God verlangt ernaar om goed te doen. Hij is vooral bekommerd om hen die het minder hebben getroffen. Dit laat Jezus ons vandaag zien met zijn parabel over de werkers in de wijngaard.
Gods goedheid en Gods barmhartigheid is onnavolgbaar voor ons al te aardse verstand, die druist in tegen ons idee over rechtvaardigheid, maar die is tegelijk o zo weldadig als het ons eigen leven betreft.
In deze tijd met een stroom van vluchtelingen mogen wij denken aan Jezus die vluchteling was in Egypte. En hieraan: dat wie een kind, een kleine mens, een vluchteling, een kind van God, opneemt in zijn Naam, Jezus Zelf opneemt.
Gods goedheid overtreft ons gevoel van rechtvaardigheid. Jezus houdt ons een spiegel voor met de werkers van het elfde uur. Hoe barmhartig ben ik voor mijn naaste? Wanneer krijgt jaloersheid of afgunst grip op mij?
God gunt een dagelijkse boterham aan talentvolle harde werkers en mensen die altijd net te laat komen. Als dit in ons hart weerstand oproept, dan zijn wij nog niet vrij zijn en hebben wij nog geen innerlijke vrede.