Ga naar hoofdinhoud

Het is al meer dan vijftig jaar geleden. Ik was nog een jochie, toen ik een keer met mijn vader bij het Dijkzichtziekenhuis in Rotterdam kwam en een bronzen beeld zag van een man die iemand op een ezel tilt. Het was de Barmhartige Samaritaan die de zwaar gewonde man naar een herberg brengt (Lc. 10, 25-37). Als kind hoorde ik dat verhaal, een boeiend verhaal, over rovers, over een gewonde, over mensen die niet helpen en over één die wel helpt. De wetgeleerde aan wie Jezus deze parabel vertelt, vraagt zich af hoever een mens moet gaan; hanteert God een minimum waar mensen aan moeten voldoen? Het antwoord van Jezus in het Evangelie is direct en eenvoudig: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste als uzelf”. “Doe dat en ge zult leven”.

Daar hebben we de radicale Jezus. Wil je echt God dienen, meen je dat? Dan is er maar één weg en die weg vraagt alles, die slokt heel de mens op, met hoofd, hart en lijf, met tijd en energie. Dat is doen wat God vraagt, thuis en op het werk, als je jong bent en als je oud bent, van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat.

Het klinkt in zekere zin eenvoudig, maar wie het probeert, ervaart hoe moeilijk dat vaak is. Ik kijk altijd met bewondering naar zusters en broeders, verpleegkundigen in ziekenhuizen en verzorgingshuizen, of zij die extra zorgtaken hebben voor kinderen of familieleden. Er zijn mensen die lange tijd een zieke of zorgbehoevende jongere of oudere nalopen. Zo gebeurt er veel goeds, vaak amper zichtbaar.

Toch gebeurt het nog geregeld dat er mensen dagenlang dood thuis zitten of liggen, zonder dat iemand het weet. Hoe kan dat? Iedereen in Nederland heeft toch buren, de meesten vlakbij, sommigen iets verder weg. Misschien zijn die buren wel mensen die heel actief zijn in verenigingen of bij familie en bekenden. Met alle drukte en inzet kan de nood naast de eigen deur soms gemakkelijk verborgen blijven. Onlangs hoorde ik over een echtpaar dat uit elkaar ging terwijl ze heel wat jaren getrouwd waren. Had niemand dat zien aankomen? Soms komt zoiets voor de omgeving als een donderslag bij heldere hemel. Hebben ze ergens om hulp gevraagd of was het toen al te laat? Meestal voelen mensen in de directe omgeving zich onmachtig om iets te doen en staan ze met lege handen. Zou het mogelijk zijn om als geloofsgemeenschap, als parochie iets te doen? Met Gods hulp heb je tenslotte meer te bieden.

Hoe gaat het in onze nabije omgeving? Zijn er bij ons geen eenzamen? Geen mensen die gebaat zijn bij vriendschap, sympathie en oprechte aandacht? Als wij bij dat gesprek hadden gestaan tussen Jezus en de wetgeleerde, wat hadden wij dan gedacht? Door het Evangelie staan wij erbij. We horen het nog steeds. De vraag is daarom: Naast wie kan ik staan anno 2016? Gods gebod is je naaste liefhebben als jezelf. Dan blijft het niet bij een mooi bronzen standbeeld, dan worden wijzelf de naasten zoals Jezus bedoelt. Dan ontvangen we niet alleen het eeuwige leven na de dood, dan zetten we hier en nu al de eerste stappen naar Gods Koninkrijk.

Pastoor Michel Hagen

Back To Top