Ga naar hoofdinhoud

Onlangs zag ik een automobilist met autopech; maar de man leunde ontspannen tegen zijn auto met een mobieltje aan zijn oor. Ongetwijfeld belde hij één van de hulpdiensten. Ik reed door met de gedachte dat het wel goed zou komen. Lang leve de hulpdiensten; maar hulp aan de naaste wordt er wel minder door. In hoeverre hebben wij in onze tijd naastenliefde georganiseerd en uitbesteed? Is het zo ook niet met de gastvrijheid? Overal zijn hotels en restaurants. Het is niet meer nodig om als Abraham en Sara wildvreemden welkom te heten en van eten en drinken te voorzien.

De politiek discussieert in onze tijd over zorginstellingen en mantelzorg. Maar of je nu beroeps bent of mantelzorger, of je werkt als monteur bij de pechhulpdienst of dat je een handige buurman of buurvrouw bent; iedereen kan de naaste welkom heten op een bijzondere manier. Dat voorbeeld geven Abraham en Sara en Martha en Maria. De vraag hierbij is: Wie ontvang je? In de brief aan de Hebreeën lezen we dit: “De broederlijke liefde moet blijven. En vergeet de gastvrijheid niet; door haar hebben sommigen zonder het te weten engelen onthaald. Denk aan hen die gevangen zijn alsof u met hen in de gevangenis zat, en aan hen die mishandeld worden als aan mensen die zelf ook een lichaam hebben (Hebr. 13 1-2).”

Toen Abraham God ontving, herkende hij de Heer die bij Hem te gast kwam. Die ontmoeting betekende de vervulling van Gods belofte. Jezus kan ook in ons midden zijn zonder dat we Hem herkennen. Dat leert ons de geschiedenis van de Emmaüsgangers: Hij liep met hen mee, maar “hun ogen waren niet bij machte Hem te herkennen (Luc. 24, 15-16).” Het is voor Christenen altijd een kunst en een genade geweest in de vreemdeling, in de gevangene, in de mens die hulp nodig heeft, God zelf te herkennen. In de Eucharistie leren wij de Heer te herkennen in de ander naast ons in de bank, in de lectoren en misdienaars, de priesters en de diakens, de kosters en de koren. Wat wij doen voor God en elkaar wordt één Brood dat ons voedt, omdat Christus er Zelf in aanwezig is. Wanneer we de Heer zo in de Kerk hebben herkend, en in dat geheim van Brood en Wijn, dan kunnen we hem ook herkennen in de naaste in de buurt, op het werk, tussen de vrijwilligers in de kerk, of soms juist heel dichtbij, in man, vrouw en kinderen. Jezus zegt het ons: “Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een van deze kleinen onder mijn broeders en zusters, hebt gij voor Mij gedaan (Mat. 25, 40).”

Wanneer wij Christus herkennen en Hem leren liefhebben; dan leert Hij ons alle mensen lief te hebben met een nieuwe liefde, een liefde die ons boven onszelf doet uitstijgen, een liefde die ons kracht, moed en geduld geeft. De dienst aan de naaste wordt zo een liefdesdienst aan God. Die liefde bouwt op, die liefde voedt, verzorgt, behoedt, en geeft veiligheid. Gastvrijheid en zorg voor de naaste vloeien direct voort uit het gebod: “Hebt uw naaste lief als u zelf.” Ons hart wordt dan een gastvrij huis, dan zijn we soms Martha en altijd Maria, dan zijn we als Abraham en Sara en ervaren de vervulling van de belofte; God in ons huis, Christus in ons hart, Gods Koninkrijk nabij.

Pastoor Michel Hagen

Back To Top