Ga naar hoofdinhoud

Afgelopen dinsdag hoorden we het Evangelie waarin Jezus ons het Onze Vader leert. Het is het gebed van alle Christenen wereldwijd, dat allen samenbindt en allerlei verschillen overstijgt. Toch is dat gebed niet voor iedereen altijd even duidelijk. Dat heeft te maken met de wensvorm: ‘worde’, ‘kome’, ‘geschiede’. Zo wordt in het gewone taalgebruik nog amper gesproken. Bij de Eerste Communie voorbereiding merk ik dat veel kinderen deze vorm in het Onze Vader niet begrijpen en moet ik het omzetten naar spreektaal.

Het probleem is bekend. In de Nieuwe Bijbel Vertaling (NBV) is het zo opgelost: “Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden …” Een andere mogelijkheid is: “Onze Vader in de hemel, moge uw naam geheiligd worden, moge uw koninkrijk komen, moge uw wil geschieden op aarde zoals in de hemel.” Al lezend, vallen plotseling kleine verschillen op. Bij dat “laat uw Naam geheiligd worden”, lijkt het of we de verantwoordelijkheid meer bij God leggen dan bij onszelf dan wanneer we bidden: “Moge uw naam geheiligd worden”. Maar daar heb je nog steeds een wensvorm. Je kunt ook zeggen: “Wij bidden dat uw Naam geheiligd wordt, dat uw Koninkrijk komt, dat uw Wil gebeurt op aarde zoals in de hemel”. Maar drukt dat precies uit wat er in het Grieks staat?

Het valt niet mee om de juiste woorden te vinden. Veel vertalingen laten daarom de klassieke vorm staan: ‘Uw Naam worde geheiligd’, ‘uw Koninkrijk kome’, ‘uw Wil geschiede’. Toch is het wel belangrijk dat we het weten uit te leggen en zelf ook goed verstaan. Gods Naam wordt immers nog niet geheiligd, zijn Rijk is nog niet definitief gekomen en zijn Wil geschiedt nog niet op aarde zoals in de hemel. We bidden dat dit wel werkelijkheid wordt. Daarbij stelt Jezus in zijn gebed het belang van God op de eerste plaats. Daarna komt het belang van de mensen. Hij hanteert dezelfde opbouw als in de tien geboden en bij het dubbelgebod dat Hij ons leert: Wanneer Jezus ons het dubbelgebod leert, gebruikt Hij dezelfde tweedeling: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht. Het tweede is: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf (Marcus 12, 30-31).” Eerst onze relatie met God goed houden en dan (van daaruit) de relatie met de mensen.
Jezus leert ons zo om niet te vertrekken bij ons eigenbelang, maar altijd te bidden vanuit die liefdesrelatie met God en in de juiste verhouding met God. Daarmee erkennen we dat Gods wil uitstijgt boven alle belangen die wij kunnen hebben. Zo bad Jezus ook in de Hof van Olijven: “Abba, Vader, … voor U is alles mogelijk; laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet wat Ik, maar wat Gij wilt.” (Marcus 14, 36).”

In het Onze Vader leert Jezus ons zijn levenshouding, zoals hij dat ook op een ander moment zegt: “… zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid; dan zal dat alles u erbij gegeven worden (Matteüs 6, 33). Iemand die zo bidt en zijn leven ook zo inricht, treedt in Jezus’ voetspoor, die bidt als kind van God met de woorden van Gods Zoon. Goed om bij stil te staan, zeker in deze Veertigdagentijd.

Pastoor Michel Hagen

Back To Top