Ga naar hoofdinhoud

Tip: voer het gesprekje vooraf met de kinderen alvorens de audio te luisteren

GESPREKJE VOORAF

Hoe denken jullie dat Jezus ons ziet?
(…)

Zullen we eens luisteren wat Jezus er zelf over heeft gezegd? Jezus geeft les op de berg. Luister maar.

EVANGELIE

Mt 5,13-16

“Jullie zijn het zout van de aarde.
Maar als het zout geen kracht meer heeft, waar moet je het dan mee zouten? Het zout doet dan niet wat het moet doen. Je kan het dan net zo goed weggooien.
Jullie zijn het licht van de wereld.
Een stad op een berg blijft niet verborgen. Je steekt een lamp niet aan om haar onder de korenmaat te zetten. Je zet de lamp op de kandelaar. Dan schijnt de lamp voor iedereen in huis.
Laat zo jullie licht schijnen voor de mensen. Zodat ze jullie goede werken zien en jullie Vader in de hemel prijzen.”

WE PRATEN NA OVER HET EVANGELIE

Laten we eerst even kijken of we alles snappen. Jezus vergelijkt ons met verschillende dingen; welke dingen?
(…)

Zout:
Waar gebruik je zout voor?
Als smaakmaker. Weet je ook waar de mensen vroeger zout veel voor gebruikten? Tegen bederf van bijvoorbeeld vlees.

Licht:
Als je geen licht hebt, dan wordt het donker en dan zie je niks meer.
Jezus zegt ook iets over een korenmaat, dat is een soort emmer van precies de maat van een hoeveelheid koren die ze vroeger voor een vast bedrag verkochten. Een soort emmer dus. Jezus zegt: “Je zet niet emmer bovenop een lamp. Dan zie je niks meer. Je zet hem op de standaard zodat iedereen licht heeft” Jezus zet ons hoog neer: Hij zet ons boven op een hoge berg, plaatst ons op de standaard, Hij zegt: “Jullie zijn het licht van de wereld, jullie zijn het zout van de aarde”. Jezus wil dat de mensen zien dat wij goede dingen doen. Dan worden mensen nieuwsgierig en zullen ze vragen: “Hoe komt het dat jij goede dingen doet?” Dan kan je zeggen: “Dat heb ik van Jezus geleerd”. Jullie moeten smaak geven. Als de wereld gaat bederven moeten jullie zorgen dat de wereld niet slecht wordt. Hij wil dat wij zo werken dat de wereld gezond wordt.

Tegen wie praat Jezus? Wie zijn het licht van de wereld, het zout van de aarde?
(…)

Hij praat eerst tegen de apostelen. Maar wij zijn ook leerlingen van Jezus dus Hij praat ook tegen ons. Hoe word je licht van de wereld, hoe word je zout voor de aarde?
(…)

Het is eerst goed om te weten, dat je niet uit jezelf licht van de wereld en zout van de aarde wordt. Je hebt God nodig. Klop bij God aan, want Hij is zelf licht en zout: Jezus, de Vader, de heilige Geest. Maar dan nog kun je denken: “Hoe moet ik nu licht zijn? Wat kan ik nu doen? Heb jij een idee?
(…)

Ik zal een voorbeeld geven: Bijvoorbeeld bij een ruzie de wijste zijn. Dat je dan denkt: “Nu verlies ik de ruzie. Maar dat vind ik niet erg. Dan denkt de ander wel dat hij wint, maar dan is de ruzie in elk geval over.” Eentje moet de wijste zijn. Of bijvoorbeeld als iemand iets vervelend doet dat je het niet terug doet.

Begin bescheiden, begin met kleine dingen. Denk maar aan de dageraad, het opkomende licht van de dag die net begint. Dit beginnende licht belooft een mooie dag. Je hoeft niet meteen de volle middagzon te zijn. Je hoeft ook niet meteen een vuurtoren te zijn waardoor alle schepen weten waar de veilige haven is. Begin maar als klein lampje thuis, een kerstboomlampje bijvoorbeeld. Ook dat kleine lampje geeft licht voor iedereen in huis die er even naar kijkt.

Belangrijk is dat je niet te veel aan jezelf denkt. Dat maakt de sfeer niet altijd goed. Als je dingen doet die voor iedereen leuk en goed zijn wordt de sfeer beter.

Als je steeds de goede dingen doet dan volg je de weg van Jezus. En denk vooral niet: dat kan ik niet. Jezus zegt het: “Jij bent het licht van de wereld, de wereld heeft niemand anders dan jullie”. Als Jezus dat zegt dan beloof hij ook iets. Hij belooft: “Ik stuur jou. Ik sta achter je. Ik steun je. Ik ben bij je. Ik geef jou kracht. Maak je nooit ongerust, want Ik blijf je trouw. Door jouw kleine goede daden doe Ik mijn grote wonderen.”

