijk raken met zijn genade.
In deze lezingen houdt Jezus ons een spiegel voor. Hoe kijken wij naar de ander en hoe kijken we naar onszelf. Wij vragen dat de Heer onze ogen opent voor God en de naaste.