Ga naar hoofdinhoud

In de geschiedenis van het Jodendom en het Christendom speelt de woestijn een grote rol; weg van het stadsleven met de paleizen van koningen, met de theaters en arena’s, met de handel en het amusement. In de woestijn is het mogelijk terug te keren naar God. We zagen het bij Mozes die met het volk veertig jaar door de woestijn trok. We zien het bij Jezus die zich veertig dagen terugtrekt om zich te bezinnen voordat hij aan zijn zending begint. In de eerste eeuwen zien we het ook bij de woestijnmonniken die eenzelfde beweging maken. Daar in de woestijn gaan ze de demonen te lijf die zich in hart en geest hebben genesteld. Hedendaagse kloosters scheppen een eigen “woestijn” en geven hun leven zo vorm dat zij zich kunnen richten op de kern van het bestaan; de eredienst en de dienst aan de naaste.

In de afgelopen eeuwen bestond het fenomeen van de zuilen. Daarin kunnen we een poging zien om midden in de wereld een eigen domein te scheppen, waar niet de samenleving met al haar invloeden overheerst. Een domein waar gelovigen zich kunnen richten op de kernwaarden van het bestaan; de liefde voor God en de naaste, het wandelen met God. Gelovigen van alle tijden ervaren die spanning tussen de wereld en Gods Koninkrijk. Guido Gezelle schreef anderhalve eeuw geleden: “Gij badt op enen berg alleen, en… Jesu, ik en vind er geen waar ‘k hoog genoeg kan klimmen om U alleen te vinden: de wereld wilt mij achterna, alwaar ik ga of sta of ooit mijn ogen sla; …”

Wat je in de woestijn overkomt, kunnen we lezen in het boek Exodus. Het volk begint te morren en te klagen: We missen de groenten en het fruit, het brood en het vlees; dat manna is eentonig en voedt amper. Tegenover de woestijn staat de wereld die zich kenmerkt in overdaad. Het volk dacht terug aan Egypte, daar leefde het wel in slavernij, maar het deelde ook in de overdaad van de vruchtbare Nijl.

Wanneer de Joodse priester Mattathias (het boek van de Makkabeeën) ziet hoe de Griekse cultuur gaandeweg alle gelovige besef van het Joodse volk wegvaagt en hoe de gewoontes van het volk, waarin gelovige waarden worden doorgegeven, stuk voor stuk worden verboden, kiest hij voor de woestijn. Liever weg uit de overdaad, als die overdaad betekent dat je de kern van je bestaan verliest. Jezus zegt hierover: “Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen leven? (Mc. 8,36)”

Wie in deze wereld leeft, kan het gevoel krijgen zichzelf en anderen tekort te doen, als je niet met alles meedoet. Of die overdaad nu het voedsel betreft of het amusement, of het gaat om de overvloed aan nieuwsberichten of allerlei andere prikkels, op één of andere manier wordt de suggestie gewekt dat je aan alles mee moet doen, omdat je anders niet echt zou leven en er niet meer bij hoort.

Misschien kunnen wij van de priester Mattathias leren om bewust voor een stuk woestijn te kiezen en kunnen we van de kloosters leren om zelf een stukje woestijn te scheppen waar we zelf de maat voeren in die enorme overdaad die de wereld ons aanbiedt. Zo kunnen we weer echte tijd vinden voor God en elkaar. De woestijn is heilzaam, ja zelfs hard nodig.

Pastoor Michel Hagen

Back To Top