Licht en zout zijn door kleine goede daden. Goede daden zijn dingen die je doet. Het kunnen ook dingen zijn die je niet doet. Hebben jullie voorbeelden van dingen die je beter niet kunt doen?
(…)

Ik heb ook nog een voorbeeld. Je kunt op je woorden letten. Mooie, aardige woorden maken licht. Andersom: lelijke woorden maken donker. Jezus vraagt ons dus ook om op onze woorden te letten.

En onthoudt dus: Jezus helpt ons als we proberen licht en zout te zijn. Zullen we meedoen en God vragen om hulp, om zout, om licht, en om zo zelf zout en licht te worden voor de mensen om ons heen?

KINDERGEBED

Heer Jezus,
U vertelt over zout en licht
en U nodigt ons uit om zout en licht te zijn voor elkaar.
Dat is niet altijd makkelijk,
want soms zijn we zo bezig dat we het vergeten.
Wilt U ons helpen,
dat we steeds blijven luisteren,
zodat we de goede dingen doen,
op de goede momenten.
Dan blijft de sfeer goed
en wordt het nooit donker in ons hart. Amen.

Heer Jezus,
U vertelt over zout en licht
en U nodigt ons uit om zout en licht te zijn voor elkaar.
Dat is niet altijd makkelijk,
want soms zijn we zo bezig dat we het vergeten.
Wilt U ons helpen,
dat we steeds blijven luisteren,
zodat we de goede dingen doen,
op de goede momenten.
Dan blijft de sfeer goed
en wordt het nooit donker in ons hart. Amen.

Vraag kind

Waar is de hemel?

Het antwoord van pastoor Michel Hagen

De hemel is niet ver weg. De hemel is ook om ons heen. God is om ons heen en waar God is daar is de hemel. Als je bij God bent dan ben je in de hemel. Hier op aarde ben je dan al een stukje in de hemel. Als je dan dood gaat laat je je lichaam achter op aarde en ben je voor altijd in de hemel. De hemel is niet heel hoog boven ons of achter of voor of beneden ons. Via de binnenkant van je hart kan je bij de hemel komen. God is de hemel.
De hemel = ‘In God zijn’, ‘In God wonen’.

Tip: voer het gesprekje vooraf met de kinderen alvorens de audio te luisteren

GESPREKJE VOORAF

Het kerst-stalletje is net opgeruimd; maar laten we even terugdenken aan het kindje Jezus in de kribbe. Als jullie daar aan denken of als jullie kijken naar het stalletje: kan je je dan voorstellen dat dit baby’tje God is?
(…)

En stel je eens voor dat je er bij was ruim 2000 jaar geleden, in Bethlehem. Laten we eens doen alsof je één van de herders was.
Je bent herder en komt aan bij het kindje Jezus in de stal. Je hebt net daarvoor van de engel gehoord, dat de Messias is geboren en dat het teken is een kind dat in doeken is gewikkeld en in een voerbak ligt. Wat zou je denken? Zou je denken dit baby’tje is God?
(…)

En stel je nu nog eens iets voor. Je leeft in de tijd van Jezus, de tijd dat Jezus nog een baby is. De meeste mensen kennen Jezus dan niet. Jij ook niet. En dan op de een dag zit je in de tempel en zie je een moeder binnenkomen met een kind op haar arm. Het is Maria met Jezus en Jozef loopt ernaast. Je kent ze niet. Wat zou je dan denken?
(…)

Zou je denken: die baby is God?
(…)

Lastig hè?
We praten er zo over verder.

Maar eerst lezen we het verhaal van Simeon en Hanna. Want met hen gebeurde wat ik net vertelde. Ze waren in de tempel en daar zagen ze Maria en Jozef met Jezus. Luister maar.

EVANGELIE

Simeon en Hanna herkennen Jezus
Lucas 2,22-40

In Jeruzalem woont een oude man, Simeon. Hij is gelovig en vroom en kan heel goed naar de Heilige Geest luisteren. Hij doet graag wat de Heilige Geest van hem vraagt. De Heilige Geest heeft hem ooit gezegd dat hij niet dood zal gaan voordat hij de Messias (de Gezalfde) zal hebben gezien. Op een dag zegt de Heilige Geest hem: “Ga vandaag naar de tempel”. Dat doet hij.

