Ga naar hoofdinhoud

Soms kom je uitspraken tegen over ons bestaan als mens. Descartes had al zijn versie: ‘Cogito ergo sum’; ‘Ik denk, dus ik ben’. In 2010 verscheen een boek van Dick Swaab: ‘Wij zijn ons brein’. Over dat boek is al veel geschreven en zou nog wel meer te schrijven zijn, maar dat kan een andere keer. Zo las ik ooit de stelling: ‘Je bent wat je eet’. Het kon niet uitblijven of er volgden allerlei combinaties zoals: ‘Ik eet, dus ik besta’.

Nu is het niet verkeerd om van tijd tot tijd met een kwinkslag deze gedachtespinsels te bezien. Veel van die schijnbaar absolute uitspraken blijken al na korte tijd helemaal niet zo absoluut te zijn. Toch mogen ze ons altijd aan het denken zetten. Ben ik alleen maar brein, ben ik meer? Wat ligt er vast na mijn geboorte, wat kan nog ontwikkelen?

Juist dat laatste is extra interessant. Wat kan zich nog wel en wat kan zich niet meer ontwikkelen? Heel pedagogisch Nederland weet inmiddels hoe belangrijk educatie is; voorlezen, vertellen, praten en lezen met je kinderen. Daarom zou ik de volgende stelling aan het rijtje willen toevoegen: ‘Ik ben woord’. Hoe zou mijn geest zich kunnen ontwikkelen zonder woorden, symbolen en taal? Dat geldt ook voor ons geloof. De Evangelist Johannes heeft ongetwijfeld ook iets in deze richting bedoeld toen hij schreef: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.”

Nu doet zich het opmerkelijke verschijnsel voor, dat er in brede lagen van de bevolking heel weinig over geloof en geloven wordt gesproken en nog minder rechtstreeks tot God wordt gebeden. Hoe kan mijn geest worden gevoed , hoe kan mijn religieuze geest zich ontwikkelen? Hoe kan mijn verstand scherp blijven op dit terrein, als ik geen woorden heb.

Herman Finkers maakte in zijn programma ‘Liever dan geluk’ een interessante opmerking toen hij zei: “Heel veel mensen willen hun kinderen geen geloof bijbrengen omdat ze niet willen indoctrineren, maar dat is hetzelfde als dat je niet tegen kinderen praat, zodat ze later zelf hun taal kunnen uitkiezen. Je moet toch eerst leren geloven om te zeggen nou dat doe ik niet meer, of, ik pak een ander geloof.” Finkers zegt hier iets heel waars. Voor hem als kunstenaar valt een deel van onze cultuur weg, omdat de symbolen niet meer verstaan worden. Voor het geloof is het niet anders.

‘Ik ben … woord’. Een woord kan opbouwen en afbreken, een woord kan genezing brengen en een woord kan geweld zijn, een woord kan helpen en ondermijnen, inspireren of angstig maken. Een woord brengt iets van mij over naar de ander en van de ander over naar mij. Een woord kan ideologie worden, hele bevolkingsgroepen in de greep krijgen en levens verwoesten. Een woord kan mijn geest voeden en mijn gevoel voor kunst, net als schilderijen en andere kunstwerken.

Naarmate we beseffen hoe belangrijk een goed woord is, verstaan we beter hoe nodig het is om Gods Woord te bestuderen en na te volgen. Door Gods Woord te doen zullen wij eens kunnen zeggen: “Ik ben Woord”.

Pastoor Michel Hagen

Back To Top