Juist op dat moment brengen Jozef en Maria het kind Jezus de tempel binnen. Simeon tilt Jezus op. Hij begrijpt dat dit kleine kindje de Messias is. Hij wordt daarom heel blij en bedankt God hardop. Hij zegt: “God, als ik nu doodga, vind ik dat niet erg meer, want ik heb de Redder met eigen ogen gezien” Jozef en Maria zijn verbaasd over de mooie woorden van Simeon over Jezus. Daarop spreekt Simeon over hen een zegen uit.

Er is nog iemand in de tempel; een profetes, Hanna. Zij is 84 jaar en weduwe. Ze is altijd in de tempel en praat veel met God in gebed. Ze gaat naar Jezus toe. Ook zij bedankt God. Ze spreekt over Jezus tegen iedereen die wacht op de Redder en bevrijd wil worden.

Als Jozef, Maria en Jezus klaar zijn in de tempel gaan ze terug naar hun stad, naar Nazaret. Jezus wordt groot en sterk en heel wijs en hij wordt geholpen door God.

WE PRATEN NA OVER HET EVANGELIE

(Betekenis vroom = dat je het fijn vindt op met de dingen van God bezig te zijn, dat je het fijn vindt om het goede dingen te doen, en dat je het ook doet met een zekere stevigheid. En dat je daar ook voor uit komt.)

In dit verhaal horen we, dat twee gelovige mensen Jezus zien en snappen dat hij de Messias is. Ze herkennen Hem. Ze snappen dat Hij degene is die de wereld komt redden. Het maakt hen heel blij. Dit is heel bijzonder. Stel je maar voor: In de tempel in Jeruzalem komen elke dag vaders en moeders met hun baby’s. Jezus ziet er uit als een heel gewone baby.

Hoe weten Hanna en Simeon dan, dat hij zo bijzonder is, dat hij de Redder is?

(…)
Ze hadden het woord van God van binnen verstaan. Ze weten het, omdat ze goed naar God kunnen luisteren. God maakte aan hen duidelijk dat dit Kindje heel bijzonder is. Hanna en Simeon herkennen het Kindje Jezus. Ze kunnen dit omdat ze luisteren naar wat de heilige Geest ze influistert. Wij kunnen dat ook proberen. Goed naar God luisteren en zo Jezus herkennen. Waar kunnen wij Jezus nu in herkennen?

(…)
Bijvoorbeeld bij mensen die goede dingen doen.

Nog even terug naar het verhaal. Hoe reageren Simeon en Hanna als ze Jezus zien?

(…)
Ze zijn dolblij. Worden jullie wel eens heel blij van Jezus, van God?

(…)

Weten jullie wanneer we dit verhaal lezen in de Kerk?

(…)

Op het feest van ‘Maria Lichtmis’ of ‘Opdracht van de Heer in de Tempel’ dat is op 2 februari. Dit feest is precies 40 dagen na de geboorte van Jezus.

Weten jullie dat het een traditie is om op 2 februari, Maria-Lichtmis, pannenkoeken te eten? Vinden jullie dat ook niet een heel goed idee?
(…)

Dan denken we bij de pannenkoek aan Simeon en Hanna.

Laten we steeds proberen om goed naar God te luisteren. Hij zal ons dan net zo blij maken als Simeon en Hanna. Want de dingen die God ons laat Zien en Horen maken ons heel blij. We hebben hier een gebedje voor.

Kindergebed aan God de Heilige Geest

Heilige Geest

U maakt mij Blij.
Dank U wel.
Wilt U steeds opnieuw
mijn ogen openen
en mijn oren openen,
zodat ik U zie
en ik U hoor.
Dan kan ik doen wat U vraagt.
Dat maakt mij Blij.

Amen.

Waar God is daar is de hemel.
God is de hemel.
De hemel is dus niet ver weg.
Je kan er komen via de binnenkant van je hart.

In de hemel zijn.
=
In God zijn.
=
Wonen in God.

God de Heilige Geest
Tekening Olivia (8 jaar)

Heilige Geest

U maakt mij Blij.
Dank U wel.
Wilt U steeds opnieuw
mijn ogen openen
en mijn oren openen,
zodat ik U zie
en ik U hoor.
Dan kan ik doen wat U vraagt.
Dat maakt mij Blij.

Amen.

Tip: voer het gesprekje vooraf met de kinderen alvorens de audio te luisteren

GESPREKJE VOORAF

Ben jij gedoopt?
(…)
Wat vind je daarvan dat je gedoopt bent? Wat betekent dat voor jou?
(…)

Wisten jullie dat Jezus ook is gedoopt? Weet één van jullie ook door wie Jezus is gedoopt?
(…)
Inderdaad door Johannes de Doper. Hij heet zo omdat hij Jezus heeft gedoopt. Johannes “de Doper” : degene die gedoopt heeft. Luister maar.

EVANGELIE

Doop van de Heer
Marcus 1, 7-11
(vrij uit: het gezinsboek ‘Ons Dagelijks Brood – Kerst- en Adventtijd’ van pastoor Hagen, pagina 124).

Jezus gaat naar Johannes de Doper. Jezus wil door Johannes gedoopt worden. God, zijn Vader, vindt dat nodig en dat weet Jezus. Johannes draagt geen zachte kleren. Zijn jas is van ruw kamelenhaar. Hij heeft een leren gordel om zijn middel, een soort ceintuur. Hij eet sprinkhanen en wilde honing. Meer heeft hij niet nodig om te leven. Johannes heeft al veel mensen gedoopt. Hij zegt tegen de mensen: “Na mij komt iemand die krachtiger is dan ik; ik ben het niet waard om zijn dienaar te zijn, niet eens om mij te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. Ik heb jullie gedoopt met water, maar Hij zal jullie dopen in heilige Geest.
Nu komt Jezus naar hem toe. Jezus gaat net als de andere mensen het water in, de rivier de Jordaan en Johannes doopt hem. Meteen als Jezus uit het water komt, ziet Hij de hemel openbreken en de Geest als een duif op zich neerkomen. Er klinkt een stem uit de hemel die zegt: “Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie ik Vreugde vind”.

WE PRATEN NA OVER HET EVANGELIE

Wat gebeurde er na de doop van Jezus?
(…)

Er klinkt er een stem die zegt: “Jij bent mijn Zoon. Ik ben blij met jou.” Van wie zou die stem zijn denken jullie?
(…)
Inderdaad het is God de Vader zelf die zegt dat Jezus zijn eigen zoon is.

Jezus is op een heel bijzondere manier de zoon van God. Want Jezus zelf is God. Kennen jullie nog meer zonen en dochters van God?
(…)

Wij allemaal.
Wij zijn kinderen van God. Dat komt door ons Doopsel.
God houdt van alle mensen, en van alle kinderen al voordat ze zijn geboren. God kende je al voordat je werd geboren. Hij wist al wie je was en Hij hield al van je. En van het begin af aan zegt Hij: “Wil jij mijn kind zijn?”

Door je Doopsel geef je antwoord op die vraag. Je zegt: “Ja Vader in de hemel ik wil graag uw kind zijn”. En als je nog heel klein bent doen pappa en mamma dat voor jou: “Ja we willen graag dat onze zoon of dochter uw kind is”. Maar er zijn ook mensen die het later zelf zeggen, omdat ze als baby niet zijn gedoopt.

Door het doopsel kan God zeggen: “Nu ben jij helemaal mijn kind”. En dan kan jij zeggen: “Nu bent u helemaal mijn hemelse Vader”. En net als met Jezus is God ook blij met jou: Jij bent het kind van God en God is blij met jou.

En dat is heel fijn om te weten, want God is er aan het begin dat alles bestond en God is er aan het einde en God is er altijd. Ook als ons leven op aarde eindigt, als je heel oud bent hopen we, dan is God er nog altijd. Dus het is heel fijn om te weten dat God er is, dat hij van jou houdt en dat jij zijn kind bent.

God houdt van jou. Onthoudt het maar goed. Weet je wanneer een speciaal moment is om daar even aan te denken?
(…)
Als je naar de kerk gaat en je komt binnen, wat is dan het eerste wat je doet?
(…)
Inderdaad je maakt een kruisteken met wijwater. Wijwater is doopwater. Als je daarmee een kruisteken maakt kan je terug te denken aan het moment dat jij werd gedoopt. Je kan dan denken: Ik ben gedoopt in de naam van de Vader, en de Zoon en de heilige Geest. Ik hoor bij God. Ik hoor bij de Vader, en de Zoon en de heilige Geest

Zeggen jullie wel eens: “God ik hou van U?”
(…)
Misschien niet hè? Toch mag je dat best eens zeggen als je bidt: God ik hou van U. Dat vindt God fijn. Net als wij het fijn vinden als iemand, bijvoorbeeld pappa of mamma, zegt: “Ik hou van jou”. We hebben daar een gebedje voor.

Kindergebed – H. Doopsel

Goede Vader in de hemel
Dank U dat ik uw kind mag zijn
net als Jezus
Dank U dat ik U ken
En dat ik door mijn doopsel voor altijd bij U hoor
Dat vind ik fijn
Ik wil U daarom ook vragen
Om ouders te helpen om hun kinderen te laten dopen
Ik bid ook voor alle kinderen die niet zijn gedoopt
Wilt U hen extra helpen, zodat zij U leren kennen?
Amen

Dit verhaal gaat over Hans en Grietje. Nee, dit zijn niet Hans en Grietje van de heks. Deze Hans en Grietje leefden heel lang geleden, in het jaar nul. Ze werkten heel hard. Ze werkten in een herberg in een stad die heette Bethlehem. Hans was de man die het zware werk moest doen, de tassen en de koffers dragen van de gasten en de stoelen en tafels klaarzetten en dingen repareren als er iets kapot was. Grietje hielp in de keuken. Ze zat meestal bij het raam en ze maakte de groenten schoon, of ze ruimde de borden op.

Op een dag was het heel druk in de herberg. Hans sjouwde af en aan met spullen, hij wees de mensen de weg en bond hun ezels en kamelen vast. Ezels en kamelen? Ja, want in het jaar nul hadden mensen nog geen auto’s. Als ze ergens naar toe wilden gaan, dan namen ze een ezel mee om de spullen te dragen, of ze gingen bovenop een kameel zitten. Grietje was in de keuken bezig en ze zag alle mensen langs komen. Dat waren er heel wat. De hele herberg was vol met mensen, alle kamers waren bezet, want er was iets belangrijks te doen in Bethlehem. De baas van de herberg had al een bord opgehangen. Daarop stond ‘VOL’. Toch kwamen er nog steeds mensen.

Grietje zat bij het raam aardappels te schillen. Ze zag door het raam een man en een vrouw bij de herberg aankomen. De vrouw was in verwachting, dat kon je zo wel zien. Grietje zag ook, dat ze heel erg moe was, ze hadden vast al ver gelopen. Hans stond aan de poort en Grietje zag dat hij zijn hoofd schudde. “Nee” hoorde ze hem zeggen “jullie kunnen hier niet blijven, alles is vol”. Grietje zag dat de man een beetje boos werd, maar de vrouw legde haar hand op zijn arm. Ze zei: “Ach lieve Jozef wees toch niet bezorgd, God zal wel voor ons zorgen. Laten we maar een eindje verder gaan. Buiten in het veld bij de beesten zal wel een plekje voor ons zijn”. “Goed Maria” zei de man die dus Jozef heette “bid jij maar wat, dan helpen de engelen ons wel”. En ze waren verder gegaan. Maar Grietje was bezorgd. Ze had gezien hoe moe die mensen waren en ze dacht: “Wat als straks dat kindje geboren wordt en ze hebben geen bed om het neer te leggen. Dat is toch geen welkom in de wereld voor een mensenkind!”. Ze liep naar Hans toe. “Hans” zei ze “die mensen, dat kan toch zo niet”. “Ach” zei Hans “we kunnen toch de hele wereld niet in de herberg hebben, we zijn gewoon vol”. “Daar heb je gelijk in” zei Grietje “maar we hadden toch wel wat aardiger tegen die mensen kunnen zijn, we hadden ze ten minste wat te eten en te drinken kunnen geven. Ze waren zelf zo aardig. Weet je wat, ik doe wat brood en wat melk in mijn mandje en ik ga achter ze aan, ik ga nu meteen”. “Niks daarvan, jij gaat niet helemaal alleen naar buiten, het is al bijna nacht” zei Hans “straks wordt je nog aangevallen door een wild dier”. Maar hij zag wel dat Grietje toch wilde gaan, ze was al bezig allerlei lekkere dingen in haar mandje te pakken, een stukje koek, een appel. “Nou goed” zei Hans “je hebt eigenlijk wel gelijk Grietje, maar je gaat niet alleen, ik ga met je mee”. En daar gingen ze met zijn tweeën.

Toen ze een poosje gelopen hadden werd het donker. “Die mensen vinden we nooit meer” zei Hans “laten we terug gaan. Ze zeiden toch zelf dat de engelen hen wel zouden helpen”. “Kom op, Hans” zei Grietje “nog even volhouden. Straks wijst een engel ons wel de weg”. “Onzin” zei Hans “engelen bestaan niet eens. Toen stond hij plotseling stil en zei: “Wat hoor ik daar, dat lijkt wel zingen en ik geloof dat ik allemaal lichtjes zie”. Hij hield zijn hand boven zijn ogen. “Engelen, ik zie engelen” riep hij, “Er is iets wonderlijks gebeurd”. “En ik zie die mensen” zei Grietje heel zachtjes, “maar het zijn er nu geen twee meer, ze zijn met zijn drieën. Het kindje is geboren, kijk daar ligt het in die stal daar”.

En Grietje knielde neer om het kindje beter te zien. “Alsjeblieft“ zei ze “ik heb brood in mijn mandje en een appel en koekjes. Voor jullie en voor het kindje, om hem welkom te heten in deze wereld. En ik heb ook een engel bij me, en hij heet Hans”.
December 2013, Klaas van der Poel (parochieblad Gaffel)

Om na te praten:

Wat een mooi kerstverhaal: Kijk eens wat er kan gebeuren als je gastvrij bent…Gastvrij zijn voor de mensen die op je pad komen. Denk niet te snel: “Ik heb niks te bieden” of “de ander doet het wel” Iedereen heeft de ander iets te bieden, ook jij. Alleen al een goed & aardig woord helpt de ander weer wat verder.
MdM

Hans en Grietje in Betlehem

Er was eens een herder. Nee, eigenlijk moet ik dit verhaal anders beginnen: er was eens een prins die woonde op een groot kasteel. Zijn vader was koning en zijn moeder was koningin en eens zou hij zelf ook koning worden. Hij was naar school geweest en was heel slim. Hij was ook sportief, kon heel goed jagen en paardrijden en alle andere dingen die prinsen moeten kunnen. Hij zag er ook knap uit en omdat hij prins was, droeg hij meestal mooie kleren, een broek van fluweel en een mantel van echte hermelijn. Alle mensen waren altijd vreselijk aardig voor hem en onderdanig.”‘Ja, prins”, zeiden ze steeds, “wat u maar wilt prins, u bent heel goed, prins”. Iedereen sloofde zich uit, verwende hem en gaf hem gelijk. Ze vleiden hem en zeiden:”O, wat ziet u er toch mooi uit”, zelfs als hij pas uit bed kwam en: “Ja, u hebt zeker gelijk”, ook als hij iets zei wat helemaal niet waar was of gewoon een grapje maakte.

Op den duur begon al dat gevlei de prins behoorlijk de keel uit te hangen. “Zeg eens de waarheid tegen me”, riep hij dan, “scheld me uit, zeg eens wat je echt van me denkt! Wat heb ik nou aan mensen die de hele dag maar zeggen “ja, dat is goed en o, wat mooi”. Daar schiet ik niet mee op.” En op een dag werd de prins echt kwaad. “Dit is niks”, zei hij, “al die mooie kleren, dat grote paleis, ik geef er niks meer om. Ik ben misschien wel knap en slim, maar daarom ben ik nog niet goed. Ik wil al die vleiers niet meer. Ik wil echte, eerlijke mensen om me heen en ik weet zelf wel of ik goed ben of niet.” En hij verliet het paleis.

Om niet herkend te worden trok hij een oude rafelige broek aan en keerde hij zijn hermelijnen mantel binnenstebuiten. Zo liep hij de stad uit, de bergen in, net zolang tot hij in een vreemde landstreek belandde. Daar kwam hij een stel herders tegen.”Hé”. riep hij tegen hen, “kan ik met jullie mee?” “Nou ja”, zeiden ze, “aan een knap gezicht als dat van jou hebben we niet zo veel. Ben je ook ergens goed in?” “Goed? Ik weet niet wat dat is”, zei de prins, “maar ik wil best wat proberen, dan moeten jullie maar zeggen of ik er goed in ben.” “OK, zeiden de herders, kom maar. We hebben hier een paar beesten die ziek zijn. Eén schaap heeft zijn poot gebroken en kan niet meer mee, maar als jij nou voor hen zorgt, mag je bij ons blijven.” Dat leek de prins wel interessant en hij trok met de herders op, een paar dagen, een week. Hij zorgde zo goed als hij kon voor de zieke dieren en steeds droeg hij het schaap met de gebroken poot. De beesten waren dankbaar als hij het goed deed en ze gromden als hij niet oplette en ze pijn deed. De prins vond dat OK, de beesten zijn eerlijk met mij, dacht hij. Met de herders kon hij ook wel opschieten. Het waren ruwe kerels, ze scholden hem soms uit, maar ze zeiden altijd precies wat ze dachten. Soms gaven ze hem raad: “Je moet het schaap niet zo verzorgen, maar zo” en “soms je bent wel geen echte herder, maar je doet goed je best.” Dat vond de prins fijn. Wat hij niet zo leuk vond, was dat hij er maar niet achter kwam of hij nou echt goed bezig was of niet. Hij piekerde daarover en lag er soms ’s nachts wakker van hoe hij dat te weten kon komen. Op een nacht lag hij weer over die vraag te tobben, maar toen gebeurde er plotseling iets heel bijzonders. Midden in de nacht werd het licht en zongen er wel duizend engelen in de lucht. Eén engel kwam bij de herders staan en zei: “Ga naar Bethlehem, daar is iemand geboren die de Verlosser van de wereld zal worden.” De herders sprongen op, lieten hun schapen achter en renden naar Bethlehem. De prins wilde met hen mee rennen, maar hij bedacht zich. Hij kon zijn zieke schaap toch niet alleen laten. Stel je voor dat er een wolf zou komen. Hij nam het arme beest in de armen en rende achter de anderen aan. Hijgend kwam hij aan bij de stal, met zijn schaap. “Dag prins”, zei Maria zachtjes, “mijn kindje komt vrede op aarde brengen. Hij vindt je heel goed, omdat jij voor dit zieke schaap zorgt. Zorg maar goed voor alle zieken, dat helpt vast voor de vrede.” En toen wist de prins het: hij wilde voortaan altijd zorgen voor zieke dieren en zieke mensen en als iemand hem vroeg waarom, dan zei hij: “omdat ik denk dat het goed is” en dat was het ook.

Er was eens een meisje dat heette Stella. En Stella had een opa. Op een dag, het was al bijna Kerstmis, kwam ze naar het huis van opa. “Opa”, zei ze, “Ik heb een uitnodiging voor je. “Je mag volgende week naar onze school komen. Dan hebben we feest. We voeren een Kerstspel op. Alle kinderen doen mee. Ik mocht als eerste kiezen wat ik wou zijn. Ik heb toen iets gekozen en nu heb ik de mooiste rol in het hele kerstspel.” Opa vond het erg leuk, want hij was wel een beetje trots op zijn kleine Stella. Ze zag er zo leuk uit en ze kon zo goed zingen. Hij zag haar al helemaal voor zich als een prinses of een engel in het Kerstspel. “En vertel eens, wat ben je dan in het Kerstspel,” vroeg hij vol verwachting. “Nee, dat zeg ik niet”, zei Stella parmantig. “Dat moet een verrassing blijven, dat zul je op de dag zelf wel zien. Je zult vast heel trots op me zijn. Je komt toch?” “Jazeker”, zei opa, “ik kom, maar wil je me toch niet vertellen wat je zult zijn, want ik ben zóóóóóóó nieuwsgierig. En misschien herken ik je anders niet eens.” “Nee opa”, zei Stella weer, “het moet een verrassing blijven en je zult me heus wel herkennen. Je weet toch wel hoe ik er uit zie?”

En dus moest opa wachten met zijn nieuwsgierigheid tot het de dag van het Kerstspel was. Daar zat hij op het puntje van zijn stoel, in Stella’s school. Hij was als eerste binnen. Hij had zijn videocamera meegenomen en een mooi plaatsje uitgezocht. Toen ging het Kerstspel beginnen. Eerst komen Jozef en Maria. Maria heeft een pop bij zich als baby. Stella is niet Maria, dat ziet opa wel. Dan komen de herders met schapen. Die gaan met zijn allen liggen slapen in een kring, maar het zijn allemaal jongens. Dan komen er een heleboel engelen. Opa houdt zijn video camera al in aanslag… Maar nee, hij kan Stella er niet tussen ontdekken. De engelen beginnen te zingen en opa spitst zijn oren. Hoort hij daar Stella’s stem? Nee, toch niet. Hij laat zijn video camera maar weer zakken. Er komen nog een paar kinderen: een os en een ezel, een herbergier en nog iemand die muziek maakt. Dan komen de drie koningen. Heel mooi aangekleed met kronen op hun hoofd en lange mantels. Is die ene koning Stella? Nee. Maar wacht eens… daar is Stella. Ze loopt voor de koningen uit. Ze houdt een kartonnen ster vast op een stok. Ze leidt de stoet, het hele podium over. Zo naar de stal waar Maria en het kindje zitten. Opa is een beetje verbaasd. Hij vergeet zelfs helemaal zijn videocamera. Hij denkt: “Ze zou toch iets belangrijks zijn, een prinses of zo? Ze ziet er wel heel leuk uit, maar ik dacht dat ze wel iets zou moeten zeggen of zingen.” En dan is het Kerstspel over. Daar is Stella. “Opa, opa” roept ze, “hoe vond je me?” Ze straalt. Opa is nog niet helemaal bekomen van de verrassing. “Je was heel goed Stella”, zegt hij, “maar ik had gedacht dat je iets anders zou zijn.” “Je was heel belangrijk had je gezegd en toen…… En ik ben helemaal vergeten om een video van je te maken.” “Oh opa”, roept Stella en ze straalt van plezier, “Hoe vind je dat dan?” “Ik mocht de mensen die nog van niets wisten de weg wijzen naar het kindje Jezus!!” “Vind je dat niet prachtig, dat is toch heel belangrijk !!” “Ja, Stella,” zei opa, “Nou snap ik het.” “Ik vind jou hééél prachtig, jij met je ster. Weet je wat, eigenlijk had je niet eens zo’n ster van karton nodig. Je bént gewoon een ster.”
Kerstverhaal Stella

En weet je wat nou zo grappig is? De naam Stella betekent eigenlijk nog ster ook. Leuk als je zo heet hé?

Klaas van de Poel (december 2011, Gaffel)

Tip: voer het gesprekje vooraf met de kinderen alvorens de audio te luisteren

GESPREKJE VOORAF

Hebben jullie wel eens verdriet?
(…)
Hoe voelt dat als je verdrietig bent?
(…)
Wat doe je als je verdrietig bent?
(…)

Jezus weet dat wij soms verdrietig zijn. Of moe zijn. Of zorgen of pijn hebben. Hij geeft ons een tip wat we dan kunnen doen. Luister maar naar pastoor Michel die voorleest uit het Advent en Kerstboek.

EVANGELIE

Mattëus 11, 28-30

Jezus houdt veel van de mensen. Hij wil ze bij God brengen en ze helpen. Hij zegt:
‘Kom naar Me toe en blijf bij Me. Jullie allemaal, vooral degenen die zo moe zijn en veel zorgen hebben. Ik geef je rust en Ik maak dat je weer op krachten komt. Laat Mij je helpen, zodat het leven niet zwaarder wordt dan het is. Dit wil Ik jullie leren: ‘Ik ben vriendelijk en goed,
mijn hart is zacht en mild. Bij Mij komt je ziel tot rust. Bij mij wordt je leven lichter en minder hard.’

Afbeelding uit gezinsboek Advent en Kerst van pastoor Michel Hagen

 

Tekening door Olivia 2016 (9 jaar)

WE PRATEN NA OVER HET EVANGELIE

De tip van Jezus is dus:
Heb je verdriet?
Praat maar tegen Mij.
Denk maar aan Mij.
Dan word je weer rustig en blij.

Je kunt tegen Jezus praten in je eigen woorden; heel gewoon uitleggen wat er aan de hand is. Net zoals je dat aan pappa of mamma zou doen. Je kan alles tegen Jezus zeggen. Hij kent jou door en door.
Jezus vraagt ons ook om, als je met Hem praat, mee te denken over hoe het anders kan. Hij vraagt je om met Hem mee te werken.

We hebben ook een gebedje voor jullie gemaakt.

 

Kindergebed – Ik ben verdrietig

Lieve Jezus,

U bent altijd bij mij.
Dat vind ik fijn.

Vandaag ben ik verdrietig
Wilt U mij troosten?
Dankuwel

Amen

Deze catechese was te beluisteren op Radio Maria (675 AM) op woensdag 11.12.2013 om 18.30 uur in het programma “Dag God met ons”

 

Het EV komt uit het gezinsboek Advent- en Kerst van pastoor Michel Hagen ((“Woensdag in de tweede week van de Advent”,  pagina 46 en 47 )
Dit is een gezinsboek om met dagelijks met elkaar te lezen, vanaf de eerste Advent tot het einde van de Kersttijd . Het boek bevat voor iedere dag een voorleesverhaal voor 4-6 jarigen en één voor 7-12 jarigen. De verhalen gaan allemaal over Jezus. Daarbij staan ook mooie afbeeldingen. Voor de volwassenen is er ook een ‘daglichtje’. Een korte tekst om over na te denken. Het boek is een goed hulpmiddel om God door Jezus beter te leren kennen. Dit is belangrijk , want zoals pastoor Hagen zegt in zijn inleiding: “God kennen gaat alles te boven”. Het boek staat garant voor een fijn dagelijks voorleesmoment samen en een gesprekje over het geloof. Je kunt er ook mee vooruit, want het boek bevat voor alle dagen drie verhalencycli die gelijk zijn aan de jaren A, B en C in de Kerk. Dus voor de komende drie jaar steeds nieuwe dagelijkse verhalen.
Ons Dagelijks Brood – Advent en Kerst
Korte verhalen uit het Evangelie voor iedere dag
Te bestellen op www.dagelijksbrood.nl € 17,95 per stuk (inclusief verzendkosten)

Back To Top